Veenweidegebied langs de Spaarndammerdijk

Ook in Amsterdam kan het landschap iets over de geschiedenis vertellen. Door stadsuitbreidingen worden die landelijke gebieden echter steeds schaarser. Bij de begraafplaats Sint Barbara, achter een historisch stukje van de Spaarndammerdijk, ligt echter nog een lap oud veen.

In 1972 ontspoorde de NS-locomotief 2279 bij Halfweg. Hij kwam in de drassige bodem naast de spoorweg terecht. Langzaam maar heel zeker zakte hij het veen in. Takelen had geen zin en de locomotief moest ter plaatse worden gesloopt. Een draaistel en een deel van de bodemplaat bleven achter in de modder en zonken steeds dieper weg; ze moeten er nog steeds liggen. Het veen waarin de locomotief verdween, maakte deel uit van een moerasgebied dat zich duizenden jaren geleden vanaf de kust tot ver naar het oosten uitstrekte. Omstreeks het jaar 1000 werd het metertje voor metertje ontgonnen door pioniers. Er zijn nog een paar plaatsen waar het veen zichtbaar is en niet is bedolven onder een dikke laag zand om woningbouw, havens en industriegebieden te realiseren.
De veenlap bij de rooms-katholieke begraafplaats Sint Barbara is een van de laatste restanten in de stad die aan het veenweidegebied herinnert. Het landje behoort tot het eigendom van Sint Barbara en is gereserveerd voor een uitbreiding van de begraafplaats. Ooit zal het bisdom, dat is vertegenwoordigd in het stichtingsbestuur, beslissen of ook dit historische stukje grond onder het zand wordt verstopt. Voor de aanleg van een begraafplaats dient het namelijk te worden opgehoogd. Voorlopig zal dat echter niet gebeuren. “We hebben hier nog plaats zat”, zegt een man die op de begraafplaats werkt. “Er zijn hier 3500 graven en voorlopig is er nog voldoende ruimte voor uitbreiding”. Maar ja, een flinke griepgolf kan de situatie veranderen. In het programma-akkoord van PvdA en GroenLinks van het stadsdeel Westerpark staat dat de natuurwaarde van het gebied rond Sint Barbara behouden moet blijven. Maar wat houdt dat in? Natuurwaarde is niet hetzelfde als cultuurwaarde. Wordt er niet gelachen als iemand ooit een reddingsactie wil beginnen voor zo’n onaanzienlijk stukje grond? Vlakbij Sint Barbara, langs het Overbrakerpad en de spoorlijn, ligt nog een stuk veen, evenals in de ‘waternatuurtuin’. Al dit veenweidelandschap is momenteel echter verwilderd. Op het veen bij Sint Barbara grazen geen schapen meer, met als gevolg dat de grond langzamerhand door de natuur wordt overwoekerd. Het ziet er mooi uit, maar het typische veenweidelandschap verdwijnt op deze manier – een gruwel voor degenen die dit cultuurlandschap willen behouden. Gelukkig zijn de afwateringssloot en de greppels nog zichtbaar.

Ontstaan van het veenweidegebied

Eigenlijk zou in dit veenweidegebied bij Sint Barbara dat ongeveer 1,6 ha groot is een bord moeten staan waarop wordt uitgelegd dat ruim duizend jaar geleden mannen, vrouwen en kinderen noodgedwongen de moerassen introkken om het laagveen te ontginnen en er een bestaan op te bouwen. Het Noordzeewater had hen verdreven van de grond die zij bij de duinen bewerkten. Het zeewater brak regelmatig door de strandwallen langs de kust. De kustlijn lag overigens nog niet vast zoals nu, maar was voortdurend in beweging, waardoor de landbouwgronden met zeewater werden overspoeld of daarop nieuwe duinen ontstonden. Door dergelijke omstandigheden werden de boeren gedwongen het moeras in te trekken. Op hoger gelegen terpjes bouwden zij hun hutten. Ze groeven sloten om het water af te voeren, kapten de wilgen en elzen en maaiden het riet om lappen grond voor landbouw vrij te maken. Zo ontstonden in de elfde eeuw de pioniersdorpjes Sloten (1063), Osdorp, Polanen (bij Halfweg) en Schellingwoude. Steeds opnieuw moesten die pioniers op de vlucht voor het water van de Noordzee en Zuiderzee.
Door het graven van afwateringssloten werd het water aan het veen onttrokken en klonk de metersdikke veenlaag in. De bodem werd lager en lager en bij stormachtig weer was het land een makkelijke prooi voor het Zuiderzeewater, zodat het niet alleen noodzakelijk was om nieuwe sloten te graven, maar ook om dijken aan te leggen. De eerste dijken werden opgeworpen rond de nederzettingen, vervolgens werden zogenaamde omringdijken aangelegd die ook de landbouwgronden beschermden. Die dijkjes werden met elkaar verbonden en zo ontstond een grote dijk.
De Spaarndammerdijk is hier een voorbeeld van. Deze strekte zich uit van Amsterdam naar Haarlem en was rond 1200 een van de belangrijkste zeedijken van Nederland. Op sommige plaatsen is het tracé nog herkenbaar; in de binnenstad als de Nieuwendijk, de Haarlemmerstraat en de Haarlemmerdijk. Ook de zijstraten dragen vaak namen die naar de dijk verwijzen, de Binnen Oranjestraat en de Buiten Oranjestraat bijvoorbeeld liggen respectievelijk binnen en buiten de dijk.

