Ondergrondse geschiedenis: Archeologie en de Noord/Zuid-lijn

Het maken van de Noord/Zuid-lijn kent nadelen en beproevingen; die zijn iedere Amsterdammer welbekend. Zeker de binnenstadbewoners maken dagelijks kennis met het metrobouwgeweld, geconfronteerd met ronkende vrachtwagen, zwiepende kranen, dreunende boren en gespetter van beton. Historische panden moeten worden geschaduwd op verzakkingen, buurtcomités houden druk overleg over mogelijke schade en hinder en de ingenieurs buigen zich voortdurend over hun tekentafels voor weer nieuwe technologisch geavanceerde oplossingen voor diepbouw in de slappe grond.
Archeologen aan het werk op de zeef bij het Damrak (foto: Bureau Monumenten en Archeologie)

Maar in dat tumult en gekrioel van techneuten, regelaars, bewoners en bouwers is er ook, onopvallend weliswaar, een handjevol archeologen van het Bureau Monumenten en Archeologie (BMA) actief. Al in het midden van de jaren 90 van de twintigste eeuw, toen de bouwplannen nader werden ingevuld, zijn de eerste bureauonderzoeken uitgevoerd naar de noodzaak voor archeologische opgravingen bij de Noord/Zuid-lijn. Deze gaat immers dwars door het hart van de historische stad en de bouw ervan zou schade aan de archeologische resten in de grond teweegbrengen. Met behulp van oude stadskaarten, bekende vindplaatsen, historische documenten en opgravingsgegevens werd een beeld opgebouwd van wat aan archeologische zaken er in de grond te verwachten viel op de verschillende plaatsen langs het metrotracé. Deze verwachtingen zijn in 1998 gepubliceerd in het boekje Mammoeten in Amsterdam. De meest hoge verwachtingen liggen bij het deel van de lijn dat de bedding van de rivier de Amstel volgt of doorsnijdt. De rivier was de slagader van de stad, de belangrijkste verbindingsroute en een stuk water dat lag ingeklemd tussen de historische bebouwing van Amsterdam vanaf het allervroegste begin van de nederzetting. Resten van bruggen, kades, in het water gedumpt afval, over boord gevallen of verloren voorwerpen: al deze zaken liggen verborgen in de bodem van de rivier in het Damrak en het Rokin. Dit is een schat aan informatie over de geschiedenis van de stad. Door de ontgraving voor de Noord/Zuid-lijn worden deze vondsten / herinneringslagen van de stad toegankelijk. Het is dan ook een unieke kans om deze verborgen geschiedenis in kaart te brengen die zich maar een keer voordoet.
Met het vooronderzoek heeft BMA een afgewogen en op maat gesneden plan ontwikkeld voor de integratie van archeologisch onderzoek in de bouwwerkzaamheden. Niet het hele tracé bleek van even groot archeologisch belang. Er zijn keuzes gemaakt waar het archeologisch onderzoek zich zou concentreren. Die zijn gebaseerd op de verschillende vraagstellingen en de te verwachten archeologische resten. De vragen richten zich aan de ene kant op het ontstaan en de ontwikkeling van de stad vanaf het begin tot in de late middeleeuwen en vroeg moderne tijd. Aan de andere kant hebben de onderzoeksvragen betrekking op het natuurlijke landschap, milieu en klimaat van de afgelopen tienduizenden jaren, ook van ver voor het ontstaan van de stad. De drie locaties waar grootschalig archeologisch onderzoek plaats zal moeten vinden zijn de te bouwen stations op het Stationsplein en het Rokin, en de startschacht voor de tunnelboormachine op het Damrak, ter plaatse van de Nieuwe Brug. Daar worden de bouwputten tot 30 meter diep uitgegraven waarin de archeologen toegang tot de rivierbodem krijgen. In andere bouwputten, zoals de Vijzelgracht en de Ceintuurbaan, vindt een gerichte begeleiding plaats van de ontgravingen. Regelmatig dalen de archeologen daar af om hun noodzakelijke documentatie van grondlagen en landschappelijke overblijfselen te verrichten. De tunnelboortechniek voor de aanleg van de tunnels laat geen ruimte voor archeologisch werk: de boormachine produceert een slurrie waarin alles is vermalen en alle verschillende grondlagen door elkaar zijn gemengd. Weg?: Ook gaan de tunnels op 30 m diepte onder de bedding van de Amstel door en banen zij zich een weg door de zandlagen van de ijstijd-toendravlakte die hier lag zo’n 100.000 jaar geleden. Opvallend is de ligging van de belangrijkste archeologische onderzoekslocaties: in het water. Station Rokin is gelegen in het midden van de rivier de Amstel. Deze is in de jaren dertig van de twintigste eeuw aangeplempt. Tot die tijd was het Rokin nog een open rivier, met aan weerszijden kades en bebouwing. Ook de locatie Damrak ligt in het water, ter plaatse van de monding van de Amstel in het IJ. Al vanaf de Late Middeleeuwen lag hier de Nieuwe Brug als verbinding tussen beide oevers van de Amstel. Het Stationsplein tenslotte ligt voor de monding van de Amstel , in het IJ. Dit deel van het IJ is in de jaren 80 van de negentiende eeuw aangeplempt om het Centraal Station te kunnen bouwen.
Vanaf het ontstaan van Amsterdam op de oevers van de Amstel, hebben de bewoners voortdurend afval in de rivier gegooid. Ook sloeg wel eens materiaal overboord van schepen en is de Amstel in de loop der tijden steeds verder vanaf de oevers aangeplempt. Op die wijze kon extra land voor bebouwing worden gewonnen. Voorgaande maakt duidelijk dat de Amstel een enorme vergaarbak van stadsgeschiedenis is. Een bijkomend voordeel voor de archeologen zijn de natte bodemomstandigheden van de voormalige rivierbedding. Doordat objecten in het water terecht kwamen, bleven zij afgesloten van zuurstof. Hierdoor is juist ook vergankelijk materiaal, zoals bot, hout en leer, toch goed bewaard gebleven. Dergelijke vondstomstandigheden zijn zeldzaam. Meestal zijn dergelijke objecten vrijwel geheel vergaan, en bij opgravingen worden zij slechts zelden aangetroffen.

