Herplaatste geveltoppen

XVI. Palmgracht 1

Op het uiterst smalle kavel Palmgracht 1 is in augustus 2008 historiserende nieuwbouw gerealiseerd met hergebruik van een oude geveltop van de Monumentenwerf. Ook keerde er een gevelsteen terug, in de trapgevel ernaast, Palmgracht 3, eveneens historiserende nieuwbouw, die in één bouwstroom tot stand kwam: Palmgracht 1 en 3 lijken twee huizen, maar in werkelijkheid is het nu één gebouw met twee gevels.
Palmstraat 1-3, voormalige toestand. Foto: Walther Schoonenberg Bouwtekening Palmgracht 1-3, architectenbureau Klein, Wormerveer Palmstraat 1-3, huidige toestand Gevelsteen De Palmboom in de gevel van Palmstraat 3. Foto: Walther Schoonenberg

De herplaatsing van oude geveltoppen is een vorm van stadsherstel die sommige architectuurhistorici en monumentenzorgers als een ergerlijke ‘geschiedvervalsing’ veroordelen. De geveltop heeft oorspronkelijk immers nooit op deze plaats gezeten en bovendien achten zij nieuwbouw, die zich ouder voordoet dan zij werkelijk is, op zich al een gruwel. Daarbij vergeten zij echter dat de herplaatsing van geveltoppen inmiddels in een traditie staat die al uit de jaren dertig van de vorige eeuw dateert, reeds toen sprak architect Boeken in het Bouwkundig Weekblad van ‘toppengesol’. (1)
Het idee om oude geveltoppen afkomstig van gesloopte huizen te herplaatsen op nieuwbouwpanden is waarschijnlijk bedacht door de hoofdinspecteur van het Gemeentelijke Bouw- en Woningtoezicht, E. van Houten. De officiële taak van de hoofdinspecteur was erop toe te zien dat nieuwbouwwoningen voldeden aan de in 1901 ingestelde Woningwet. Toen veel oude panden echter mede als gevolg van de Woningwet onbewoonbaar werden verklaard en wegens bouwvalligheid werden afgebroken, verdwenen ook fraai gebeeldhouwde geveltoppen en andere natuurstenen ornamenten in de puinbak. Op aandringen van het Genootschap Amstelodamum besloot Publieke Werken in 1909 om zeventiende- en achttiende-eeuwse gevelornamenten te bewaren. Inspecteur Van Houten bedacht vervolgens een simpele maar effectieve manier om deze ornamenten te behouden. In zijn boekje Amsterdamsche Merkwaardigheden schrijft hij daarover: “Er werd iets uitgevonden dat erg vernuftig was en ook weer heel gewoon toen ’t voor elkaar was. De uitvinding was: men kan een oude topgevel opnieuw toepassen op een nieuw huis. Dan krijgt dat nieuwe huis een Amsterdamsch cachet en het bijpassende dak zorgt met den gevelhals voor een fraai silhouet.”
Er zijn in de jaren dertig een paar honderd Van Houtenpanden gebouwd. De benadering van Van Houten moeten we in het licht zien van diens ontdekking uit omstreeks 1912 van de originele plaatwerken van het Grachtenboek van Caspar Philips (1768-1771). De gravures leken hem van groot belang voor het bouwen in de Amsterdamse binnenstad: “In samenwerking met de heer L.H. Bours Pzn., architect van de Commissie voor het Stadsschoon, werden namelijk voorgenomen en in uitvoering zijnde bouwplannen, hoewel aan wettelijke voorschriften beantwoordende, esthetisch verbeterd, zoals in het jaarboek 1915 van deze Commissie is weergegeven”. Het Grachtenboek van Caspar Philips diende dus als een modellenboek voor het bouwen in de Amsterdamse binnenstad. In 1922 liet Van Houten de platen opnieuw uitgeven. Tegen de achtergrond van de oprichting van de Bond Heemschut in 1911 en de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg in 1918 kan Van Houten met zijn ‘uitvinding’ worden gezien als een pionier van de Amsterdamse monumentenzorg, die niet alleen oog had voor afzonderlijke monumentale woonhuizen, maar die ook, met de beperkte middelen die tot zijn beschikking stonden, bijdroeg aan het behoud van het karakter van Amsterdam. De benadering van Van Houten om geveltoppen te herplaatsen zou na de Tweede Wereldoorlog worden voortgezet door restaurerende instellingen als de NV Stadsherstel en de Stichting Diogenes, daarbij gesteund door het toenmalige Bureau Monumentenzorg. (2)

