Interview met Jan Rouwendal

De economische waarde van het cultureel erfgoed

In het gebouw van de Amsterdam School of Real Estate (ASRE) aan de IJ-oevers spreek ik met de econoom Jan Rouwendal. Hij werkt hier een dag per week als onderzoeker en docent, de andere vier dagen is Rouwendal als universitair hoofddocent verbonden aan de afdeling Ruimtelijke Economie van de faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde van de Vrije Universiteit (VU). Begin 2012 is Rouwendal benoemd tot bijzonder hoogleraar Economische waardering cultureel erfgoed. Over het cultureel erfgoed, een onderwerp dat hem nauw aan het hart ligt, praten wij verder.

Wat houdt het onderzoek naar de economische waarde van cultureel erfgoed precies in?
Met dit onderzoek proberen wij erachter te komen of met behulp van economische methodes gemeten kan worden hoeveel waarde er gehecht wordt aan cultureel erfgoed. Het is een groot project, waar we al diverse jaren mee bezig zijn, dat wordt uitgevoerd in samenwerking met diverse steden, waaronder Dordrecht, Haarlem en Heerlen. Hoewel een deel van het onderzoek betrekking heeft op de gemeente Amsterdam is die er zelf niet bij betrokken. De economische waarde van erfgoed wordt vaak onderschat, maar als je er goed mee omgaat kan het geld opleveren.
Wij onderzoeken hoe consumenten, huishoudens, omgaan met cultureel erfgoed. Uit hun gedrag proberen we op te maken hoeveel waarde ze aan dat erfgoed hechten. Het locatie-onderzoek van huishoudens is dus een belangrijk onderdeel van ons project. Wonen mensen liever in een stad, in een gemeente waar cultureel erfgoed aanwezig is of wonen ze liever elders? We meten hoeveel extra ze willen betalen voor een woning in een plaats met cultureel erfgoed. Daarbij houden we er rekening mee dat er ook andere redenen kunnen zijn die het aantrekkelijk maken om bijvoorbeeld in de binnenstad van Amsterdam te wonen, zoals de centrale ligging, meer mogelijkheden voor werk, het cultureel aanbod. Uit al die factoren bij elkaar proberen we de rol van het erfgoed te destilleren.
Wat wel bekend is, is dat cultureel erfgoed een belangrijke rol speelt bij het imago, de ‘branding’ van een stad, wijk of dorp. Betrokken burgers zorgen voor een breed draagvlak voor behoud en ontwikkeling van het erfgoed in steden. Cultureel erfgoed heeft een grote intrinsieke waarde. Behoud en ontwikkeling hiervan is daarom dus belangrijk.

Hoe meet je cultureel erfgoed?
Dat is niet zo eenvoudig, want we zijn maar ‘eenvoudige’ economen. Daarom maken we dankbaar gebruik van de expertise van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort. Deze dienst weet precies waar de rijksmonumenten staat en welke gebieden aangewezen zijn als ‘beschermd stadsgezicht’. Het beschermd stadsgezicht is ook onze belangrijkste indicator voor het cultureel erfgoed.

Is bijvoorbeeld het Paleis op de Dam, als bijzonder rijksmonument, een extra indicator voor de meting?
Nee, in onze ruwe benadering maken we geen onderscheid tussen monumenten. Het bijzondere karakter van een specifiek monument als het Paleis op de Dam heeft dus geen invloed op onze indicator. We werken, zoals gezegd, met diverse indicatoren en één daarvan is het aantal monumenten per vierkante kilometer. Alle monumenten worden dan bij elkaar opgeteld en ze tellen allemaal even zwaar mee. Het oppervlak beschermd stadsgezicht is een andere indicator, en daarbij telt iedere vierkante meter die tot zo’n beschermd stadsgezicht behoort even zwaar mee, hoewel ook daar natuurlijk grote verschillen voorkomen. We realiseren ons wel dat het ene beschermd stadsgezicht niet het andere is. Zo springt de binnenstad van Amsterdam er natuurlijk wel uit vanwege zijn bijzondere karakter.
Dat betekent onder andere dat je voorzichtig moet omgaan met de bereikte resultaten. Recent hebben ondermeer ook de tuindorpen in Amsterdam-Noord en het plan Berlage in Amsterdam-Zuid de status van beschermd stadsgezicht gekregen. Als je ons model heel letterlijk neemt, zou dat betekenen dat Amsterdam ineens veel aantrekkelijker is geworden door een enorme toename van het oppervlak aan beschermd stadsgezicht. Maar dat is natuurlijk niet werkelijk zo, Amsterdam is door die aanwijzing niet zoveel veranderd. De stad is niet van de ene op de andere dag aantrekkelijker geworden, omdat er stukjes stadsgezicht een beschermde status hebben gekregen. De indicator is veranderd, maar de hoeveelheid erfgoed in Amsterdam, en dat is waar het om gaat, is niet veranderd. Wij gebruiken op dit moment dus een grove indicator, daar kunnen we mee werken en daar komen al mooie dingen uit. In de toekomst willen we het onderzoek nog graag verfijnen.

