Interview met Winfred van de Put

Het politieke handwerk in een beschermd stadsgezicht

Winfred van de Put
Een gesprek met Winfred van de Put, die dagelijks op verschillende manieren bij de historische binnenstad van Amsterdam betrokken is. Hij is woordvoerder Monumenten voor de Partij van de Arbeid (PvdA) in de deelraad Amsterdam-Centrum, werkt bij het Allard Piersonmuseum en is archivaris bij het Gemeentearchief. Ook geeft hij colleges Mediterrane Archeologie aan de Universiteit van Amsterdam, zit hij in het bestuur van Amstelodamum en is hij redactievoorzitter van het maandblad en het jaarboek van dit genootschap.

Waardoor is je interesse in monumenten gewekt?
Ik heb eigenlijk altijd al een voorliefde voor geschiedenis en monumenten gehad. Misschien komt dat ook door mijn geboorteplaats Monnickendam, een mooi monumentenstadje. Het verbonden zijn met je eigen verleden, en dat van je voorouders, dat spreekt me aan. En … hoe meer je met monumenten te maken krijgt, hoe interessanter het wordt. Maar ik blijf een geïnteresseerde leek, want ik ben van huis uit archeoloog. Eigenlijk ben ik er via de politiek een beetje ingerold. Het eerste debat dat ik voor de PvdA organiseerde was in 1998 en ging over het wel of niet vestigen van een nieuwe Universiteitsbibliotheek op het Binnengasthuisterrein op de plaats van het gebouw van de voormalige Theaterschool, een rijksmonument. De toenmalige voorzitter van het College van Bestuur, de heer Sybolt Noorda, wuifde toen ten behoeve van de nieuwbouw van de bibliotheek met een elegant gebaar ook de sociale woningen die op het terrein staan van de kaart. Een historische vergadering.

Op dit moment is er discussie over de zogenaamde Van Houtenpanden. Waarom zijn deze panden belangrijk?

De gevels van cluster Schievink in de Rozenstraat
De Van Houtenpanden hebben hun eigen cultuurhistorische waarde. Ze staan er al zo’n 80 jaar, vooral in de Jordaan. Na de invoering van de Woningwet in 1902 werd hier veel gesloopt en toen kwam bouwinspecteur E. van Houten met het idee om historische geveltoppen bij de nieuwbouw te hergebruiken. Deze panden zijn van groot belang voor het beeld van de Jordaan.
De discussie is begonnen, omdat het Van Houtenpand Rozenstraat 72, een rijksmonument, op de nominatie staat om gesloopt te worden. Dit pand maakt deel uit van de cluster Schievink. De bedoeling is dat in deze cluster aan de kant van de Rozengracht zeven sociale huurwoningen, twee koopwoningen en op de begane grond winkelruimten gerealiseerd worden. Aan de kant van de Rozenstraat komen vijftien koopappartementen voor ouderen, voor een deel overigens met behoud van de bestaande bebouwing, vooral aan de Rozengracht.
Voor Dingeman Coumou van Groen Links en mij was de discussie over Rozenstraat 72, mede aangezwengeld door de VVAB, aanleiding om een notitie te schrijven over de cultuurhistorische waarde van de Van Houtenpanden en de beste manier om ze te beschermen. Het gemeentelijke Bureau Monumentenzorg & Archeologie zal nu in opdracht van het Dagelijks Bestuur van de deelraad een antwoord geven op de vragen die wij daarover gesteld hebben.
De Rijksdienst voor de Monumentenzorg is van mening dat de Van Houtenpanden ‘vanwege-monumenten’ zijn, omdat alleen de natuurstenen ornamenten origineel zijn. Als die redenering wordt doorgezet, zouden echter alle Van Houtenmonumenten vogelvrij zijn om gesloopt te worden, zolang men de top maar behoudt. Bovendien strookt die opvatting niet met de opvattingen van de Rijksdienst over andere monumenten die jongere delen bevatten. Die vallen namelijk wél integraal onder de monumentenbescherming. Het door Berlage ontworpen gebouw van de ABN Amro op het Rembrandtplein bijvoorbeeld heeft een opbouw uit de jaren zestig van de vorige eeuw. Toen dit pand op de monumentenlijst kwam, bleek dat deze niet door iedereen gewaardeerde toevoeging óók beschermd werd als onderdeel van het monument, en zo zijn er nog veel meer panden te noemen.
Coumou en ik willen graag bereiken dat er een eenduidig oordeel komt over hoe je omgaat met rijks- én met gemeentemonumenten.

