Interview met Han van der Zanden

De introductie van het ‘energielabel’

Vanaf 1 januari 2008 geldt bij de verkoop of verhuur van gebouwen ouder dan tien jaar de verplichting van een milieukeurmerk. Deze verplichting gold al eerder voor de verkoop van wasmachines, auto’s en dergelijke, maar is sinds 1 januari ook van toepassing op gebouwen. U kent het ‘energielabel’ misschien wel van de Postbus 51-spotjes: aan de hand van een label met groene, gele en rode pijlen valt in een oogopslag af te lezen hoe energiezuinig een artikel is. Voor degenen die rood en groen niet gemakkelijk van elkaar kunnen onderscheiden, hebben de categorieën ook een letter meegekregen, oplopend van A tot G, van milieusparend tot energieverkwistend. De Rabobank speelt hierop in door met 10 % korting een ‘klimaathypotheek’ aan te bieden.

De richtlijnen voor het energielabel zijn opgesteld door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM). Beëdigde makelaars en gecertificeerde adviseurs kunnen een dergelijk keurmerk afgeven. Hierbij wordt gekeken of gevels, dak, vloeren en leidingen geïsoleerd zijn, of een gebouw dubbel glas heeft, of er een hoogrendementsketel aanwezig is en naar eventuele extraatje zoals een warmte-terugwin-systeem of zonnepanelen. “Voor elk van deze aspecten geeft men punten, er wordt dus niet gemeten hoe energiezuinig een pand werkelijk is. Voor dubbel glas krijgt men bijvoorbeeld een punt, maar aan ‘enkel isolerend glas’, dat ook energie bespaart, worden geen punten toegekend. Er bestaat echter een veel nauwkeurigere rekenregel om te bepalen hoe zuinig de energiehuishouding van een gebouw is, de zogenaamde Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC).”
Aan het woord is Han van der Zanden, monumentenadviseur bij het Amsterdamse Bureau Monumenten en Archeologie (BMA). Het keurmerk is weliswaar niet verplicht voor monumenten, maar geldt wel voor alle andere historische gebouwen die niet op een monumentenlijst staan, waaronder bijvoorbeeld veel gebouwen van omstreeks 1900 of uit Amsterdamse School-periode. Van der Zanden is bang dat eigenaren door de nieuwe regeling op grote schaal zullen gaan verbouwen en talloze historische bouwfragmenten in de puinbak verdwijnen. Maar dat is niet de enige reden van zijn bezorgdheid: voor vrijwel alle gebouwen van voor de Tweede Wereldoorlog zijn de gebruikelijke isolatiemaatregelen helemaal niet zo geschikt, om niet te zeggen funest. “De richtlijnen komen voort uit de hedendaagse assemblagebouw en zijn niet zomaar toepasbaar op oudere gebouwen”.

“Het milieu is in, het verkoopt. Toch kun je je afvragen of deze milieumaatregelen wel zo milieubesparend zijn. Om vensters door dubbel glas te vervangen bijvoorbeeld, moeten eerst grondstoffen worden gewonnen en tot een bruikbaar product worden verwerkt. Een boom moet worden gekapt, getransporteerd, verzaagt, verwerkt etc. wat allemaal energie kost. Ook de productie van glas is helemaal niet energiezuinig. Bovendien gooit men de oude vensters weg, wat ook niet erg milieubewust is. Je kunt je met andere woorden afvragen hoeveel jaren het duurt voordat door het vervangen van vensters een evenwicht voor het milieu is bereikt. Doorgaans is zuinigheid de beste manier om het milieu te sparen, besparing begint met de beperking van het gebruik van grondstoffen.
Evert van Nusselder van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten heeft eens uitgerekend dat door het volledig isoleren van alle historische gebouwen nog niet één procent bespaard zal worden op het totale Nederlandse energieverbruik. Het milieukeurmerk is mooi verzonnen, maar in zekere zin een vorm van brood en spelen: hoe geven we de burger het idee dat hij zelf ook iets aan het milieu kan doen? Enkele jaren geleden vertelden de voorlichtingsspotjes van Postbus 51 ons om onze woningen te isoleren. Daarop volgden voorlichtingsspotjes om onze woningen toch vooral goed te ventileren. Door alle isolatiemaatregelen van de afgelopen decennia komt er in veel woningen namelijk nauwelijks meer frisse lucht en dus te weinig zuurstof binnen.”

