Aan: De Directeur van de Dienst
Binnenwaterbeheer Amsterdam
Weesperstraat 77
1018 VN Amsterdam
Het nieuwe woonschip Prins en Brouwer op een ongelukkige plaats op de hoek van de Brouwersgracht en de Korte Prinsengracht. |
Betreft: Vervangingsvergunning 'Prins en Brouwer' aan de Brouwergracht t/o 168
Geachte mw. B.C.J. Visser-Rose,
De Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad maakt haar zienswijze kenbaar
m.b.t. de aanvraag voor een vervangingsvergunning voor de ‘Prins en Brouwer’ aan de
Brouwersgracht 168.
Alhoewel de woonboot – wat de vorm en verschijning betreft – beter oogt dan wat doorgaans
in de historische grachten drijft, vragen wij ons ten zeerste af waarom ervoor gekozen is deze
boot op deze plaats een ligplaats te geven. Het is in ieder geval merkwaardig dat de boot al ter
plaatse is, nog vóórdat de ligplaatsvergunning is verleend. Het is pijnlijk te moeten
constateren dat de Dienst Binnenwaterbeheer de vereiste procedures niet zorgvuldig volgt en
al overgaat tot het toestaan van het innemen van een ligplaats vóórdat de vereiste vergunning
is verleend. Wij begrijpen hier niets van.
U schrijft in uw brief van 5 juni dat ‘er niet gebleken (is) van nautisch bezwaar tegen
verlening van de ligplaatsvergunning’. Wie bepaalt eigenlijk of er sprake is van nautisch
bezwaar? De boot ligt precies op de hoek van de Brouwersgracht en de Prinsengracht, in de
bocht dus. De voorzijde van het schip steekt het water van de bocht in, omdat hier sprake is
van een afgeronde kademuur op de hoek – zie de foto. Er kan dus gesteld worden dat het
schip op deze locatie niet past. Bovendien is er sprake van schade aan het ‘beschermd
stadsgezicht’, door een boot (ongeacht zijn verschijningsvorm) op deze plaats te laten
afmeren, op een fraaie hoek waar belangrijke zichtlijnen samenkomen. Dit toont opnieuw aan
dat een nautische toets niet voldoende is. Er moet ook stedenbouwkundig en ruimtelijk
worden getoetst.
Wij merken op dat ook de gemeente zelf van mening is dat hier sprake is van een belangrijk
stadsgezicht, aangezien er een bankje is geplaatst met uitzicht op de gebouwde omgeving en
het water. Op de foto heeft een proefpersoon zitting genomen op dit bankje. Zijn uitzicht is
echter thans belemmerd door een boot die enkele meters groter is dan wat er lag, waardoor er
stedenbouwkundig geen ruimte voor is. Met andere woorden: een nautische toets alleen is in
het beschermd stadsgezicht onvoldoende.
Tenslotte is de vereniging van mening dat, zolang de beleidsnota ‘Visie op het water van de
binnenstad’ niet door de deelraad Amsterdam-Centrum is vastgesteld en de ligplaatsen nog
niet zijn opgenomen in de bestemmingsplannen (dat wil zeggen er nog geen facet-
bestemmingsplan water is), uitbreiding van het wonen op het water geen juridische basis
heeft. Zolang er nog geen integrale afweging van belangen heeft plaatsgevonden, kan van
uitbreiding geen sprake zijn.
Wij behouden ons het recht voor in een later stadium met aanvullende argumenten te komen.
De tijd is thans te kort om juridisch advies in te winnen.
Namens de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad,
Hoogachtend,
Walther Schoonenberg
voorzitter
Amsterdam, 16 juni 2003