Wat hebben beleidsmakers aan het onderzoek?
In ons onderzoek kunnen we een schatting maken van wat de waarde in het algemeen is van cultureel erfgoed in beschermde stadsgezichten, waar veel monumenten staan, enzovoorts. Voor beleidsmakers is dit een belangrijk resultaat, omdat het laat zien dat de aantrekkelijkheid van een stad toeneemt als er geïnvesteerd wordt in het behoud en beheer van het cultureel erfgoed. Niet alleen als woongebied, maar ook voor het vestigen van bedrijven en voor het toerisme.
Het wordt steeds belangrijker dat een stad zich voor de consument goed presenteert, het voorzieningenniveau moet kwaliteit hebben. De economische wetenschap heeft tegenwoordig ook veel meer aandacht voor de behoeften van de stedelijke consument, terwijl in het verleden de aandacht meer was gericht op de stad als centrum van werk. In de VS is daar onderzoek naar uitgevoerd en het bleek dat de steden die aantrekkelijk gevonden worden als woonplaats, ook harder groeien. Tegenwoordig kunnen veel bedrijven zich overal vestigen, ze zijn voor het productieproces niet meer per se aan een bepaalde locatie gebonden. Dus wordt er gekeken naar plaatsen waar werknemers te vinden zijn. Zo is het natuurlijk ook in Nederland en dat betekent dan: hoe aantrekkelijker je je stad maakt als woongebied, hoe meer bedrijven zich er vestigen.
Wat we ook zien is dat de stad weer steeds meer in trek komt bij mensen met een hoger inkomen. Een reden daarvoor zijn de stedelijke voorzieningen die in een andere omgeving gemist worden.
Bekend is ook dat de mensen die ‘kenniswerkers’ zijn, in het algemeen mensen zijn die belangstelling hebben voor stedelijke voorzieningen. Het cultureel erfgoed is er daar een van. De oude binnenstad vormt een fraai decor als je uitgaat, gaat winkelen, gaat dineren, enzovoort.

Levert cultureel erfgoed ook geld op?
Jazeker, het geld dat een gemeente investeert in het behoud van de historische binnenstad is meestal goed besteed. Het is natuurlijk wel vaak zo dat de kosten van investeren in en het onderhoud van cultureel erfgoed gemakkelijker te ramen zijn dan de baten. Daarom is een goed inzicht in de baten van groot belang om de effectiviteit van stedelijk beleid met betrekking tot cultureel erfgoed te kunnen beoordelen. Ons onderzoek levert daar een bijdrage aan. We hebben onder meer resultaten over de effecten op de waarde van woningen en het aantal bezoeken van toeristen en dagjesmensen die een bijdrage leveren aan dat betere inzicht.

Heeft leegstand van cultureel erfgoed effect op het onderzoek?
Ons onderzoek richt zich tot nu toe niet specifiek op leegstand. Wel weten we dat een buurt beter gewaardeerd wordt als er geïnvesteerd wordt in het cultureel erfgoed en als dat in een goede staat verkeert, ook als er functieverandering heeft plaatsgevonden. Vooral bij kerken zie je dat. Het monumentale erfgoed dat er staat en dat goed onderhouden en gebruikt wordt, of in het geval van veel kerken hergebruikt wordt, heeft een positieve uitstraling op de buurt en die wordt dan ook beter gewaardeerd als woonbuurt.

Hoe kunnen we meer te weten komen van het onderzoek?
Zoals gezegd loopt het onderzoek al een aantal jaren, maar het is nog lang niet af. We komen er wel steeds beter achter hoe we de effectiviteit van stedelijk beleid met betrekking tot cultureel erfgoed kunnen beoordelen. In het al eerder genoemde project werkt de afdeling Ruimtelijke Economie van de VU samen met NICIS (nu Platform31), het kenniscentrum voor grote steden in Den Haag. Aan het project is een ‘Community of Practice’ verbonden. Hiervoor organiseren we in een aantal steden, bijvoorbeeld Dordrecht, Haarlem, Zaanstad en Heerlen regelmatig expertmeetings waar de onderzoekers met andere belanghebbenden, zoals gemeenteambtenaren, projectontwikkelaars en betrokken burgers, om tafel zitten. Daarnaast hebben we op het Nationaal Monumenten Congres dat op 8 november in Amersfoort plaatsvond plannen voor een boek gepresenteerd waarin de resultaten van het onderzoek tot nu toe op toegankelijke wijze beschreven staan. Het ligt in de verwachting dat dit boek begin 2013 wordt uitgebracht via NICIS/Platform31.

Addy Stoel

(Uit: Binnenstad 254/255, november/december 2012)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.