Enkele bootshaken waarvan er honderden onder het caisson in het Damrak zijn opgegraven (foto: W. Krook, BMA) Een tinnen miniatuur insigne van sint Joris en de draak uit de bodem van het Damrak (foto: W. Krook, BMA)

In 2005 en 2006 heeft BMA het eerste grote onderzoek uitgevoerd op het Damrak, tijdens het afzinken van twee caissons tot 25 meter diepte op de plaats van de Nieuwe Brug. Overdag werden de werkzaamheden onder de caisson door een archeoloog begeleid. Tegelijkertijd werd alle grond die onder de caisson werd losgespoten en weggepompt met een grote zeefinstallatie gezeefd. Een team archeologen en vrijwilligers verzamelde op die manier een gigantische collectie van de meest uiteenlopende vondsten. ’s Avonds, na werktijd van de bouwers, verrichte een klein team van archeologen onder de caisson aanvullend onderzoek. Op die wijze konden vondsten worden verzameld, sporen en structuren worden ingemeten en werd de bodemopbouw in kaart gebracht. Een uitgebreid team van specialisten is op het ogenblik nog druk doende met de uitwerking van alle informatie en vondsten.
Het onderzoek is nog in volle gang, maar uit de eerste resultaten blijkt al duidelijk dat de archeologische vondsten een rijk scala aan onderwerpen van de geschiedenis en ontwikkeling van de stad aanboren. Grote series bootshaken en scheepsonderdelen vertellen over de scheepvaartactiviteiten in het Damrak waar van oudsher de haven van Amsterdam was gelegen. Er zijn tientallen laat-middeleeuwse pelgrimsinsignes gevonden, die verbonden zijn met de geschiedenis van Amsterdam als belangrijke pelgrimsstad. Pelgrims uit geheel Noord- West Europa kwamen destijds naar Amsterdam, een bedevaartsoord vanwege het Mirakel van de Heilige Stede uit 1345. Deze internationale contacten worden ook weerspiegeld in het aardewerk uit het Damrak. Behalve locaal aardewerk, zijn er veel producten uit het Rijnland aangetroffen, vooral steengoed, alsmede uit Italië, Spanje en Frankrijk, en duikt ook het Japanse en Chinees porselein op. Tal van vondsten informeren ons over de ambachtelijke activiteiten van vroeger. Bijvoorbeeld de vele lakenloodjes en halfbewerkte stukken bot, waaruit kralen zijn gesneden. In dit verband zijn de ruim 1400 vondsten van messen opvallend. Het overgrote deel van deze vondsten dateert uit 1475-1525. Een dergelijk grote hoeveelheid uit deze periode zou er op kunnen duiden, dat op de Nieuwe Brug winkeltjes of werkplaatsen waren gesitueerd, net zoals we heden ten dage ook nog zien op bijvoorbeeld de Ponte Vecchio in Florence. Dat de Nieuwe Brug deel uitmaakte van de buitenste grens van de stad, en daardoor ook van de buitenste verdedigingslinie, mag blijken uit de vele pijlpunten. Ook de insigne van Sint Joris en de draak heeft hiermee te maken. Sint Joris was namelijk schutspatroon van het gilde van de Voetboogschutters (kruisboog). Zij dienden de stad bij gevaar te verdedigen.
Voor 2008 zijn de verwachtingen hoog gespannen. Dan zal namelijk grootschalig onderzoek plaats moeten vinden op het Rokin, waar de bouwput voor het Station Rokin wordt ontgraven. Behalve het onderzoek op het Rokin dat in maart van start gaat, zal in 2008 ook vervolgonderzoek plaats moeten vinden bij station Ceintuurbaan en Vijzelgracht, in 2009 gevolgd door het Stationsplein. Uiteindelijk heeft BMA nog enkele jaren nodig, om alle onderzoeken uit te werken. Het project Archeologie Noord/Zuid-lijn zal uitmonden in publicaties en tentoonstellingen over de vondsten en resultaten. De eerste vondsten van het Damrak zijn nu te bezichtigen in het Informatiecentrum Stationsplein 7.

Jerzy Gawronski

(Uit: Binnenstad 227, maart 2008)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.