Evaluatienota “Amsterdam te water”
Wat opvalt wanneer men de nota en het evaluatierapport van Binnenwater Beheer
Amsterdam (BBA) leest, is dat de
problematiek van het gebruik van het water vrijwel uitsluitend nautisch wordt
bekeken. Boten liggen verkeerd, als hun ligging nautisch problemen geeft. Zo
wordt voorgesteld het verbod op afmeren binnen 10 meter van een brug strikt te
gaan handhaven, ook al zou dat betekenen dat drie rakken vol met woonboten extra
nodig zijn. Meer dan een nautische benadering kan van BBA ook niet verwacht
worden. Een stedenbouwkundige benadering, laat staan een samenhang met het
beleid voor de openbare ruimte ("ruimte voor kwaliteit") en de gebouwde omgeving
("beschermd stadsgezicht") ontbreekt.
De noodzaak van een dergelijke benadering
werd reeds in 1982 verwoord door de Amsterdamse Raad voor de Stedenbouw. (1)
|
De unieke stedenbouwkundige structuur van Amsterdam
|
Een stedenbouwkundige benadering is nodig omdat Amsterdam - het "Venetië van het
Noorden" - een stad aan en in het water is. Amsterdam heeft zijn schoonheid te
danken aan het water. De historische binnenstad bestaat uit 90 eilanden
verbonden door 240 bruggen. (Ter vergelijking: Venetië heeft 117 eilanden en 400
bruggen.) De Amsterdammer lijkt daarentegen niet trots op zijn stadswater. Eind
negentiende eeuw werd een groot aantal grachten gedempt. Pas nadat in 1900 het
stadhuis voorstelde de Reguliersgracht te dempen, richt de publieke opinie zich
massaal tegen het gemeentebestuur. Toch wordt er ook in de 20ste eeuw nog veel
gedempt, vooral in de oostelijke binnenstad en aan het IJ, maar ook bijvoorbeeld
het Rokin en de Vijzelgracht. Tevens worden veel walkanten aangeplempt (zoals de
Binnen-Amstel en de Prins-Hendrikkade). Het water wordt anno 1998 nog steeds
bedreigd, vooral door een sluipend proces van dichtslibben, door bewoning,
bebouwing en aanplemping van het water. Er zijn legio voorbeelden.
|
Het Oosterdok en omgeving in de jaren '20
|
De Prins Hendrikkade, oorspronkelijk een smalle grachtenkade, is stap voor stap verbreed;
de laatste keer bij de aanleg van een parkeergarage waardoor het Open Havenfront
de breedte van een gracht heeft gekregen. Voor de bouw van een busstation achter
het Centraal Station zou dertig meter IJ moeten worden aangeplempt, waarmee met
het IJ hetzelfde dreigt te gebeuren als met het dichtslibbende Oosterdok. Ook
bij "gewone" walmuurvernieuwingen wordt gesmokkeld (recentelijk nog op de
Passeerdersgracht: 70 cm aan beide kanten). En wat moeten we denken van de
plannen om het Singel tegenover de Bloemenmarkt te versmallen om de vrachtwagens
van de Kalvertoren een grotere draaicirkel te geven?
Bovenop deze ellende komt dan nog de privatisering van het openbare water door
woonboten en alles wat daarbij komt kijken. De mooiste stukken van de
Amsterdamse binnenstad, zoals het noordelijk deel van de grachtengordel bij de
Brouwersgracht en een groot deel van de Prinsengracht, worden ontsierd door
woonarken. Zelfs in historische sluizen liggen betonnen bakken met schoenendozen
erop. Vanaf één van de mooiste pleinen van Amsterdam, het Amstelveld, is het
water door de vele boten niet eens meer te zien.
|
Keizersgracht
|
|
Noordermarkt
|
De conclusie is duidelijk: het
water in Amsterdam is een restruimte is en wordt gezien als een bouw- dan wel
woonlocatie. Daarbij wordt volledig voorbij gegaan aan het feit dat het water
één van de belangrijkste elementen van de karakteristieke schoonheid van
Amsterdam vormt. Met grote zorg is het stadswater opgenomen in het
stedenbouwkundig geheel. Verhoudingen van watervlak, kademuren, walkanten en
bebouwingshoogten zijn op elkaar afgestemd. Deze harmonieuze verhoudingen komen
alleen tot hun recht zonder bebouwing op het water. Een rak vol met woonschepen
degradeert tot twee smalle straten met ongelijke bebouwing aan beide zijden met
een sloot ertussen. Weg ruimtelijkheid; weg harmonie. Bovendien kan een
monumentale stad niet zonder lege ruimte en vrije zichtlijnen. De negentiende-
eeuwse stadskernen van Parijs en Londen hebben grote pleinen. In de binnenstad
van Amsterdam met haar nog gave zeventiende-eeuwse structuur, heeft het open
water de stedenbouwkundige functie die in andere steden de stadspleinen hebben.
