Bringreves eerste opvallende acties dateren uit 1952. Hij had geheime notulen van een
vergadering van de Nederlandsche Bank gekregen. Daarin werd gesproken over de plannen
voor een groot nieuw hoofdkantoor aan de Turfmarkt. In Elsevier schreef hij er een serie
artikelen over die voor zoveel commotie zorgde dat de plannen niet doorgingen en de Bank
naar het Frederiksplein verhuisde. Brinkgreve oriënteerde zich goed voor zijn artikelen.
"Ik heb me op het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen over van alles en
nog wat laten informeren. Daar hoorde ik dat in de Wederopbouwwet stond dat gemeenten
grote financiële vergoedingen konden krijgen voor het verbreden van wegen. De ambtenaren
die ik sprak, zeiden dat die bepaling tot een ramp zou leiden. Ik vroeg waarom ze de minister
dan niet waarschuwden. Dat bleek te veel gevraagd. Toen heb ik besloten over dit soort zaken
te gaan schrijven. Schijterig waren die ambtenaren."
In 1982 zei Geurt Brinkgreve in een interview met Ben Kroon: "In de oude binnenstad moet meer plaats komen voor de maatschappelijke bovenlaag. Niet zozeer mensen met veel geld, maar mensen met een brede participatie in het maatschappelijk leven. Twintig jaar geleden hoopten we dat de particuliere investeringen op gang zouden komen, maar nu wordt die politiek verdacht gemaakt en tegengewerkt. Ten onrechte noemt men het verbouwen van pakhuizen tot appartementen schandelijke speculatie. Het loopt ook stuk door de hoge rente, door de onzekerheden over de fiscale aftrekken, het opdrogen van de subsidiestroom en door de hoge bouwkosten. Dat is zeer schadelijk voor de toekomst van de binnenstad. Daardoor wordt de kans om een vitale bevolkingsgroep naar de binnenstad terug te brengen nodeloos verspeeld."
In hetzelfde gesprek met Ben Kroon zei hij dat voor krakers maar ergens noodbarakken neergezet moeten worden. "Wie wil nog een student op kamers hebben? Men heeft door de sociale voorzieningen die inkomstenbron niet meer zo nodig. Een andere bedreiging van het goede samenwonen is de geluidsapparatuur, Hilversum 3, het geweldige mechanische lawaai dat tot ondragelijke proporties kan uitgroeien en waar oude en trouwens ook nieuwe huizen niet voldoende isolatie voor bieden. Het samenwonen van veel mensen in de steden was vroeger geordend in goede omgangsvormen, in egards van elkaar niet hinderen. Dat vereiste een mate van innerlijke beschaving, de echte burgerlijkheid in de oude opvatting van urbanitas, civilisatie. Dat hebben de steden de mensen geleerd en de noodzaak van deze omgangsvormen is nu nog even groot als voorheen."
"Het protest van bijvoorbeeld de provo’s had tot doel door een kille schijnorde heen te
prikken. Spot is daarbij een waardevol wapen. Wat wij nu zien is een manier van discussiëren,
die het conflict zoekt als doel op zich en die de autoriteit als zodanig bestrijdt uit een behoefte
om zichzelf waar te maken. Daar komt geen ironie of sarcasme aan te pas, maar humorloze
agressiviteit die niet luisteren wil, maar trappen. Kortom de slechte manieren als principe.
Wie niet mee wil gaan omdat hij deze manieren niet verstaat, is een reactionair, dat spreekt
vanzelf."
(Brinkgreve in 1980)
"Wie geen specialist is, past niet in een vakje en telt niet mee. Van elk specialisme wordt
daarom de belangrijkheid voortdurend bewaakt tegen indringers. Nu allengs grotere sectoren
van het culturele leven direct of indirect – via subsidies – in de invloedsfeer van de overheid
raken, worden bureaucratisering en specialistenallure levensgevaarlijk."
(Monumenten- of documentenzorg, brochure 1979)
"Met de wet in de hand kan de Rijksdienst voor de Monumentenzorg eigenaren van
geregistreerde monumenten het bloed onder de nagels uit treiteren door vergunningen voor
een bebouwing eerst twaalf maanden aan te houden, dan wijzigingen te verlangen, subsidie in
het vooruitzicht te stellen en daarna te vertellen dat de wetgever geen middelen ter
beschikking stelt."
(Monumenten- of documentenzorg, brochure 1979)
"Het beleid in de ons achterliggende periode heet nu chaotisch. De herbouw van geheel of
bijna gesloopte panden met behulp van fotografische gegevens wordt nu minachtend
veroordeeld. Men mag niet meer spreken van verminkingen die een gebouw in de loop der
tijd heeft ondergaan, het zijn nu sporen van de bouwgeschiedenis en die dienen te worden
gerespecteerd. Repareren en aanvullen van een half vergaan ornament is ineens verboden.