Wat zijn nu de meest gebruikte methoden om een pand beter te isoleren?

Isolatie van het dak

Isolatie aan de buitenzijde van de kap Dubbel glas Voorzetramen

“Alle warmte stijgt omhoog. Het ligt dus voor de hand om het dak te isoleren. De isolatie van daken en met name van historische kappen is echter een specifiek monumentenprobleem: brengt men de isolatie aan de binnenzijde of aan de buitenzijde van het dakbeschot aan? Meestal wordt het isolatiemateriaal, bijvoorbeeld glaswol aan de binnenzijde aangebracht, maar dat is eigenlijk alleen verstandig als het mogelijk is om tussen de bestaande houten planken en het isolatiemateriaal goed te ventileren. Isolatie aan de buitenzijde is veel beter, maar ook een stuk duurder: er moet een steiger geplaatst worden, alle pannen moeten eraf en er moeten nieuwe pannentengels worden aangebracht.”

Isolatie van ramen

“Vensters geven gewoonlijk het meeste warmteverlies. Een veel toegepaste methode om dat te beperken is het plaatsen van voorzetramen. Deze worden echter vaak fout geplaatst of niet goed uitgevoerd. Omdat bij oude gebouwen niet alles recht is en muren of andere elementen nog wel eens scheef staan, ontstaan er vaak naden. De kieren van de voorzetramen dienen dus aan alle kanten zeer zorgvuldig te worden afgedicht, anders komt er warme vochtige lucht van binnen tussen de ramen en ontstaat er condens. In Scandinavië past men veel achterzetramen toe, ramen die aan de binnenzijde van het kozijn worden bevestigd, maar hier komen die maar weinig voor.
Een andere mogelijkheid, ook voor vensters met roedeverdeling, zijn zogenaamde enkel isolerende glassoorten. Deze zijn voorzien van een onzichtbaar warmtereflecterend folielaagje, waardoor ze energie besparen. Bij de restauratie van het Blauwlakenblok is enkel isolerend glas toegepast, zodat de historische ramen behouden konden blijven. Daarbij bleek overigens dat het het meest rendeert om langs de ramen tochtstrips aan te brengen. De woningen in het Blauwlakenblok zijn zo gerestaureerd dat ze voldeden aan de toenmalige EPC-norm.”

Isoleren van gevels

Dubbel glas Enkel isolerend glas Spouwmuur met ventilatierooster

Het isoleren van reeds bestaande gevels door voorzetwanden heeft verhoudingsgewijs een beperkt effect. Bovendien staat het garant voor de introductie van problemen. Van der Zanden: “De voornaamste moeilijkheid is dat men de gevelisolatie vaak niet kan doorzetten bij de vloeren. De meeste problemen worden aangetroffen bij balkkoppen en ijzeren muurankers. Door het niet doorlopen van de wandisolatie ontstaat een koudebrug: de lucht koelt af en condenseert, waardoor vocht- en schimmelproblemen ontstaan. De balkkoppen die in de buitenmuren rusten gaan rotten en de muurankers verroesten. Vochtig hout trekt bovendien insecten aan, waardoor men mogelijk een legertje van boktorren, knaagkevers of houtwormen over zich afroept. Tenslotte kan ook tussen de wanden vochtophoping ontstaan, waardoor schimmels zoals huiszwam vrij spel krijgen, niet alleen in het hout, maar ook in de muren en het metselwerk. Voor het aangetaste hout rest er niet veel anders dan dit te vervangen.”
Het plaatsen van voorzetwanden in historische gebouwen is doorgaans dus geen goed idee.

