Vijzelstraat 121-133 van NV Stadsgoed

Cum laude

Bij alle feestelijkheid rond de opening van het Stadsarchief in het gebouw van de Nederlandsche Handel-Maatschappij aan de Vijzelstraat, lijkt het alsof iedereen vergeten is dat deze gehalveerde radiaalstraat dit jaar haar honderdste verjaardag viert. Het rampzalige besluit om dit sprookjesachtig mooie lint van fraaie winkelpuien en oude geveltoppen te transformeren tot een grootsteedse verkeersweg werd in 1907 genomen door de gemeenteraad.
Vijzelstraat 95-111 hoek Kerkstraat 245-247. Het hoekhuis werd in 1894 ontworpen door A. Jacot en W. Oldevelt. Vijzelstraat 107, in 1894 ontworpen door A. Jacot en W. Oldevelt.

De leden van de raad dachten toen nog dat de nieuwe straatwand een traditioneel Amsterdams karakter zou krijgen, met kleinschalige bebouwing op smalle percelen. Toen het plan tien jaar later tot uitvoering kwam, bleek echter dat schaalvergroting onvermijdelijk was. De Handel-Maatschappij gaf K.P.C. de Bazel opdracht om een ongekend groot kantoorgebouw te ontwerpen op een enorm kavel tussen de Herengracht en de Keizersgracht. Er was veel kritiek toen de ware omvang van deze kolos zich manifesteerde in het historische stadsbeeld. Rechts en links van de Handel-Maatschappij verrezen nog twee eigentijdse ontwerpen, een gigantisch hotel, ontworpen door G.J. Rutgers, en een appartementengebouw van J.M. van der Mey. De appartementen van Van der Mey stonden nog op een plint met winkels, maar dit ontwerp moest al na enkele decennia plaats maken voor een uitbreiding van de Handel-Maatschappij, die onder de naam Algemene Bank Nederland een nieuw leven was begonnen. Daarbij verdween niet alleen de plint met winkels, maar M.F. Duintjer, de architect van de ABN, koos ook voor een uitgesproken moderne vormentaal.
Het nieuwe bankgebouw, zo bleek, was niet welkom bij de Amsterdamse bevolking. Net als rond 1900, toen Jan Veth met zijn pamflet Stedenschennis protesteerde tegen het dempen van de Reguliersgracht en de hardhandige modernisering van het oude Amsterdam, had men in de tweede helft van de jaren zestig meer dan genoeg van de voortgaande cityvorming in de binnenstad. Er stak, onder het motto ‘Ban de Bank’, een storm van protest op die niet kon voorkomen dat het ontwerp van Duintjer werd gerealiseerd. Achteraf mag wel vastgesteld worden dat na een eeuw van dempen, slopen en schaalvergroting het keerpunt was bereikt. Geurt Brinkgreve trad uit de gemeenteraad om de strijd tegen nieuwe aanslagen op de binnenstad voortaan zonder politieke compromissen te kunnen voeren.
Toch werd de radiaalverbinding nog steeds bedreigd door cityvorming. De hoek Vijzelgracht - Prinsengracht was eind jaren zestig ernstig in verval geraakt omdat speculanten hier een kantoorgebouw wilden bouwen. De bouwvergunning daarvoor werd echter geweigerd omdat er monumenten in het geding waren. De Amsterdamse Maatschappij tot Stadsherstel heeft de vervallen huizen, Vijzelgracht 1 - 3 - 5, vervolgens aangekocht en in 1971 herbouwd. Op de hoek van de Keizersgracht en de Vijzelstraat is het eind jaren zeventig wel slecht afgelopen. Hier staat nu een eigentijds kantoorgebouw dat herinnert aan de laatste en min of meer wanhopige pogingen om de historische stad te transformeren tot een modern zakencentrum. Anders dan Duintjer, die in de jaren zestig nog een brutaal modern ontwerp durfde te maken, heeft N.J.J. Gawronski voor deze hoek aan de Keizersgracht gezocht naar een soort compromis. Veel architecten, onder wie de stadsbouwmeester, beschouwden de herbouwde hoek Vijzelgracht - Prinsengracht toen nog als een kinderachtige oplossing, ‘al te gemakkelijk’, zoals de bekende Amsterdamse architect Albert Boeken het al voor de oorlog formuleerde, maar anno 2007 wordt deze mening door niemand meer gedeeld. Het compromis van Gawronski blijkt op termijn geen bevredigende oplossing te zijn, terwijl de reconstructie van Stadsherstel na ruim dertig jaar het bewijs vormt dat niet alleen de deftige kunst van het restaureren, maar ook het behoedzaam herstellen van een stadsbeeld meer toekomstwaarde heeft dan de eigentijdse nieuwbouw die de Schoonheidscommissie gedurende de twintigste eeuw met hand en tand heeft verdedigd.
Sinds H.P. Berlage, K.P.C. de Bazel en Willem Kromhout in het laatste decennium van de negentiende eeuw het gebruik van historische bouwstijlen in de ban hebben gedaan, is gezocht naar een passende vorm van nieuwbouw in de Amsterdamse binnenstad. Tot 1940 waren er nog veel ambachtelijke ontwerpers actief, net als vroeger, timmerlui en metselaars die in staat waren om een bouwtekening te maken. Zij ontwierpen veel kleinschalige nieuwbouw, vaak in het kader van krotopruiming, die, zij het zonder echt historiserende detaillering, nog een traditioneel karakter had. Met een roedenverdeling in de ramen, en natuurlijk een fraai gemetselde ‘handvormsteen’. De inmiddels befaamde ‘Van Houten-panden’ vormen het meest opvallende onderdeel in dit corpus van anonieme architectuur omdat zij bekroond worden door een herplaatste geveltop. De Schoonheidscommissie bekeek deze ontwerpen met grote argwaan, maar kon geen goede argumenten vinden om ernstig bezwaar te maken tegen een vorm van ambachtelijk bouwen die net zo oud is als de binnenstad zelf. Het was altijd een zesmin. Maar wel met het felbegeerde stempel ‘Geen Bezwaar’.

