Boekbespreking

'De Portugese synagoge in Amsterdam'

In 2012 kwam de in 2010 begonnen restauratie gereed van de Portugees-Israëlitische synagoge aan het Mr. Visserplein. Deze had niet alleen tot doel het gebouw uit 1671-1675 waar nodig te herstellen en te conserveren, maar ook om het complex voor alle categorieën bezoekers beter toegankelijk te maken. Daartoe nam architect Kees Doornenbal de oude hoofdingang weer in gebruik, die moest worden voorzien van de benodigde beveiliging.
Interieur van de Portugese synagoge. ‘Bijna nergens in Amsterdam is het verleden zo nabij’. (foto: Gerrit Vermeer)

Verder kreeg de historische collectie ondergronds extra expositieruimte met moderne installaties en vitrines. Zoveel mogelijk bleef alles bij het oude. Ook bij deze restauratie kwam er niet alsnog verwarming in de synagoge en als verlichting dienen nog steeds de uit de bouwtijd stammende bolkronen met kaarsen. In de winter valt in het gebouw daardoor, naast een authentieke omgeving een even authentieke temperatuur te beleven. Bijna nergens in Amsterdam is het verleden zo nabij als in de Portugese synagoge. Met de Oude Kerk vormt de Esnoga in het telkens veranderende Amsterdam een soort van oase waarin de tijd stil lijkt te hebben gestaan of in ieder geval geen gelijke tred lijkt te hebben gehouden met de rest van de stad.

Bundel van verscheidene bijdragen

Ter gelegenheid van de restauratie kwam dit jaar een boek uit, dat zowel in het Nederlands als in het Engels is uitgegeven. Het boek bestaat uit acht bijdragen van verschillende auteurs, waarvan de redacteur en een aantal auteurs werkzaam zijn aan het Bureau Monumenten en Archeologie (BMA) van de gemeente Amsterdam. David P. Cohen Paraira, bouwkundige en actief lid van de Portugese gemeente, schreef samen met Jos Smit van BMA een historische inleiding die een kort overzicht biedt van de geschiedenis van de Spaanse en Portugese joden, en in het bijzonder van hun lotgevallen in Amsterdam. Pieter Vlaardingerbroek nam de architectuurhistorische bijdragen voor zijn rekening en Coert Peter Krabbe en Dik de Roon, beiden van BMA, schreven de geschiedenis van de bouw en de latere verbouwingen en ingrepen. De restauratiearchitect Kees Doornenbal zet in zijn hoofdstuk de uitgangspunten van de laatste restauratie uiteen. Vervolgens beschrijft Mirjam Knotter, conservator bij het Joods Historisch Museum de feestelijke inwijding van de Portugese synagoge in 1675, een memorabele gebeurtenis, bijgewoond door de hoogste bestuurders van de stad Amsterdam. Bijgestaan door Eloy Koldeweij van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed schreef zij bovendien over de inrichting en daarnaast verzorgde ze de bijdrage over de nog in de synagoge aanwezige ceremoniële kunstschatten.

Geschiedenis Portugese synagoge

De gevels van de synagoge onttrekken de dakvoet aan het zicht waardoor het gebouw zijn karakteristieke blokvorm krijgt. (foto: Gerrit Vermeer)