Isolatie van vloeren

Het isoleren van tussenvloeren en -plafonds dient vooral als brandwering of geluidsisolatie; uit milieu- of energieoverwegingen heeft het niet zoveel effect. Zolang men die niet bewoont, bieden een niet of nauwelijks verwarmde zolder of kelder natuurlijk ook een vorm van isolatie. Net als spouwmuren of een tochtportaal, bevatten ze een pakket lucht, dat als buffer fungeert tussen de buitentemperatuur en de wel verwarmde ruimten.
“De meeste problemen ontstaan als panden zijn verbouwd tot appartementen of etagewoningen en er per verdieping verschillende isolatiemaatregelen worden genomen. Hierdoor ontstaan koudebruggen en andere spanningspunten. Als de eigenaar van één verdieping isoleert, moeten eigenlijk alle andere bewoners daaraan meedoen.”

Zonnepanelen of -collectoren

“Zonnepanelen moeten ideaal worden geplaatst ten opzichte van de zon, anders hebben ze niet zoveel effect. Een klein paneeltje levert weinig op, vooral ’s winters. Onze kaphellingen zijn ook eigenlijk te stijl, waardoor de daarop geplaatste zonnepanelen maar een kort moment van de dag maximaal van de zonnewarmte kunnen profiteren. Om enige opbrengst te genereren, moet je eigenlijk het hele dak volleggen en in een beschermd stadsgezicht kan dat natuurlijk niet. Platte daken of daken met een flauwere helling zijn wat dat betreft meer geschikt en in nieuwbouw kan men de collectoren in het ontwerp integreren.”

Warmtepomp en gebalanceerd ventilatiesysteem

In het Blauwlakenblok is gebruik van gemaakt van een gebalanceerd ventilatiesysteem. Bij een warmtepomp wordt warmte diep in de aarde opgeslagen voor later gebruik. Een ‘warmte- terugwin-systeem’ is een relatief modern ventilatiesysteem, waarmee de inkomende lucht met de uitkomende lucht wordt verwarmd.”

En centrale verwarming, is dat nu wel of niet goed voor het behoud van een gebouw?

“Het nadeel van centrale verwarming is de droge lucht: deze is met name niet goed voor stijlkamers en schilderijen: hout en linnen krimpen en kunnen gaan scheuren. Anderzijds is droge lucht gemakkelijker te verwarmen en in die zin milieuvriendelijker dan vochtige lucht. Te grote warmte- en koudeverschillen binnen een gebouw zijn echter ook niet goed. Tijdens de restauratie van het Rijksmuseum bijvoorbeeld wilde men het gebouw aanvankelijk niet verwarmen, maar uit een studie bleek dat het voor het behoud van het gebouw het beste was om zoveel mogelijk een constante temperatuur van 14 graden Celsius aan te houden. Dus op dit moment brandt de verwarming weer.”

Al met al kunnen we concluderen dat isolatie goed is om de stookkosten te drukken en voor de energieduurzaamheid, maar dat het niet altijd goed is voor de duurzaamheid van een gebouw. “Tot op een zeker niveau hebben maatregelen zin, maar men kan ook teveel isolatiemaatregelen nemen. Een dubbeldik pakket glaswol bijvoorbeeld levert geen extra voordelen op. En er zijn dus alternatieve manieren om te isoleren: dakisolatie aan de buitenzijde, kierdichting van deuren en vensters, enkel isolerend glas en gebalanceerde ventilatie. Maar in het algemeen heeft men toch het hoogste rendement als in de eerste plaats het gebouw gespaard blijft.”

Uit de eerste cijfers blijkt dat ongeveer de helft van de inmiddels onder het energielabel verkochte gebouwen in categorie E, F, of G valt en dat de meeste woningen in Nederland dus nog lang niet aan de gestelde norm voldoen. Wie zijn huis wil laten isoleren, moet echter niet zomaar wat gaan klussen om op die manier punten voor het milieukeurmerk te verzamelen. Isolatie van gebouwen is een complexe materie. Het domweg doorvoeren van moderne isolatiesystemen in oude panden zonder de effecten hiervan te bekijken kan desastreuze gevolgen hebben. Kortom, het is beter om bijvoorbeeld bij een bouwfysisch bureau advies in te winnen welke maatregelen daadwerkelijk effect hebben zonder dat het gebouw hier schade van ondervindt.

Juliet Oldenburger

(Uit: Binnenstad 226, februari 2008)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.