Het Spui opnieuw ingericht

Maandenlang heeft het Spui opengelegen. Langzaam maar zeker kwam een nieuw ingericht pleintje tevoorschijn. Na de kritiek die geleverd is op de manier waarop de Nieuwmarkt en het Damrak/Rokin zijn "aangekleed", ook vanuit onze hoek, is er alle reden om eens goed naar het Spui te gaan kijken. In plaats van Disneyland-achtige kitscherigheid en schreeuwerigheid voeren hier rust en traditie de boventoon. Het lijkt erop dat hier sprake is van een ommekeer ten goede, waaraan wij niet onopgemerkt voorbij kunnen gaan.

Het Spui wordt door sommigen het mooiste pleintje van Amsterdam genoemd. Het is een door de tijd gevormde stedelijke ruimte met een rijke geschiedenis. Deze geschiedenis gaat ver terug en is nauw verbonden met die van het Begijnhof, waarvan een rijtje huizen met de achtergevels aan het Spui staat. Zoals op zoveel plaatsen in de Middeleeuwse stadskern was ook hier water: het Spui is een niet gegraven zijtak van de Boerenwetering naar de Amstel (Rokin). Het water vormde tot 1425 de zuidgrens van de stad, samen met de nog bestaande Grimburgwal. De stadsvest werd verdedigd door een schiltramige, een hek- en paalwerk langs het water. De Begijnen hadden de moerassige grond langs het water aangeplempt met puin en zand. Op 15 april 1417 werd met de stad afgesproken dat de Begijnen een pad van 14 voet breed (bijna 4 meter) zouden aanleggen langs de zuidzijde van het Begijnhof, zodat de Rozenboomsteeg werd verbonden met de Nieuwezijds Voorburgwal. Daartegenover moest de stad zich verplichten "om te allentijde het gehele zuidelijke erf, tussen Hof en Schiltramige onbebouwd te laten en zo iemand daarop getimmerte zou aanbrengen, hem aanstonds daarvan te verwijderen". (*1) De Begijnen behielden daardoor een vrij uitzicht vanuit hun huizen. Aan deze afspraak heeft het Spui haar bestaan te danken.

Boekenmarkt op het Spui

Het Spui was dus een gracht die van het Singel naar de Amstel liep. Bij het Singel was een brede sluis, het Boerenverdriet, met een smalle doorgang tussen de huizen. Deze doorgang werd in 1754 verbreed en opnieuw in 1927 toen de doorgang zijn huidige breedte kreeg. Bij de Kalverstraat stond een stenen brug, de Osjessluis, waar oorspronkelijk een stadspoort had gestaan. Alleen langs het Begijnhof, van de Rozenboomsteeg naar de Nieuwezijds Voorburgwal was een kade en ook aan de andere zijde van het water tussen Kalverstraat en Singel. Op de plaats van café Esprit stonden pakhuizen in het water. Tussen de Kalverstraat en het Rokin waren geen kaden. Het moet een zeer schilderachtig gezicht zijn geweest. In 1882 werd het water gedempt en kreeg het Spui zijn huidige vorm. In 1904 verscheen er een houten gebouwtje, een stationnetje van de Haarlemse tram, maar dit heeft maar tien jaar geduurd. Daarna bleef het pleintje leeg, totdat het in aanzien verder achteruitging als parkeerplaats voor auto's. De ommekeer kwam met de restauratie van het Begijnhof in 1983/87. Deze had een uitstralingseffect op de directe omgeving. Het Spui werd met paaltjes voor auto's ontoegankelijk gemaakt. Een zwarte bladzijde uit de geschiedenis van het Spui was een lelijk kunstwerk bestaande uit op elkaar geplaatste kubussen. De bewoners van het Begijnhof klaagden over geluidsoverlast, omdat er voortdurend op deze kubussen werd getrommeld. Bovendien werd het object, waaronder een verdiept gedeelte was gemaakt, als openbaar toilet gebruikt. Het kunstobject werd uiteindelijk verwijderd.

Het Spui was in de loop van de jaren een chaotisch plein geworden, waar allerlei instanties zonder onderlinge coördinatie straatmeubilair hadden geplaatst. Het plein was ook sterk opgedeeld: iedere zone (voetgangers, fietsers, tram en auto's) had haar eigen bestrating en vorm, nog eens versterkt door de afscheiding met paaltjes. De huidige herinrichting van het historische pleintje is een uitvloeisel van het beleid het stadshart autoluw te maken en de op de auto heroverde openbare ruimte hoogwaardig in te richten. Het autoverkeer wordt zoveel mogelijk beperkt tot de zgn. "stadshartlus": een circuit met eenrichtingsverkeer gevormd door Rokin, Damrak, Prins Hendrikkade, Spuistraat en Singel. De verbinding tussen het Spui en het Rokin werd van de ene dag op de andere afgesloten, een historisch feit dat met een enkel paaltje werd gerealiseerd. Het Spui is hierdoor vrijwel autovrij geworden.