Men moet het restant met chemische middelen conserveren dan blijft het authentieke deel
tenminste intact."
(Monumenten- of documentenzorg, brochure 1979)
"Wie met verstand kookt, zo las ik laatst in een receptenboek, gooit geen resten weg. Die
passage schoot mij door het hoofd toen ik over de Weteringschans liep en keek naar de
domme kantoorblokken van de ‘nieuwe lelijkheid’, daarna naar het Rijksmuseum, de villa’s
aan de ene en de gevelwand aan de andere kant. Dan Paradiso, Hirschgebouw en
Stadsschouwburg. Zijn de architecten uit de tijd tussen 1870 en 1914 niet net zo bezig
geweest als de kok uit mijn kookboek? Zij waren meesters in restverwerking. In het
Rijksmuseum proeft men resten Gotiek en Renaissance, die villa’s zitten vol kruimels barok,
Paradiso is neo-romaans en in het Hirschgebouw is de kolossale orde van Palladio herkenbaar
en in de Stadsschouwburg de Hollandse Renaissance. Dat alles wordt tegenwoordig hoog
geprezen en met behulp van monumentenlijsten verdedigd.
Toch is het zaak dit niet zonder meer voor architectonische kwaliteit aan te zien. Daarvoor is
het element restverwerking toch te overheersend geweest. Ongetwijfeld waren er onder de
architecten van toen bekwame koks die kruidige ragouts wisten te bereiden uit wat zij uit
kunsthistorische plaatwerken oppikten. Maar een neo-romaans Paradiso staat toch wel op een
héél ander niveau dan een echt romaans kerkgebouw en vergeleken met de werken van
Palladio is Hirsch niet meer dan een slap aftreksel. Dat deze gebouwen tegenwoordig met
zoveel vuur worden verdedigd, komt omdat men er mee vertrouwd is en zich thuis voelt in
hun sfeer van wat rommelige gezelligheid, en de vrees dat wat er voor in de plaats zou kunnen
komen nog veel lelijker zal zijn."
(Drie maal Amsterdam, brochure 1981)
"Als er geen radicale koerswijziging komt, dan staat de gestalte der oude stad over twintig
jaar duidelijk voor ons: een stadsdeel waar de weinige, als monument bewaarde huisjes als
dwaze, doelloze museumstukken in de openlucht platgedrukt worden door de massa’s der
moderne zaken- en administratiepanden, een beeld van zinloze, doelloze miljardenvernieling
van de cityvorming waarheen Amsterdam op weg is."
(Gevecht om Amsterdam, lezing voor Amstelodamum d.d. 30 november 1954)
"Het kan een paar weken of een paar maanden duren, maar binnenkort komt het moment dat
de verdedigers van oud-Amsterdam, die thans voor het eerst misschien in de historie der
monumentenzorg tevens de voorvechters zijn van de modernste behoeften van economie en
verkeer, zich gegroepeerd hebben en als één geheel in actie komen."
(Gevecht om Amsterdam, lezing voor Amstelodamum d.d. 30 november 1954)
"Het stuk oud-Amsterdam waar eerst de kloosters stonden is voor één doel uitstekend
geschikt: voor universiteitswijk. Dan behoeft er niet één waardevol gebouw meer gesloopt te
worden. Dan kan men mettertijd de Burgwallen voor autoverkeer sluiten en stuk voor stuk de
huizen opknappen en geschikt maken voor nieuwe passende bestemmingen in universitair
verband: collegezalen of mensa, studentenhuizen, studentenkerk of laboratorium. Dan zou er
een kern van genezing zijn in de Amsterdamse binnenstad waarvan de gezondmakende
werking het vervalproces van de aangrenzende wijken zou kunnen stuiten."
(Alarm in Amsterdam, publicatie uit 1961)
"Heeft men zich op het Princenhof wel eens afgevraagd waarom Publieke Werken geen
prettige naam in de stad heeft? Begrijpt men dan niets van de bezwaren van de Amsterdamse
bevolking tegen een technische bureaucratie die eens en voorgoed haar plannen opstelt? Men
kan over de binnenstad niet redeneren als over een maagdelijk terrein. De unieke levendigheid
en aantrekkelijke vermenging van functies in de binnenstad is geen randverschijnsel van het
verkeer. Men moet kiezen voor het eigenlijke. Het massieve blok van de voormalige
Nederlandsche Handels Maatschappij is al erg genoeg. Een tweede blok zou dodelijk zijn."
