Bakker hield een goed opgebouwd betoog, hij wees op een reeks door hem gerealiseerde projecten in de
binnenstad en besloot uiteraard met een vinnig weerwoord op de kritiek. Die kritiek acht hij
onterecht. De panden Nicolaas Witsenkade stonden, toen hij deze aankocht, niet op een monumentenlijst, de
Bouw- en Woningdienst was van oordeel dat ze niet rendabel hersteld konden worden, het Bureau
Monumentenzorg had laten weten geen geld voor restauratie te hebben, de Schoonheidscommissie was
vol lof over het plan-Soeters en wees behoud van alleen de gevels af. Dat was "coulissen-architectuur"
en zoiets mocht niet. Alleen de gemeenteraad ging schuiven. Bakker vond dat de zorg voor
monumenten misbruikt wordt voor politieke doeleinden. "Het is gewoon goedkoop scoren", zei hij, "als er panden
bij zijn waar mensen voor f 50,- per maand wonen, dan is er een partij die vindt dat ze niet weg moeten,
of de panden goed zijn of niet".
Ook over de Résidence Amstelveld was de kritiek volgens Bakker misplaatst. "Men scheldt, tiert, heeft
allerlei kritiek op het plan, maar ik denk dat als het er staat de kritiek verstomt en er een heel rustig,
normaal appartementengebouw zal zijn gerealiseerd". Cees Dam, Sjoerd Soeters, Patrice Girod, dat
zijn voor Bakker de goede architecten, zij hebben de steun van de Schoonheidscommissie en van het
ambtelijk apparaat. Van Ab Vos, directeur Bouw- en Woningdienst en ambtelijk voorzitter van de
Schoonheidscommissie, citeerde hij de uitspraak: "De politici moeten beslissen, hoe ze het willen
hebben".
Dat laatste is natuurlijk formeel juist. Het gemeentebestuur moet de bouwvergunningen afgeven, bestemmingsplannen vaststellen (en handhaven!), het gemeentebestuur benoemt de leden van de Schoonheidscommissie op grond van hun vakbekwaamheid, maar ook met inachtneming van hun opvattingen over het bouwen in de oude stad. Het gemeentebestuur is in laatste instantie verantwoordelijk voor het gezicht van de stad. Dat die formele verantwoordelijkheid niet altijd en overal klopt met de werkelijkheid, weten we allemaal, maar dat is geen reden om een ingeslopen praktijk zonder meer als de juiste te accepteren.
G.W. Bakker handelt als een bekwame ondernemer. Hij grijpt zijn kansen en wanneer hij een plan moet
loslaten dan zorgt hij ervoor dat hem de schade wordt vergoed, zowel bij de Vietnamweide als aan
de Nicolaas Witsenkade. Wat hij wil is niet laakbaar: goed verkoopbare appartementen. Dat hij zich bij de
architectenkeuze en de vormgeving richt naar de zich wijzigende voorkeuren van het ambtelijk
apparaat en de Schoonheidscommissie, valt hem niet te verwijten. Dat is altijd de kortste weg om het
beoogde doel te bereiken. Waken voor het effect dat zijn projecten in positieve of negatieve zin op het
omringende stadsbeeld zullen hebben, is de zaak van de gemeente, haar ambtenaren en adviseurs.
Het is verhelderend de lijn te volgen van zijn eerste projecten uit de jaren zeventig: de hoek
Looiersgracht-Eerste Looiersdwarsstraat, Egelantiersgracht 178-186, Prinsengracht 407-409, die nog zichtbaar
verband houden met de omgeving. Daarna komt de hoek Elandsgracht-Eerste Looiersdwarsstraat,
waarvan Bakker het nu jammer vindt dat er niet duidelijk het bouwjaar 1982 uit blijkt. Die bedoeling, een
nieuw gebouw te doen passen in de omgeving, wordt radicaal losgelaten in de Résidence Le Jardin,
ter plaatse van de vroegere dropfabriek Kiene op de hoek Looiersgracht-Lijnbaansgracht, door dezelfde
architect B. Loerakker die enkele jaren tevoren de hoek Looiersgracht-Eerste Looiersdwarsstrsaat had
ontworpen. Dan komen de werken van Cees Dam: Kerkstraat 395-401 en Nieuwezijds Voorburgwal
77-85, die nadrukkelijk de houding demonstreren: met dat historische stadsbeeld van de omgeving heb ik
niets te maken, hier sta ik als man-van-deze-tijd, zie je wel, hoe vernieuwend en gedurfd ik ben!
Bakker had alle aanleiding om verbaasd, en zelfs boos te zijn over de onverwachte weerstand tegen
zijn projecten Nicolaas Witsenkade en Amstelveld. Die zetten toch gewoon de lijn voort van vorige
projecten, waarvoor hij van de Bouw- en Woningdienst en de Schoonheidscommissie alle medewerking had
ervaren? De Gemeenteraad kan zich toch niet gaan bemoeien met de honderden bouwplannen voor de
binnenstad die jaarlijks de revue passeren? Daarvoor dient immers de Schoonheidscommissie, die
Burgemeester en Wethouders adviseert bij het verlenen van bouwvergunningen.
Dat is allemaal waar, wanneer men de hoofdzaak uit het oog verliest of wegschuift achter hypocriete
praatjes over coulissen-architectuur, historiseren en dergelijke taboe-termen. Die hoofdzaak blijft
namelijk de zelfstandige waarde van het architectonische en stedebouwkundige karakter van de binnenstad
als geheel, een waarde die de som van de individuele monumenten samenvat en te boven gaat. Bakker
heeft in zoverre gelijk dat veel mensen wennen aan gebouwen die zij eerst als storend ervaren. De
herinnering aan een vroegere situatie vervaagt, je hebt foto's nodig om nog te weten, hoe het was. Dat neemt
niet weg dat de lijn die de Schoonheidscommissie nu al jaren volgt, leidt tot het afbrokkelen - project
na project, nu hier, dan daar - waar zich een mogelijkheid voordoet, van de Amsterdamse binnenstad
als cultuurmonument van wereldwijde betekenis. Dat is niet de schuld van de projectontwikkelaars, zij
verdienen er alleen maar aan.
Geurt Brinkgreve
(Uit: Binnenstad 152, juni 1995)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.