Kantoor Koppe's Scheepsagentuur

Houtbouw met wortels in Marken

In Binnenstad 277 werd terecht aandacht besteed aan het houten kantoortje dat architect G.F. la Croix in 1919 bouwde voor Reederij Koppe (na 1938 J.G. Koppe's Scheepsagentuur). Het stond tot 2005 achter het Centraal Station aan pier 6 en wacht nu op een restauratie en herplaatsing (afb. 1). Het opmerkelijke huisje staat op zware houten palen en beschikt aan de voorzijde over een driehoekige geveltop die sterk naar voren helt. Als inspiratiebron voor het huisje gelden al sinds lang de meest uiteenlopende exotische voorbeelden: de bouwwerken van de Minangkabauers uit west Sumatra, de huizen van de Batakstammen rond het Tobameer, die van de Toradja op Sulawesi, het vroegere Celebes, en de Finse blokhutbouw. In werkelijkheid vond de architect zijn inspiratie voor de bijzondere vormen hoogstwaarschijnlijk wat dichter bij huis.
afb. 1 Het kantoor van J.C. Koppe's Scheepsagentuur aan pier 6 in 1996 (foto: Han van Gool, BMA).

Reederij Koppe hield zich vanaf 1909 tot 1972 voornamelijk bezig met de binnenvaart, niet met verre en exotische bestemmingen. Jan Koppe had vanouds belangen in de Stoomvaart Maatschappij Amsterdam- Lemmer en in Verschure & Co. In deze lijn passen ook zijn eigen rederij en diverse dochterondernemingen. In 1938 nam Reederij Koppe de Veerdienst Enkhuizen-Stavoren over van Alkmaar Packet. Dit veer vormde de verbinding tussen twee spoorlijnen, waardoor het bedrijf later in handen kwam van de NS. Verder onderhield de rederij een verbinding tussen Amsterdam en Marken. Oorspronkelijk verzorgde de veerdienst de bevoorrading, de postbezorging en het woonen werkverkeer. Na de aanleg van de dam naar Marken, in 1959, kreeg de verbinding vooral een toeristisch doel. Later nam het toenmalige busbedrijf N.V. Nederlandsche Auto Car Onderneming (NACO), sinds 1940 eveneens in bezit van de NS, de dienst Amsterdam-Marken over. Alle activiteiten op het water van de NS vielen op de duur onder dit busbedrijf NACO. De rederij was dus in het bijzonder actief op de Zuiderzee – na de aanleg van de Afsluitdijk in 1932 op het IJsselmeer – en had niets van doen met verre Nederlands-Indische culturen. Guillaume F. la Croix, de architect van het houten huisje van Reederij Koppe op Pier 6, werd in 1877 in Amsterdam geboren en groeide op in de Nieuwmarktbuurt.1 Van banden met Nederlands-Indië was in zijn jeugd geen sprake. Wel kwam hij in 1900 als assistent-tekenaar te werken op het bureau van Eduard Cuypers, die vanuit zijn bureau in Amsterdam, in samenwerking met het bureau Hulswit-Fermont, ongeveer negentig bouwwerken in Nederlands-Indië ontwierp. Cuypers' bureau verrichtte deze werkzaamheden echter vrijwel geheel vanuit Nederland.

Herbouw na de watersnoodramp van 1916

De inspiratiebron van La Croix moet dan ook niet zozeer in de tropen worden gezocht, maar veel dichter bij huis. In de nacht van 13 op 14 januari 1916 werden de laaggelegen gebieden rond de Zuiderzee getroffen door een zware stormvloed, die veel overstromingen veroorzaakte, waardoor veel huizen verloren gingen of zwaar beschadigd raakten. Tot de getroffen gebieden behoorde ook Marken. Op grote schaal moesten gebouwen worden hersteld of herbouwd. Voor dat doel kwamen de nodige gelden beschikbaar, en naar het voorbeeld van de Schoonheidscommissie in Amsterdam kwam er aan de herbouw de nodige begeleiding te pas: in 1916 werd daartoe de 'Adviescommissie voor de herbouw der overstroomde gebieden van Noord-Holland' in het leven geroepen, onder voorzitterschap van architect en 'monumentenzorger' J.H.W. Leliman (1878-1921). In deze commissie hadden prominenten uit de architectuur, het bouwtoezicht en de volksgezondheid zitting, onder wie Arie Keppler, directeur van de gemeentelijke Woningdienst van Amsterdam.

Zij stelden de intussen zelfstandig gevestigde La Croix aan als architect. Later hanteerde deze zelf de voorzittershamer van de commissie. Ten behoeve van de beoogde nieuwbouw liet de commissie in de plaatselijke bouwverordeningen welstandseisen opnemen. Een tentoonstelling met acht ontwerpen van La Croix in Broek in Waterland (later Nieuwendam), moesten de bedoeling van de welstandseisen duidelijk maken. Overal in overstroomde gebieden herstelde en herbouwde La Croix panden. In Marken kreeg hij maar liefst veertien opdrachten. (2) Zo zal hij vanaf 1916 dikwijls van de veerdienst van Koppe op Marken gebruik hebben gemaakt. In enkele gevallen, zoals bij Grotewerf 20, betrof het volledige nieuwbouw, maar doordat zijn ontwerpen nauw aansloten bij de lokale houtbouwtraditie, vielen deze op de dichtbebouwde werven van Marken nauwelijks uit de toon. In andere gevallen valt niet goed uit te maken of hij een omgevallen of beschadigd huis alleen opknapte of nieuwbouw liet verrijzen.