Vijzelstraat 121-133, ontworpen door Rappange & Partners Architecten, in opdracht van NV Stadsgoed.

Onlangs is weer een groot nieuwbouwproject gereed gekomen in de Vijzelstraat. Waarschijnlijk zullen zelfs vele Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad zich afvragen waar dat dan staat. Het is namelijk onzichtbaar. Onze vereniging wil graag de opdrachtgever, de nv Stadsgoed, en het Architectenbureau Rappange haar complimenten maken voor deze prestatie. Dit is een vorm van nieuwbouw die meer verdient dan het stempel ‘Geen Bezwaar’: onzichtbare nieuwbouw dient naar onze mening het stempel ‘cum laude’ te krijgen. Het betreft de hoek van de Vijzelstraat en de Prinsengracht, tegenover de hoek die alweer lang geleden door Stadsherstel herbouwd is, met Gerard Prins als architect. Ook in dit geval was het aanvankelijk de bedoeling om na de sloop van een groot aantal winkels met bovenwoningen een groot eigentijds kantoorgebouw te realiseren, in opdracht van een verzekeringsmaatschappij. Het betrof Vijzelstraat 121 - 137, dus vanaf de grootgrutter tot en met het eigenlijke hoekhuis, en twee bouwwerken aan de Prinsengracht, waaronder een ontwerp uit 1906 van de Amsterdamse architect H.A.J. Baanders. Dit was zijn eerste werk als zelfstandig architect en wordt vermeld in de bekende catalogus Nederland bouwt in baksteen. Zelfs de Commissie voor Welstand en Monumenten was niet blij met de nieuwbouwplannen, maar het project werd tenslotte getorpedeerd door het bouwwerk van Baanders op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen.
Vervolgens werd de nv Stadsgoed als nieuwe eigenaar van de panden geconfronteerd met ernstige bouwtechnische problemen. Men zag zich genoodzaakt om Vijzelstraat 121 - 131 af te breken. Het was architectuur die niet in aanmerking kwam voor plaatsing op de monumentenlijst. Zelfs Vijzelstraat 133-135, een typologisch zeldzaam ‘Van Houten-pand’, wilde de geleerde Amsterdamse Raad voor de Monumentenzorg nog maar enkele jaren geleden niet op de lijst plaatsen. Gelukkig bleken Stadsgoed en Rappange meer inzicht te hebben in de geheimen van de binnenstad. Opdrachtgever en architect begrepen dat de hoekbebouwing van essentieel belang was voor het stadsbeeld. Zij besloten om het ‘Van Houten-pand’ en de tamelijk banale negentiende-eeuwse winkel met bovenwoning op de hoek van de Vijzelstraat en de Prinsengracht netjes te renoveren. Dat besluit heeft ongetwijfeld financiële consequenties gehad, maar zo is wel een schitterend project met winkels en woningen, deels nieuwbouw, deels renovatie, tot stand gekomen. De gereconstrueerde gevels Vijzelstraat 121 - 131 zijn een verdieping hoger geworden, maar het evenwicht tussen de gracht en de straat is niet verstoord, terwijl oud en nieuw harmonieus op elkaar aansluiten.