De huidige Portugees-Israëlitische synagoge kwam in de plaats van oudere gebouwen, in het bijzonder van die aan de Houtmarkt uit 1639. Deze synagoge was van een enorme schaal en was van ver te zien. In zijn directe omgeving was hij dominant aanwezig. Een dergelijk monumentaal gebouw is in geschiedenis van het jodendom tot aan de Franse revolutie en de verworvenheden van de verlichting een zeldzaamheid. De joodse geschiedenis na de diaspora is er vooral een van vervolgingen en achterstelling. De joden hadden in Spanje onder het dynastie van de Omajjiden (van 661 tot 775) en ook onder latere dynastieën eerder al perioden gekend waarin zij een zekere vrijheid genoten. Deze vroege perioden in de geschiedenis van de Portugese joden zijn in het boek vertegenwoordigd door een foto van de Santa Maria la Blanca, die in de twaalfde eeuw is gebouwd als synagoge. Onder het christelijke vorstenpaar Ferdinand en Isabel werd in 1492 de verdrijvingsacte van kracht, waarbij alle niet-katholieken en in het bijzonder ook de joden werden gedwongen Spanje te verlaten. Velen vluchtten naar Portugal, maar daar werden zij vanaf 1580 evenmin getolereerd. Veel Portugese (voorheen vaak Spaanse) joden, die vaak niet onbemiddeld waren, trokken naar de nog jonge Republiek. Aanvankelijk stond de stad Amsterdam de vorming van een Portugees-Israëlitische gemeenschap niet toe, maar vermoedelijk brachten de vele handelscontacten in het Middellandse Zeegebied en het grote vermogen waarover de Portugese joden beschikten, de bestuurders uiteindelijk toch op andere gedachten. Zelfs mochten zij met een in het oog springend gebouw hun aanwezigheid kenbaar maken, wat bijvoorbeeld katholieken niet werd gegund. De tolerantie van de joden had ook zijn grenzen: net zo min als andere niet-hervormden mochten zij lid worden van de gilden en stedelijke ambten en bestuursfuncties vervullen. De mogelijkheid om een dergelijk monumentaal gebouw op te richten, was een zeldzaam gegeven in heel Europa. Voor het eerst kon in Amsterdam gedacht worden over een eigen gebouwtype en een eigen inrichting. De manier van bouwen sloot vooral aan bij de zogenoemde strakke stijl die toen in zwang was en die al toepassing had gevonden in bijvoorbeeld de door Adriaan Dortsman en Daniël Stalpaert ontworpen Oosterkerk uit de jaren 1669-1771. Er werd dus niet teruggegrepen op Iberische tradities, wat op zich ook begrijpelijk is, gezien de vervolgingen waaraan zij daar blootstonden. De synagoge kreeg een hoofdvorm die juist niet aan een kerk herinnerde: geen Grieks kruis of een veelhoek, maar een driebeukige hal die zich voordoet als een groot blok. Teruggegrepen op Moorse tradities werd er binnen het jodendom pas weer in de negentiende eeuw en dat vrijwel uitsluitend bij de uit Midden- en Oost-Europa afkomstige Asjkenazische joden. Dat het gebouw en zijn grotendeels nog uit de bouwtijd daterende inventaris zo gaaf bewaard bleef en dat de nazi’s het tijdens de bezetting met rust lieten, mag een wonder heten. Een dergelijk voorrecht was maar weinig andere synagogen in Europa gegeven, in totaal misschien wel minder dan er vingers op een hand te tellen zijn. Dat geeft al aan dat het hier een uniek en uiterst zeldzaam ensemble betreft.

Boekbespreking

Boeken die bestaan uit op zichzelf staande bijdragen hebben het voordeel dat elk aspect wordt beschreven door een specialist. Het nadeel is wel dat de verschillende auteurs doorgaans moeilijk tot een gemeenschappelijke aanpak komen. In dit boek geven een aantal bijdragen een meer feitelijk relaas, zoals die over de geschiedenis van de Portugese joden en de beschrijving van de ceremoniële inventarisstukken. Andere proberen hun onderwerp meer te problematiseren, zoals Vlaardingerbroek als hij ingaat op de typologie van het gebouw. Het risico doet zich vooral voor dat in de afbakening van de verschillende thema’s bepaalde aspecten enigszins tussen wal en schip raken. Zo had ik wel meer willen lezen over de uitstraling die de synagoge had op latere synagogen elders in de wereld, zoals die in Willemstad op Curaçao. Voor andere aspecten moet er soms even echt gebladerd worden om als lezer de relevante informatie bij elkaar te krijgen. Zo lezen we op pagina 25 dat de Portugees-Israëlitische gemeente ervan uitging, dat ze de kelders onder de synagoge zouden verhuren. Om die reden sloeg de Portugese gemeente het aanbod van de stad Amsterdam af om de gracht bij de nieuwe synagoge te dempen, waardoor een groot en monumentaal plein zou ontstaan. Dat wilde de joodse gemeente niet, omdat de gracht essentieel was voor de kelders om goederen aan- en af te kunnen voeren. In de bouwhistorische bijdrage lezen we voor het eerst op pagina 75 dat in de kelders van begin af aan tot op de dag van vandaag water staat en dat het idee om hier een goederenopslag te hebben, kennelijk nooit doorgang heeft gevonden.
Krabbe en De Roon laten in hun beschrijving en begeleidende tekening prachtig zien, hoe de vier gevels van de synagoge hoger opgaan dan de dakvoet, waardoor van de straat af alleen het bovenste gedeelte van het dak te zien is en de synagoge aan de buitenkant zijn karakteristieke blokvorm kreeg. In zijn bespreking van de typologie van het gebouw en de eventuele verwijzingen naar de Tempel van Salomo doet Vlaardingerbroek met dit gegeven vrijwel niets, terwijl dit voor het exterieur zeer bepalend is.