Houten huizen

afb. 2 Bouwkundige termen huisje op Marken

In Noord-Holland benoorden het IJ had zich, sinds de uitvinding van de houtzaagmolen op windkracht in 1593, een bijzondere vorm van houtbouw ontwikkeld met intensief gebruik van planken. Doordat deze planken niet meer met de hand gezaagd hoefden te worden, kwamen deze relatief goedkoop in de handel. Het zeventiende-eeuwse type woonhuis uit dit gebied, dat in Marken door de eeuwen heen gangbaar bleef, vertoont een uiterst eenvoudige en doeltreffende opzet. Het bestaat uit een houten skelet op bakstenen poertjes (een meestal blokvormige, stenen ondersteuning, bedoeld om de krachten uit een bouwwerk, zoals een huis of schuur, over te dragen op de ondergrond). De zijgevels bestaan uit gepotdekselde, horizontale planken, de voor- en achtergevel uit verticale planken. De geveltop of het voorschot steekt iets naar voren. Aan weerszijden van de toplijn loopt op enige afstand van de gevel de zogenaamde windveer, een plank met aan de onderzijde vaak een geschubde omtrek. Over de windveer en de aansluitende pannen zit opnieuw een plank, het waterbord, dat inregenen voorkomt. De beide windveren komen samen in een verticale balk, de makelaar, die deels over de gevel loopt, deels de lucht in steekt en eindigt in een gesneden decoratie (afb. 2). Hetzelfde type huis is te vinden in de Zaanstreek, waar vanaf de achttiende eeuw steeds vaker ook houten hals- en klokgevels toepassing vonden, naar het voorbeeld van stenen stadshuizen. In Marken, dat, anders dan de Zaanstreek, geen verstedelijking kende, bleven de bewoners echter trouw aan het oorspronkelijke type.

afb. 3 De Rozewerf. De dijk stamt uit 1959 en heeft ongeveer dezelfde hoogte als de werf.

Kenmerkende huizen op Marken

afb. 4 Rozewerf 1, breed huis met een sterk voorover hellend voorschot en geschubde windveren.

De houten huizen op Marken onderscheiden zich door een aantal kenmerken van die in de rest van Noord-Holland, zoals in de Zaanstreek. Op het laaggelegen eiland in de Zuiderzee staan de huizen zeer dicht opeengepakt op kunstmatig opgeworpen hoogtes, de werven, om het droog te houden bij hoogwater. Tussen deze huizen resteert meestal slechts net genoeg ruimte voor smalle paden. Het talud rondom de werven is doorgaans behoorlijk steil. Huizen die net buiten de werven verrezen, staan op zware houten palen, waardoor de vloer van de begane grond van de buitenste huizen op ongeveer op dezelfde hoogte uitkwam als van de panden op de werven (afb. 3). Vooral in de huidige dorpskern verrezen tussen de werven in ook huizen op palen.

Bijzonder is ook de aanzienlijke breedte van sommige huizen. Hogewerf 18 bijvoorbeeld, een van de oudste huizen, in aanleg mogelijk nog uit de zeventiende eeuw, is maar liefst acht meter breed. Het inwendige houtskelet van dit pand bestaat uit vijf grenen gebinten, die deze breedte van acht meter overspannen zonder tussenliggende steunpunten. Zo'n grote houten overspanning uit één stuk zonder steunpunten is ook in onze dagen opmerkelijk. De enigszins gekromde dekbalken – liggende balken, die op de wandstijlen rusten – liggen met hun hoogste punt naar boven, waardoor ze minder gemakkelijk als gevolg van de belasting van de zoldervloer naar beneden doorbuigen.

De meest markante voorbeelden van een andere eigenaardigheid van de huizen van Marken zijn te vinden op de Rozewerf: het naar voren hellende voorschot. Hoewel het voorschot bij de huizen in Marken vaker iets naar voren helt, staan op deze werf twee huizen, Rozewerf 1 en 12, waar de zeer schuine stand van de geveltoppen een ronduit spectaculair beeld oproept (afb. 4). Ondanks de geringe ruimte tussen de huizen zijn de geveltoppen goed te zien: ze hangen bijna over de beschouwer heen. Over de reden waarom de voorschoten hier zo ver voorover hellen tasten we in het duister. Het verschijnsel doet in ieder geval denken aan het 'op vlucht' bouwen, zoals dat tot ongeveer 1700 plaatsvond in Hollandse steden als Amsterdam.

Een rederijkantoor met een knipoog naar Marken

Twee van de bijzonderheden van de houtbouw op Marken, de plaatsing op hoge palen en het sterk naar voren hellende voorschot, verwerkte La Croix in het kantoorgebouw van Reederij Koppe achter het Amsterdamse Centraal Station aan het IJ. Anders dan op Marken kreeg de noklijn van het dak achter de voorgevel van het redershuisje echter een gebogen beloop. Tevens voorzag La Croix het huisje van de decoratieve elementen die gebruikelijk waren binnen de eigentijdse bouwwijze van de Amsterdamse School, die ontsproot in Eduard Cuypers' bureau. De bron van inspiratie, Marken, is evenwel duidelijk herkenbaar. Zo vormde het kantoor van Reederij Koppe een duidelijk zichtbare verwijzing naar het eindpunt van een van de veerdiensten, die de rederij onderhield vanuit pier 6.

Gert Eijkelboom en Gerrit Vermeer

Foto's: auteurs

Voetnoten:
1 Radboud van Beekum, G.F. la Croix (1877- 1923). Amsterdamse School architect, Rotterdam (BONAS) 2008, p. 25.
2 Van Beekum 2008, p. 71-74.

(Uit: Binnenstad 279, januari/februari 2017)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.