In opdracht van Stedelijk Beheer werd door Simon Sprietsma (30) van de Dienst Ruimtelijke Ordening een ontwerp gemaakt. Kosten: 4,5 miljoen gulden. Zijn plan sloot aan bij de uitgangspunten van de nota "Ruimte voor Kwaliteit" van wethouder Ter Horst: de openbare ruimte moet mooier, schoner en leger worden. Dit betekent minder paaltjes, betonnen banden, straatmeubilair, verkeersborden en buitenreclame. Wist u dat er in de binnenstad 100.000 paaltjes staan? Zonder die paaltjes ziet de binnenstad er veel mooier uit. Kijk maar eens in de Goudsbloemstraat, waar onlangs een verhoogd trottoir zonder Amsterdammertjes is teruggekeerd. Dit experiment is op het nieuw ingerichte Spui voortgezet. Er staan nauwelijks paaltjes. Al het straatmeubilair is verwijderd en dat wat er is teruggekomen, is naar de zijkanten verplaatst. De eenheid van het pleintje is vergroot doordat de door de trambaan van elkaar gescheiden gedeelten zijn bestraat met dezelfde granieten keitjes. Zelfs de verkeersstroken langs de trambaan zijn in hetzelfde materiaal uitgevoerd, een unicum in Amsterdam. Hierdoor is de ruimtelijke eenheid versterkt en is de vorm die vroeger door het water werd beheerst, weer zichtbaar gemaakt. In het oorspronkelijke plan zou het middenstuk vóór het Begijnhof leeg blijven (op de bomen na), maar uiteindelijk is er toch een kunstobject gekomen, een geschenk van de Universiteit van Amsterdam aan de stad: drie opengeslagen boeken, uitgevoerd in donker natuursteen. Deze drie voorwerpen zijn quasi-nonchalant over het pleintje verspreid en vormen een onhandig, door hun geringe hoogte misschien zelfs gevaarlijk obstakel voor menig voetganger. Jammer, het ware beter geweest de ruimte leeg te laten.

Historische lantaarn op het Spui

Zonder meer positief is de grondgedachte van het plan, een rustige invulling van een historisch pleintje dat met zijn monumentale bebouwing (het Maagdenhuis, de Oude Lutherse Kerk en de achtergevels van het Begijnhof) mooi genoeg van zichzelf is. Zodoende is niet gekozen voor de opzichtige Engelse klinkers van het Kalverstraat-gebied, maar lichtgrijze granieten keitjes (in het middengebied) en traditionele klinkers van waalformaat (aan de zijkanten). Het is te hopen dat hiermee het einde van de "betonklinker" is ingeluid. Met dit lelijke materiaal zijn al onze grachten bestraat. Ook is in plaats van het opzichtige Disneyland-achtige straatmeubilair van Nieuwmarkt en Damrak/Rokin gekozen voor kwalitatief goed meubilair. Langs de gevels zijn antieke lantaarns geplaatst. In sommige van deze antieke lantaarns is een schijnwerper ingebouwd, zodat hiervoor geen extra mast hoeft te worden geplaatst. Deze lantaarns verlichten dan ook de monumentale gevels. Niet onvermeld mag blijven dat op het middengebied langs het fietspad moderne lantaarns staan. Nieuw voor Amsterdam is dat deze verlichting werkt volgens de reflectie-methode: het licht van de lampen wordt gereflecteerd door een elegant gevormde plaat. Hierdoor worden de keitjes fraaier verlicht, zeker als het juist geregend heeft. Het opvallende van de moderne masten is dat ze zo onopvallend zijn. En zo hoort het ook in een historische en monumentale omgeving.

Het moet gezegd: het Spui is fraai geworden. Een ieder kan nu met eigen ogen aanschouwen dat de keuze voor een fraai ingerichte stad, met respect voor de historische omgeving, tevens een keuze voor een autoluwe binnenstad is. Immers, nadat de openbare ruimte op de auto is heroverd kunnen ook de gevolgen van het autoverkeer worden opgeruimd: de profilering, signalering, parkeerruimte, etc. Het is wel te hopen dat de gemeente beseft dat het verwijderen van paaltjes etc. gepaard moet gaan met een handhavingsbeleid: als foutgeparkeerde auto's niet worden weggesleept, staat de ruimte in een mum van tijd weer vol met blik. De belangrijkste conclusie is dat de gemeente best goed met de historische binnenstad kan omgaan, als zij maar wil.

Walther Schoonenberg

Voetnoten:
1. Zie: Ons Amsterdam jaargang 21, blz. 307.

(Uit: Binnenstad 159, aug. 1996)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.