Een siermotief van Hendrick de Keyser

Opvallende kopjes boven de ramen van Oost-Indisch Huis

‘Het masker tussen voluten’. Het lijkt op de titel van een detectiveverhaal, maar het is een siermotief dat Hendrick de Keyser gebruikte. De vroegste toepassing is te vinden boven de ramen van het Oost-Indisch Huis. Carla Rogge geeft een overzicht van deze kunstvorm uit de Hollandse Renaissance.
De binnenplaats van het Oost-Indisch Huis, gevel uit 1606

Tot de belangrijkste architecten van de Hollandse Renaissance van het eind van de 16de en de eerste decennia van de 17de eeuw behoort Hendrick de Keyser (1565-1621), een veelzijdig man die zich in 1591 vanuit Utrecht in Amsterdam vestigde en daar niet alleen verschillende gebouwen heeft ontworpen die nog altijd door velen worden bewonderd, maar tevens een beroemde beeldhouwer was met een groot atelier. Het zal dan ook niemand verbazen dat in veel van zijn bouwwerken een plaats is ingeruimd voor beeldhouwwerk. Te denken valt aan de bekende gebeeldhouwde poortjes en aan het beeldhouwwerk aan de torenbekroningen.
Maar er is ook beeldhouwwerk van bijzondere aard op andere plekken. Ditmaal aandacht voor het ‘kopje tussen voluten’, een siermotief dat voorkomt aan een gevel uit 1606 aan de binnenplaats van het Oost-Indisch Huis aan de Oude Hoogstraat in Amsterdam (thans al weer vele jaren in gebruik bij de Universiteit van Amsterdam), en wel in de boogvelden boven de ramen van de begane grond. De gevel uit 1606 is de gevel aan de zuidzijde van de binnenplaats. De andere gevels, in dezelfde stijl en met dezelfde soort decoratie boven de ramen, zijn later toegevoegd.

Boogvelden

Wanneer we erop letten, waar men aan gebouwen veelvuldig versieringen aantreft, dan blijken er bepaalde plekken zijn, die men door de eeuwen heen graag van decoratie heeft voorzien. Te denken valt aan de diverse soorten topgevels, maar ook aan ingangspartijen. Tot de bekende locaties waar in het verleden nogal eens versieringen werden aangebracht, behoren ook de boogvelden boven de ramen. Dat was al zo ten tijde van de gotiek, met haar spitsboogvelden en later ook accolade- en korfboogvelden, en dat bleef zo in de tijd van de Hollandse Renaissance, toen rondboog- en segmentboogvelden in zwang kwamen. De decoratie kan worden aangebracht op allerlei manieren, bij voorbeeld door siermetselwerk of met behulp van beeldhouwwerk. Beide mogelijkheden kwamen ten tijde van de Hollandse Renaissance voor. Overigens was het niet zo dat ten tijde van de gotiek of van de Hollandse Renaissance steeds alle boogvelden boven alle ramen werden voorzien van decoratie. Verreweg de meeste velden werden niet versierd, en zelfs aan één pand kan sprake zijn van boogvelden met en zonder versiering.

Diverse modellen

Boogvulling met mannenhoofdje Boogvulling met vrouwenhoofdje

Tot de bekendste modellen gebeeldhouwde vullingen voor boogvelden boven de ramen ten tijde van de Hollandse Renaissance behoren de schelpvormen. Ook in Amsterdam komen zij voor, o.a. aan het huis ’s-Hertogenbosch op de hoek van de Dam en de Pijlsteeg (1632). Hendrick de Keyser heeft dit type boogveldvulling boven ramen eveneens toegepast, echter voor zover bekend niet aan zijn Amsterdamse werken, maar wel aan een van zijn beroemde werken buiten Amsterdam, namelijk het Delftse stadhuis (1618-1620).
Er waren ook minder bekende modellen in zwang in die periode. Eén daarvan is het ‘kopje tussen voluten’, ook wel aangeduid als ‘masker tussen voluten’. De vroegste gedateerde toepassing van dit siermotief die mij bekend is, vinden we aan het beroemde voormalig Oost- Indisch Huis in Amsterdam, en wel aan de door Hendrick de Keyser ontworpen zuidelijke binnenplaatsgevel uit 1606.
Het siermotief ‘kopje tussen voluten’ dat als boogveldvulling dienst doet boven diverse ramen van het Amsterdamse Oost-Indisch Huis, bestaat uit een kopje, omgeven door bandwerk dat links en rechts uitloopt in een neerwaarts gebogen, naar binnen krullende voluut. De krullen zijn voorzien van enig bladwerk. De kopjes zijn niet allemaal gelijk: er zijn afwisselend mannenhoofdjes (met baarden) en vrouwenhoofdjes toegepast.

