Amsterdamse gevelstenen

Gevelsteen DIE BLICKMANT

Tichelstraat 53, herinnering aan blekers

Het moet voor 1664 zijn geweest dat een fortuinlijke wasvrouw vijf huisjes in de Tichelstraat liet bouwen want in de Beschreibung der Stadt Amsterdam, welke Filips von Zesen in dat jaar publiceerde, noteerde hij bij een wandeling in de omgeving van het Karthuizerhof: “Maar voor wij van hier verder gaan moeten we nog de vijf stenen huizen bekijken, die in bovengenoemde Oude Tichelstraat, richting Anjeliersgracht, naast elkaar staan en in de gevels met stenen was- of bleekmanden versierd zijn. Deze huizen heeft een wasvrouw met wassen verdiend: daar zij, toen deze omgeving nog niet bebouwd was en slechts uit bleekvelden bestond, hier zoveel geld verdiende dat ze deze huizen met de genoemde, in steen gehakte wasmanden kon laten bouwen, als eeuwige herinnering aan haar spaarzaamheid”.
Gevelsteen DIE BLICKMANT, geheel dichtgeschilderd (foto: Hans Tulleners, 1971) Tijdens de restauratie, voorjaar 2005 Na herstel, najaar 2005

In 1868 treffen Van Lennep en Ter Gouw (De Uithangteekens etc., deel II, pag. 274 ) in de Tichelstraat nog twee huizen aan met een bleekmand in de gevel en nemen het verhaal van Von Zesen over de vijf huisjes met gevelstenen, over in hun eigen woorden.
Vandaag de dag is er in de Tichelstraat op nummer 51-53 nog slechts één gevelsteen met een mand. Het andere exemplaar, door Suasso in 1877 nog op nr. 59-61 vermeld als “een zwart overschilderde ben” (Van Dale: ben = tenen mand), werd in 1936 door het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap aangekocht als “een steen waarop een mand met ondefinieerbaren inhoud is afgebeeld en die tot onderschrift draagt D’Blickmant”. De juiste herkomst van het steentje was toen niet bekend (Jaarverslag KOG, 1937). In 1937 werd het steentje ingemetseld in de gevelstenenmuur in de Sint Luciensteeg.

Dat onze vlijtige bleekster in haar eentje haar nering dreef is onwaarschijnlijk. Het bleken van ruw linnen of garen, dat van zichzelf een gelige tint had, en bij het spinnen en weven ook nog vuil en vet werd, was een ingewikkelder en uitvoeriger bewerking dan de naam doet vermoeden. Het gehele 17de-eeuwse bleekproces van het binnengekomen materiaal verliep in ’t kort als volgt: merken, sorteren, wegen, logen, spoelen, wringen, besproeien, melken/zuren, spoelen, wringen, blauwen, drogen, wegen, verpakken en verzenden.

In 1614 waren de lakenramen en aanverwante bedrijven, waaronder enige blekerijen, verplaatst naar een terrein buiten de nieuwe wallen. De oude namen Raampoort, Raampad (een deel van de weg langs de Singelgracht), Bleekerssloot en het Lange en Korte Bleekerspad (ter hoogte van de huidige De Clercqstraat) zijn duidelijke verwijzingen naar deze bedrijven. Wellicht had onze bleekster daar een bedrijfje…?

De gevelsteen

In een anonieme Jordaanwandeling (typoscript uit 1944, archief VVAG) wordt vermeld: “Tichelstraat. Op no 53 is een gevelsteen ingemetseld zonder opschrift. De afbeelding stelt een pot of emmer voor met deksel”. Op een in 1967 genomen foto in het archief van de VVAG is te zien dat deze omschrijving wel begrijpelijk is. Het steentje is totaal dichtgeschilderd, van enige structuur van de mand is niets te zien en de tekst op de onderrand is egaal dichtgesmeerd en onleesbaar. In deze staat zal ook H.W. Alings in 1949 de steen gezien hebben, hij noemt namelijk geen tekst op de onderrand. Kennelijk is omstreeks 1970 het relief een beetje schoongemaakt want op een foto uit 1971 is in ieder geval het onderschrift duidelijk leesbaar. Een opname kort voor het herstel laat zien dat het relief toch nog – of weer – bedekt was door diverse, nu afbladderende lagen bentheim-kleurige verf waardoor de fijne structuur van het vlechtwerk onzichtbaar was geworden. Schoonmaak en plaatselijk herstel was echt wel nodig.
Koos van der Zwaal, beeldhouwer/steenhouwer met o.a. een opleiding oude verftechnieken, heeft deze klus op zich genomen. Al bij een eerste inspectie bleek dat onder de diverse verflagen het virtuoos gehakte, kenmerkende vlechtwerk van de bleekmand – met zijn brede voet en de extra kimmen, ter versteviging ingevlochten verdikkingen – nog gaaf en scherp aanwezig was. Na het afkrabben van de verflagen, waarbij enkele oude kleursporen te voorschijn kwamen, konden de kleine beschadigingen aan o.a. de bovenrand van de mand hersteld worden. Bij het polychromeren is voor de knoppen in de bovenhoeken en de tekst uitgegaan van de aangetroffen bruinroodachtige kleur. De kleur van de mand heeft Van der Zwaal ontleend aan vergelijkbaar mandwerk op 17de-eeuwse schilderijen.
De bleekmand op deze steen, gevuld met gewrongen lappen stof, klaar om naar het bleekveld gebracht te worden, staat op een kleine console los van de onderrand. Op deze manier heeft de steenhouwer voorkomen dat de mand een zwevende indruk zou maken.
De mand op het steentje in de Sint Luciensteeg staat ook op een console, net als een vergelijkbare gevelsteen in Leiden, Die Blickmant 1706, Hogewoerd 44.
Opvallend aan het gevelsteentje, en uniek voor Amsterdam, zijn de knoppen in de afgeronde bovenhoeken, een reminiscentie aan de grote spijkers waarmee een houten uithangbord aan de luifel bevestigd werd of aan de gevel werd gehangen.
In de bekende uitdrukking ‘Zonder blikken of blozen’ staat het woord blikken voor verbleken, bleek worden, zo is dus ook de tekst op de onderrand als ‘de bleekmand’ te lezen.

Onno Boers

Gebruikte literatuur:

  • Wim Post, De blekersfamilie Bijvoet in Bloemendaal, (1981).
  • Els de Baan, Termen en begrippen van de textielnijverheid uit heden en verleden, Leiden z.j. Annemarie Postma, Leiden gebeiteld, gevelstenen binnen de singels, (1993).
  • Wilg en Mand, Bulletin van de Stichting Wilg & Mand, (1993-2).

(Uit: Binnenstad 213, oktober 2005)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.