Door stadsuitbreidingen verdwenen

Door de stadsuitbreidingen is het grootste deel van de ooit 20 kilometer lange dijk verloren gegaan, maar kleine stukjes zijn nog bewaard gebleven. Bij het gemaal van Halfweg ligt zo’n 250 meter dijk, bij het sportpark Spieringhorn een kleine 600 meter, bij Sloterdijk 200 meter en bij Sint Barbara 450 meter. Haaks op de dijk liggen de poldersloten die de pioniers groeven om het veenwater af te voeren. Deze zijn dus zo’n duizend jaar oud, twee eeuwen ouder dan de Spaarndammerdijk.
De bomen en de dijk bij Sint Barbara zorgen voor een idyllisch plaatje. Ook Rembrandt heeft hier vaak gewandeld en schetsen gemaakt. Op de plaats van het kerkhof lag in die tijd een prachtig buiten dat vanaf 1635 werd bewoond door de Amsterdamse burgemeester Gerrit Schaep. Op een andere tekening die Rembrandt maakte staat een banpaal afgebeeld. Tijdens het ophogen van grond voor de stadsuitbreidingen is de paal weggehaald, en jarenlang was hij spoorloos tot hij werd teruggevonden in het Oosterpark. Nu staat de paal weer op de dijk bij het gemaal in Halfweg.
De geschiedenis van de dijk wordt vaak onderschat. David Kips, die in 1999 op verzoek van het Amsterdamse Bureau Monumentenzorg het verleden van de dijk onderzocht, schreef in zijn studie het volgende: “In het gemeentearchief Amsterdam is onderzoek gedaan naar het verdwijnen van de Spaarndammerdijk voor de aanleg van het industriegebied bij Sloterdijk. Dat leverde weinig gegevens op. De bouwers in het havengebied hebben de dijk zonder enig respect voor haar historische betekenis van de kaart geveegd en niet de moeite genomen tot welke vorm van documentatie ook, laat staan dat er enig onderzoek is verricht”. Kips heeft wel prachtige verhalen opgediept over het onderhoud van de dijk. Deze moest regelmatig worden verstevigd, maar daardoor zakte hij steeds verder in het veen en dat maakte keer op keer nieuwe ophogingen nodig. De dijk vroeg voortdurend aandacht en onderhoud. Aanvankelijk droegen de eigenaren van de grond langs de dijk hiervoor zorg. Een ‘dijkplichtige’ die niet aan zijn verplichtingen kon of wilde voldoen, stak letterlijk de spade in de dijk. Dit onthief hem van zijn onderhoudsplicht, maar daarmee deed hij tevens afstand van zijn land en werd hij door het dijkcollege uit Rijnland verbannen. Dat overkwam onder anderen Gerijt Claeszoen van Amsterdam; omdat hij zijn dijkvak verwaarloosde, werd hij door de dijkgraaf voor 100 jaar en één dag verbannen. Ook konden wanbetalers worden gegijzeld totdat zij beloofden aan hun verplichtingen te voldoen. De macht van dijkbeheerder Rijnland was zichtbaar aan de galg die bij de Heining aan de Spaarndammerdijk stond en aan de geselpaal op het pleintje naast de Woerdersluis in Spaarndam.
Zelfs een paus heeft zich met de dijk bemoeid en honderden zondaars kregen vergiffenis dankzij twee enorme doorbraken bij Sloterdijk en Halfweg; de watersnoodschade was enorm en paus Leo X kondigde in 1515 een dijkaflaat af. Om deze aflaat te verdienen dienden de gelovigen een bedrag te storten in een speciaal offerblok. Van de opbrengst was tweederde bestemd voor het dijkherstel en eenderde voor de Kerk, onder meer voor de bouw van de Sint Pieter te Rome.
De delen van de Spaarndammerdijk en het nog bestaande aangrenzende veenweidelandschap vormen al met al een boeiend ‘geschiedenisboek’. Dit boek moet niet alleen zichtbaar blijven, op enkele plaatsen is ook een simpele ‘bladwijzer’ nodig waarin de historie duidelijk wordt gemaakt. Gerrit Komrij schreef ooit over het ontbreken hiervan: “Dat is wel het allerergste: de weigering om herkenningstekens aan te brengen, het loslaten van de levenslijn van een stad of een dorp”.

Yolanda Hoekema en Frans Heddema

(Uit: Binnenstad 230, september 2008)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.