Architect Elias Bouman

De ‘verticale sprong’ in de gevel en ‘uitzwenkende steunberen’ aan de zuid-oostzijde van het gebouw (foto: Gerrit Vermeer)

Vlaardingerbroek betoont zich op meerdere plaatsen minder enthousiast over de architect Elias Bouman, die hij heel wat minder intellectuele begaafdheid toeschrijft dan bij-
voorbeeld Jacob van Campen, de ‘auctor intellectualis’ van het stadhuis op de Dam. Vlaardingerbroek vindt de verwijzingen naar de Tempel van Salomo, zoals de uitzwenkende steunberen aan de buitenkant, bij hem niet overtuigend: ‘Of hij [Elias Bouman] de theoretische implicaties van deze architectuur op juiste waarde heeft geschat, moet worden betwijfeld’. Wat betreft dit soort verwijzingen begeven we ons sowieso op het vlak van de speculatie: zowel het zeventiende-eeuwse stadhuis op de Dam als de Portugese synagoge bevatten verwijzingen naar de Tempel in Jeruzalem, maar met welke bedoeling deze daar zijn, vinden we nergens expliciet. Vlaardingerbroek is er ook niet zo over te spreken dat Bouman de verticale sprong aan weerszijden van de steunberen eveneens laat uitzwenken, maar dan in het vlak van de gevel. Dit motief heeft uiteraard geen constructieve betekenis en is slechts decoratief. De auteur zegt hierover: ‘Door de uitzwenkende steunbeer toe te passen als ornament heeft Bouman het wezen ervan niet goed begrepen’. Nu zouden de zijwaarts uitzwenkende steunberen theoretisch aangebracht kunnen zijn ter voorkoming van het schranken van het gebouw en in die zin zouden ze wel degelijk als constructief zinvol gedacht kunnen worden. Los daarvan kan de vraag gesteld worden in hoeverre in de zeventiende eeuw de vormen de constructieve functionaliteit zouden moeten uitdrukken. Al sinds de zeventiende eeuw worden Van Campen veel hogere intellectuele capaciteiten toegedicht dan de meeste van zijn tijdgenoten en geldt hij als een soort van ‘artist hero’. Deze hele zienswijze blijft speculatief en nogal arbitrair, want ook in het stadhuis op de Dam vallen de nodige schoonheidsfouten aan te wijzen. Wat mij betreft had het boek Bouman wat ruimhartiger lof mogen toezwaaien. Zijn afkomst, leven en werken kregen door Vlaardingerbroek gelukkig uitgebreid aandacht en daarbij kwamen tal van nieuwe feiten aan het licht. Deze leveren een aanwijzing op dat vermoedelijk ook Elias Bouman is uitgegaan van een gedegen theoretisch uitgangspunt.
Het boek is een aanrader, vol mooie foto’s en boordevol met nieuwe feiten. Het is een standaardwerk, maar het bevat zeker nog niet het laatste woord, maar wel veel nieuwe stof om over na te denken.

Gerrit Vermeer

Pieter Vlaardingerbroek, De Portugese synagoge 
in Amsterdam, Amsterdam 2013. Prijs: € 24,95

(Uit: Binnenstad 259, juli/augustus 2013)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.