Westerstraat 220-230

Zienswijze

Aan het College van Burgemeester
en Wethouders van Amsterdam
p / a de Dienst Binnenstad
Sector BWE, Afdeling JZ
Postbus 202
1000 AE Amsterdam

Deze gevels zijn waardevol voor het beschermd stadsgezicht ('Orde 2').

Geacht college,

Op 5 juni 2001 is door u besloten een vergunning ex artikel 11 van de Monumentenwet 1988 te verlenen voor het slopen van de gebouwen Westerstraat 220 t / m 230. Tegen dit besluit maken ik namens de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad bij deze bezwaar. Een machtiging van de vereniging voeg ik bij.

Voor de betreffende panden is een aanvraag tot plaatsing op de rijksmonumentenlijst ingediend. Over die aanvraag heeft de gemeenteraad op 6 juni de staatssecretaris negatief geadviseerd. Het concept-raadsvoorstel is behandeld in de vergadering van de commissie openbare ruimte, verkeer en parkeren en monumentenzorg binnenstad. Daar is door betrokkenen uitgebreid beargumenteerd waarom de aanvraag tot plaatsing op de rijksmonumentenlijst zou moeten worden gesteund. Kortheidshalve verwijs ik u naar het verslag van de commissie en de daar overgelegde stukken. Van onze pleitnotitie voeg ik voor het gemak nog een exemplaar hierbij.
De commissie heeft u geadviseerd de aanvraag om plaatsing op de rijksmonumentenlijst niet te steunen, maar wel heel serieus te bekijken of plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst mogelijk was.

Deur en raam van één van de inpandige woningen. Eén van de kamers met uitzicht op een inmiddels overbouwde gang.

Een andere kamer in het inpandige complex.

Na de vergadering van genoemde raadscommissie heeft de Raad voor Cultuur de staatssecretaris bij brief van 18 april 2001 positief geadviseerd over plaatsing op de rijksmonumentenlijst. Van dat advies heeft de commissie dus geen kennis kunnen nemen. Uiteraard heeft de staatssecretaris op het verzoek tot plaatsing op de rijksmonumentenlijst nog geen beslissing kunnen nemen, gezien het tijdstip van advisering door de gemeenteraad. De brief van de staatssecretaris van 7 november 2000, waarin wordt ingestemd met de sloop, moet onzes inzien als niet geschreven worden beschouwd omdat deze de procedure conform de monumentenwet op onbegrijpelijke wijze doorkruist en iedere redelijke motivering bovendien ontbreekt.

Op grond van het bovenstaande menen wij dat het besluit de sloopvergunning af te geven in redelijkheid niet genomen had kunnen worden, reden waarom wij daartegen bezwaar maken.

Hoogachtend,

Namens de Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad,

J. Pinkse

Amsterdam, 12 juni 2001