Vredeman de Vries

Wanneer men zich afvraagt, waarop Hendrick de Keyser zich gebaseerd kan hebben bij zijn ontwerp voor het siermotief voor de boogvullingen boven de ramen, komt men terecht bij de destijds veel geraadpleegde prenten van een wat oudere ontwerper van de Hollandse Renaissance: Hans Vredeman de Vries (1521-1606) uit Leeuwarden. Tot zijn bekende werken behoort de bundel Variae architecturae formae, voor 1601 voor het eerst in druk verschenen. Daarin staan twee ovale prenten met vergelijkbare, maar niet identieke siermotieven, die deel uitmaken van een reeks van 20 al eens eerder uitgegeven bladen, namelijk in 1560/1562. De ene prent (nr. 6) laat als hoekvulling twee naar binnen krullende voluten zien, met daar tussen een halve bol, de andere prent (nr. 7) laat twee naar buiten krullende voluten zien, waartussen een kopje. Voor de boogvullingen boven de vensters van het Oost-Indisch Huis combineerde Hendrick de Keyser elementen uit beide vlakke siermotieven tot een nieuw plastisch geheel en voegde aan de voluten bladmotieven toe, die het geheel een extra rijke uitstraling geven. Hendrick de Keyser heeft de prenten van zijn oudere tijdgenoot Vredeman de Vries zeker gekend en wellicht hebben zij ook wel eens persoonlijk ontmoet. Vredeman de Vries, die in zijn lang leven veelvuldig in het buitenland verkeerde (hij werkte o.a. in Antwerpen, Hamburg en Danzig), woonde namelijk in 1601 enige tijd in Amsterdam en daarna in Den Haag.

Verbreiding

Er zijn in ons land nog diverse andere gevels in Hollandse Renaissance-stijl aan te wijzen, waar het siermotief ‘kopje tussen voluten’ werd toegepast als vulling van boogvelden, zij het wat soberder. Al deze voorbeelden stammen uit de eerste helft van de 17de eeuw, maar zijn wat jonger dan het Amsterdamse Oost-Indisch Huis. Verondersteld mag dan ook worden, dat de ontwerpers van de desbetreffende gevels geïnspireerd werden door het siermotief van het bij velen bekende Oost-Indisch Huis in Amsterdam.
De vroegst bekende gedateerde navolging buiten Amsterdam ontstond in Alkmaar, namelijk aan het nog bestaande Huis met Schopjes aan het Luttik Oudorp 110 (1607). Acht jaar later werd een vergelijkbaar siermotief in Alkmaar nog eens toegepast in het boogveld boven het raam van het wachtlokaal van de in het begin van de 19de eeuw afgebroken Friese Binnenpoort (1615).
In Enkhuizen treft men een vergelijkbaar siermotief nog altijd diverse malen aan. Gewezen kan worden op de boogvelden boven de ramen van de Munt aan de Westerstraat (1611) en van het Weeshuis (1616). Een replica van die weeshuisgevel is sinds 1906 te vinden aan de Westerstraat 111.
In diezelfde periode, namelijk in 1614, werd in Hoorn een doelengebouw voor het Sint- Sebastiaansgilde gebouwd, waar in de boogvelden boven de ramen voluten werden toegepast met ‘kussenblokjes’ in plaats van kopjes.
Niet alleen in Holland, maar ook in Friesland vond het Amsterdamse werk van Hendrick de Keyser navolging. Dat gebeurde o.a. in 1635, dat wil zeggen al bijna 30 jaar na de bouw van het Oost-Indisch Huis in Amsterdam. In dat jaar werd aan de St. Jacobstraat 13 in Leeuwarden een pand gebouwd met een monumentale gevel in Hollandse Renaissance-stijl, voorzien van veel beeldhouwwerk. Boven de ramen bevinden zich boogvelden met verschillende gebeeldhouwde decoraties, waaronder het bekende siermotief ‘kopje tussen voluten’. Daar zijn echter geen mannen- of vrouwenkopjes toegepast, maar kinderkopjes op de eerste verdieping en engelenkopjes op de eerste zolder.

Verwant siermotief

Ofschoon men in Amsterdam al met de bouw van de Coymanshuizen naar ontwerp van Jacob van Campen aan Keizersgracht 177 in 1625 had kennis gemaakt met de nieuwe bouwstijl van het rustige Hollands classicisme, bleef er ook in Amsterdam nog tot in de jaren ’30 vraag naar bouwwerken en versieringen in de drukkere stijl van de Hollandse Renaissance. Een goed voorbeeld daarvan is het al genoemde huis ’s-Hertogenbosch uit 1632 op de Dam 11/ hoek Pijlsteeg. Hier vindt men niet alleen in de boogvelden boven de ramen van de tweede verdieping het bekende schelpmotief toegepast, maar ook in het boogveld boven het zoldervenster een siermotief, verwant aan dat van het Oost-Indisch Huis, met naar binnen krullende voluten. Hiertussen ditmaal geen kopje, maar een raap. Deze houdt de herinnering levend aan de toenmalige eigenaar, Adriaen Pietersz. Raep, die het huis in 1632 liet verbouwen en van een nieuwe gevel voorzien.

Carla Rogge

(Uit: Binnenstad 210, maart/april 2005)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.