Vandaag de dag komt het nog maar zelden voor dat een oude geveltop in de binnenstad wordt herplaatst, eigenlijk vreemd als je beseft dat er op de Monumentenwerf nog enkele tientallen oude toppen op herplaatsing liggen te wachten. Aan de herplaatsing van de geveltop en de gevelsteen op Palmgracht nummer 1 en 3 in 2008 is nogal wat vooraf gegaan. Op Palmgracht 1 stond sinds mensenheugenis een onderstuk, maar op Palmgracht 3 stond het ‘kleinste pakhuisje van Amsterdam’. Vanwege de gevel uit 1908 stond dit pakhuis niet op de monumentenlijst. Het huisje was op de Waarderingskaart ingedeeld als ‘Orde 2’, maar was zo smal en had zulke lage verdiepingen dat er eigenlijk niet in kon worden gewoond. Een sloop- en nieuwbouwplan werd door het stadsdeel goedgekeurd – ondanks een zienswijze van onze vereniging waarin werd betoogd dat het nieuwbouwplan voor de hoek van de Palmgracht en de Brouwersgracht te zeer in de hoogte was opgerekt. (3) Dit plan was qua hoogte namelijk aangepast aan het hoge twintigste-eeuwse bouwblok ter rechterzijde en niet aan het lage van oorsprong zeventiende-eeuwse hoekpand aan de linker kant. Doordat men vasthield aan de oude verkaveling van twee panden ontstond het ontwerp van architectenbureau Klein uit Wormerveer voor de twee smalle hoge gevels, met rechts een trapgevel die herinnert aan het oude pakhuisje, en links een klokgevel. De klokgeveltop is afkomstig van Nieuwe Herengracht 173 (gesloopt in 1964) en werd bewaard op de tijdelijke opslagplaats in Hoofddorp. Deze top, met boven de hijsbalk de naam SUYKER RIED, was echter niet compleet en het historische materiaal werd helaas op een niet geheel correcte wijze aangeheeld door een steenhouwer. De klokgevel heeft daardoor een enigszins stijve, rechthoekige vorm gekregen.
Het pakhuisje dat op nummer 3 stond had ooit als naam de Palmboom. Ondanks het jaartal 1745, is het om die reden toch toepasselijk dat boven het raam op de tweede verdieping de gevelsteen PALMBOOM werd aangebracht. Door de inzet van de Vereniging Vrienden van Amsterdamse Gevelstenen is deze gevelsteen, oorspronkelijk afkomstig van Lijnbaansgracht 158 en later terechtgekomen in de achtergevel van Prinsengracht 305, door Jan Hilbers gerestaureerd en in Palmgracht 3 herplaatst.

Walther Schoonenberg

Noten:
(1) Zie: P. Meurs, De moderne historische stad, Ontwerpen voor vernieuwing en behoud 1883-1940, Rotterdam 2000, p. 375 en 455.
(2) Walther Schoonenberg, Hergebruik van oude geveltoppen, in: Veldboeket met Distels, 40 jaar Diogenes, Amsterdam 2000.
(3) Zienswijze van de Werkgroep Waakhond van de VVAB, 29 maart 2002.

Eerdere artikelen in deze serie over herplaatste geveltoppen waren: Singel 369, in: Binnenstad 176 (mei 1999), Kloveniersburgwal 56-58, in: 177 (juli 1999), Lauriergracht 136, in: 178 (oktober 1999), Nieuwe Nieuwstraat 19, in: 179 (november 1999), Leliegracht 54, in: 180 (januari 2000), Korte Prinsengracht 6, in: 181 (maart/april 2000), Pieter Jacobszstraat 15, in: 182 (mei/juni 2000), Leidsegracht 106, in: 183 (juli 2000), Zeedijk 100-102 / 118, in: 188 (mei 2001), OZ Voorburgwal 147, in: 190 (september 2001), Tuinstraat 171, in: 191 (december 2001), Eerste Laurierdwarsstraat 48, in: 192 (februari 2002), Leidsegracht 44, in: 202 (oktober 2003), Haarlemmerdijk 65, in: 210 (maart/april 2005) en Warmoesstraat 18, in: 216 (april 2006).

(Uit: Binnenstad 233, maart 2009)

[Herplaatste geveltoppen]

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.