Hoe ontstaat draagvlak voor een onderwerp?
Draagvlak probeer je in eerste instantie te creëren binnen je eigen partij en ook bij andere fracties. Als raadslid heb je veel met het Dagelijks Bestuur te maken. Onze eigen wethouder, Els Iping, heeft monumenten in haar portefeuille. Zij is erg betrokken, evenals haar voorganger Guido Frankfurther. Je merkt dat ze beiden uit Amsterdam komen. Je moet natuurlijk wel dingen willen die uitvoerbaar zijn en dat is soms moeilijk. Kijk naar de Dubbeltjespanden in de Czaar Peterstraat. Samen met mijn partijgenoot Luud Schimmelpennink heb ik er destijds voor gevochten om die panden te behouden, maar helaas. Vooral de negentiende-eeuwse gevelwand in de Blankenstraat was prachtig. Ook andere belangen spelen dan mee, zoals in dit geval het bouwen van een ‘woonzorgzone’ die het mogelijk maakt dat oudere buurtbewoners in hun eigen buurt oud kunnen worden. Dat is ook een belangrijk doel. Een dergelijke afweging blijft moeilijk, zeker in mijn partij waar het sociale aspect een belangrijk element is. Van groot belang is ook dat de politiek de betrokkenheid van de bewoners oppikt. Vaak komen daar goede resultaten uit voort, zoals bij de Prof. Tulpstraat. Als een aantal bewoners zich niet zo enorm ingezet had, dan was dit karakteristieke straatje verdwenen en vervangen door nieuwgebouwde appartementen. Nu zijn zelfs de ingestorte panden prachtig gereconstrueerd door Stadsherstel. En tenslotte – maar niet in de laatste plaats – zijn er de verenigingen als de Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad, die de politiek scherp houden.

Waarvan word je blij als je door de binnenstad wandelt?
Wat ik goed vind om te zien is dat de binnenstad langzamerhand mooier wordt. Veel panden worden opgeknapt en er is veel aandacht voor de inrichting van de openbare ruimte. Het Handboek voor de inrichting van de openbare ruimte dat een aantal jaren geleden is gemaakt, is echt een zegen.
Wat ik ook spannend vind, zijn de wat onbekendere monumenten, zoals de diamantslijperij op de Nieuwe Prinsengracht. Dat is geen mooi gebouw, maar wel een van de oudste industriële monumenten van Amsterdam en een restant van de joodse geschiedenis in deze voormalige joodse wijk. De Plantagebuurt, waar ik woon, vind ik ook mooi. Zo ook de oranjerie van de Hortus en het Professor Zeemanlaboratorium. Maar voor dit laatste pand houd ik mijn hart vast, want het is verkocht aan een projectontwikkelaar die er appartementen in wil maken. Het interieur dreigt verloren te gaan, waaronder een mooie oude bibliotheek en een fraai trappenhuis. Ik hoop dat er respectvol met het pand wordt omgegaan.

Naast de zorg om het behoud van de monumenten ben je ook op andere gebieden actief in de politiek. Waar ligt nog meer je interesse?
In de politiek ben ik inderdaad breder bezig. Vooral het sociale doel van de PvdA vind ik belangrijk, het betaalbaar blijven van woningen in de binnenstad bijvoorbeeld was in de vorige periode, met de rampzalige kabinetsplannen, een groot strijdpunt. Verder vind ik het belangrijk hoe er met de openbare ruimte omgegaan wordt. Enkele jaren geleden heb ik een notitie gemaakt over de regels voor de gevelreclame. Heel geleidelijk zie je er verbetering in komen. Als je naar foto’s kijkt van de Kalverstraat en de Leidsestraat van 15 jaar geleden en nu, dan zie toch je een grote verbetering, al valt je dat misschien niet op omdat het zo langzaam gaat. Ook voor de steigerdoeken ben ik met Groen Links en D66 bezig met een voorstel dat slechts 25 procent van een steigerdoek door reclame ingenomen mag worden.

Wat wil je over vijf jaar bereikt hebben?
De achterstand in het onderhoud van panden moet ingehaald zijn. Over vijf jaar zal niet alles er pico bello uitzien, dat is niet reëel, maar er moet wel flink wat gebeurd zijn. Het fonds dat er voor particulieren is om hen te stimuleren hun panden te onderhouden moet een grotere bekendheid krijgen. Verder moet Amsterdam op de Werelderfgoedlijst van de Unesco geplaatst zijn en is de zogenaamde rode loper van Amsterdam, het gebied boven de Noord-Zuidlijn, mooi ingericht. Trouwens, ik vind het een gemiste kans dat het water niet op het Rokin terugkomt. Ook moet er ruimte blijven in het centrum voor ‘rare’ dingen, het moet ook weer niet te aangeharkt worden. Wat er in de Kalenderpanden aan allerlei kunstinitiatieven plaatsvond, vond ik waardevol. Je zou daar langdurig leegstaande kantoren voor kunnen gebruiken. Het blijft natuurlijk wel zaak dat de binnenstad haar gemengde karakter, met bewoners, horeca, kantoren en bedrijven, blijft behouden. Dat is, naast de monumenten, wat Amsterdam zo uniek en leuk maakt.

Addy Stoel

(Uit: Binnenstad 222, juli 2007)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.