Detail van de zijgevel van Vijzelstraat 111 aan de Kerkstraat.

De Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad is natuurlijk bijna per definitie voorstander van historiserende nieuwbouw. Zelfs minder geslaagde voorbeelden doen het stadsbeeld goed, terwijl de zogenaamde avant-garde architectuur van pedante ontwerpers altijd op buitengewoon hinderlijke wijze detoneert. Net als de puberale boertigheid waarmee hangjongeren de openbare ruimte bezetten. Rappange heeft in de Vijzelstraat een reconstructie gerealiseerd die ook in de detaillering de toets der kritiek met glans kan doorstaan. En het zal zelfs hardleerse functionalisten moeite kosten om het bouwplan doeltreffend te bekritiseren. Boven de winkels op de begane grond en achter de gereconstrueerde gevels heeft de architect namelijk bijzonder aantrekkelijke en gevarieerde woningplattegronden weten te realiseren. Moderne woningen, die aan elke denkbare eigentijdse eis tegemoet komen, maar wel met een heerlijk balkon op het zuiden en uitzicht op het stille en groene binnenterrein van een historisch bouwblok.
Tegelijk met de hoek Keizersgracht - Vijzelstraat heeft Stadsgoed ook de hoek Kerkstraat - Vijzelstraat gerestaureerd. In de Vijzelstraat de nummers 105-111 en in de Kerkstraat 245-247. Vijzelstraat 105 is geen monument, maar desalniettemin wel een aardig ontwerp uit de negentiende eeuw. Nummer 109, evenmin een monument, is afgaande op het kozijnhout en het metselwerk ouder, maar later voorzien van een modieuze bekroning. De woonwinkelhuizen 107 en 111 zijn opgenomen in het gemeentelijk monumentenproject. Beide ontwerpen zijn in 1894 gemaakt door A. Jacot en W. Oldewelt. De gevels zijn gedetailleerd in een rijke eclectische stijl. De monumentale erkers en de gebruikte strengperssteen, rood voor 107, geel voor 111, geven deze laat negentiende-eeuwse bouwwerken een karakteristiek uiterlijk. Jacot en Oldewelt waren befaamd als ontwerpers van luxe winkels. Een van hun eerste werken was de winkelpui van Warmoesstraat 67. Een fraai voorbeeld van hun latere werk is de hoek Spuistraat - Molsteeg, ook een gemeentelijk monument. Oldewelt is al in 1906 overleden nadat hij zich wegens gezondheidsproblemen in 1903 had teruggetrokken uit het bureau. Jacot heeft daarna nog veel gebouwd. Zijn meest bekende winkel is waarschijnlijk de Bonneterie aan het Rokin.
Stadsgoed en Rappange hebben ook hier goed werk verricht. De restauratie van de twee gemeentelijke monumenten mag zelfs vlekkeloos genoemd worden. Weer cum laude dus. De verleiding om het metselwerk met zijn sterke kleuren te reinigen moet groot zijn geweest, maar toch is men zo verstandig geweest om het niet te doen. Zo is het patina van deze ruim honderd jaar oude woonwinkelhuizen behouden gebleven. Een lust voor het oog.
Zou het mogelijk zijn om ook de rest van deze gevelwand in oude luister te herstellen? Misschien komt het dan ooit toch weer een beetje goed met de Vijzelstraat. Nu het rovershol van de Handel-Maatschappij als Stadsarchief een prachtige publieke functie heeft gekregen, zullen er veel meer mensen komen dan voorheen. De vraag is overigens wel waar al die mensen hun fiets gaan parkeren. Het wachten is ook op een nieuw straatprofiel, uiteraard zonder asfalt. En wie weet is er dan plaats voor een paar bomen in de straat. K.P.C. de Bazel had in elk geval bomen getekend in zijn plannen voor de Vijzelstraat.

Vincent van Rossem

(Uit: Binnenstad 223/224, oktober 2007)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.