(Raadsdebat over de bouw van de nieuwe bank in de Vijzelstraat, 1967)
"Wie betaalt een restauratie? Ja, dan richten we maar een stichting op, dan trekken we maar
weer aan de bel bij deze en gene. En dan boren we weer alle relaties aan in naaste en wijde
omgeving, tot overzee aan toe. We bespelen de subsidiepiano zo virtuoos als maar mogelijk
is. Enfin, dan staan we voor een hels karwei, maar zetten we onze schouders er niet onder dan
gaat een stuk monumentale Amsterdamse historie voorgoed verloren."
(Nieuws van de Dag, 8 juli 1978)
"Ze hebben van mij wel eens gezegd: die spreekt met zijn hart, niet met zijn gezonde
verstand. Ik geloof dat die mensen ongelijk hadden."
(Algemeen Handelsblad, 8 april 1967)
"Het eind van de twintigste eeuw heeft heel wat typisch eigentijdse aspecten waarop de
huidige generatie allerminst trots kan zijn. Zeer traditioneel is daarentegen de manier waarop
de gemeente en de projectontwikkelaars hun plan hebben doorgedrukt. Die manier volgt de
slechtste regententraditie van Amsterdam."
(Amsterdan verdient beter, publicatie uit 1997)
"De manier waarop het stadsbestuur omgaat met de status ‘Beschermd stadsgezicht’ van de
binnenstad kan me opwinden. Het is schijnheilig. Aan de ene kant doet het bestuur alsof het
trots is op die status, aan de andere kant neemt het beslissingen die tegen het beschermen van
het stadsgezicht ingaan. Het volume van die nieuwe bioscoop aan de Vijzelstraat had, als je
het Beschermd stadsgezicht serieus neemt, beperkt moeten worden."
(Binnenstad, september 2001)
"Raar, eigentijds chauvinisme is de kern van de discussie over hoe er in de oude stad mag of
moet worden gebouwd. De verantwoordelijke bestuurders, raadsleden, burgemeester en
wethouders kruipen bedeesd weg achter de gemeenplaats dat over smaak niet valt te twisten,
terwijl de chauvinisten van het ‘eigentijdse accent’ een monopoliepositie willen bereiken, c.q.
handhaven. Heel concreet gaat het om hun opdrachtenportefeuille en het rendement van de
opdrachtgever. Dat zegt men liever niet hardop. Wie durft te twijfelen aan de kretologie van
het eigentijdse maakt zich daarom schuldig aan geschiedvervalsing, historiseren,
openluchtmuseummentaliteit. Politiek en artistiek niet correct."
(Binnenstad, april 1996)
"Waarom die bezeten drang tot sloop en nieuwe megaprojecten? Antwoord: dat streelt de
ijdelheid van opdrachtgevers ‘met een groot bord voor hun kop met een klein gaatje erin’ en
het is profijtelijk voor de grote bouwbedrijven, inclusief de op publiciteit beluste architecten."
(Binnenstad, maart 1999)
"Terugkijkend naar de achttiende eeuw zie ik het plezier in mooie dingen misschien wel als
het belangrijkste kenmerk. De vorm moest stijlvol zijn, in kleding, huisraad en
omgangsvormen. Er werden veel dingen gedaan en gemaakt, die geen praktisch nut hadden.
Dat gebeurt nu ook, en in veel grotere omvang, zie de pretindustrie en het
relatiegeschenkenbedrijf. Toen kreeg een verdienstelijk man een fraai gedecoreerde eredegen,
of een kostbaar servies, of een gouden snuifdoos. Nu wordt er bij jubilea een kleurentelevisie
of een auto cadeau gedaan. Er hoeft niet eens meer over gedacht te worden: het technische
speelgoed geldt als de maatstaf van welvaart en aanzien. Er is geen maker meer, er is een
productieproces, ontleed in een reeks onpersoonlijke handelingen van werknemers die
vervangbaar zijn als machineonderdelen. Vooruitgang?"
(Het hart van Europa, publicatie uit 2002)
"Het massatoerisme demonstreert het verhaal van de geest uit de fles. Een kwalijk
bijverschijnsel is dat monumentenherstel direct wordt gerelateerd aan, om niet te zeggen
afhankelijk wordt gesteld van, de opbrengst van de bierpompen en verkommert tot
reclamekitsch. Dat is de ene lawinedreiging. De andere is het modernisme als een belangrijk
geloofsartikel in de catechismus van de heilige haalbaarheid, de privatisering van het
openbaar domein en het exclusief marktgericht denken, dat alles overgiet men met een saus
van luidruchtige, zelfverheerlijkende reclametaal. Daar is veel mee te verdienen, meer dan
met het zorgvuldige, tijdrovende, minutieuze herstelwerk dat ambachtelijke tradities van vele
eeuwen in leven houdt."
(Het hart van Europa, publicatie uit 2002)
(Uit: Binnenstad 211, mei 2005)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.