Het gemeentelijk beleid om de openbare ruimte schoon, ruimtelijk en mooi te
maken en te houden, zou ook van toepassing moeten zijn op de belangrijkste
openbare ruimte in onze stad: het openbare water. Dat is de benadering die één
van de belangrijkste historische stadskernen van de wereld nodig heeft, een
stadskern die is aangewezen als beschermd stadsgezicht en mogelijk op de
Werelderfgoedlijst van de UNESCO wordt geplaatst.
Valse argumenten
Op inspraakavonden en in de media, maar ook in gemeentelijke stukken komen
enkele valse argumenten steeds weer terug:
- "Er hebben altijd boten in de grachten gelegen", "er is altijd gewoond op het
water", "het is karakteristiek Amsterdams". Boten horen inderdaad bij Amsterdam,
maar wie oude afbeeldingen van Amsterdam bekijkt, valt direct een totaal ander,
vooral veel leger beeld op. Er lagen wel boten afgemeerd, maar het waren steeds
wisselende schepen. De grachten hadden immers een verkeersfunctie en de
pakhuizen en koopmanshuizen moesten toegankelijk blijven. De boten lagen vooral
bij pakhuizen en markten; de meeste grachtenkaden waren gewoon leeg. Bovendien
zijn de meeste woonschepen helemaal geen boten, maar bungalows op betonnen
bakken die niet eens onder de bruggen door kunnen. Het beeld is daardoor
fundamenteel anders, ook al vanwege de opbouwen, terrassen en tuinen die er
tegenwoordig bij komen. Het is een beeld van ontluistering.
- "Wonen op het water is een vorm van sociale woningbouw". Dat is al lang niet
meer het geval; een woonark in een Amsterdamse gracht kost minimaal twee ton.
Het komt dan ook regelmatig voor dat woonboten worden gekocht door mensen van
buiten Amsterdam die er hun studerende kinderen op huisvesten. Daar is niets mis
mee, zolang men maar niet probeert vol te houden dat er sprake is van sociale
woningbouw.
- "Woonboten dragen bij aan de levendigheid van Amsterdam", "rommeligheid hoort
bij Amsterdam", "de toeristen zijn er dol op", etc. Maar wat een indruk moeten
wij op toeristen maken als in de rondvaartboten wordt verteld dat er wordt
gewoond op caravans in het water? In werkelijkheid is het kenmerk van de
grachten niet de rommeligheid, maar de monumentaliteit van de in het water
spiegelende gevels. Op veel plaatsen is vanaf het water de stad niet meer te
zien en is vanaf de wal het water niet meer te zien. Bovendien wil de gemeente
de betere toerist, geïnteresseerd in geschiedenis en cultuur, in Amsterdam zien.
Deze toerist komt voor het Amsterdamse stadsschoon; niet voor de eigenaardigheid
van een Hongkong in Europa. Tenslotte zal de levendigheid eerder toe- dan
afnemen, omdat het open water recreatief gebruikt kan worden en voor vervoer van
mensen en goederen, kortom als er ruimte is voor echte, varende boten.
Aanbevelingen
Op basis van bovenstaande analyse doen wij de volgende aanbevelingen:
|
Palmgracht vóór de demping
|
- De BBA is van goede wil, maar zij is niet toegerust om het stedenbouwkundige
belang van het water te benadrukken. Het is BBA aan wie het beheer van het water
is toevertrouwd, terwijl de Dienst Binnenstad zich tot de openbare ruimte van de
wal en de bruggen beperkt. Als gevolg daarvan wordt onvoldoende het
stedenbouwkundige belang van het open water benadrukt. BBA zou daarom onder de
Sector Openbare Ruimte of Ruimtelijke Ordening moeten vallen en geen beleidstaak
maar een handhavingstaak moeten hebben - vergelijkbaar met de verhouding tussen
Stadstoezicht en de Dienst Binnenstad ten aanzien van het parkeren.
- Het water vormt een integraal onderdeel van de openbare ruimte in de
binnenstad en zou dus ook integraal onder de Sector Openbare Ruimte moeten
vallen. Dit betekent dat een "facet-bestemmingsplan" voor het water moet worden
afgewezen. De samenhang van het water met de gebouwde omgeving moet centraal
staan en dus moet het water worden meegenomen in de beschermende
bestemmingsplannen in het kader van het beschermd stadsgezicht.
- De hoofdgrachten en zeker gevoelige punten bij bruggen en sluizen moeten vrij
van woonschepen zijn, terwijl woonarken al helemaal niet in het beschermd
stadsgezicht thuishoren. "Gestructureerde groei" is dus niet aan de orde in de
Amsterdamse grachten; opschonen wel. Historische schepen passen op veel plaatsen
wel goed in de binnenstad, mits zij een beperkte opbouw hebben die zichtlijnen
vrijlaten. Het uitgangspunt is dat de inpassing van woonschepen in de eerste
plaats een zaak van stedenbouwkunde is. Ligplaatsalternatieven moeten worden
gecreëerd buiten de binnenstad, bijvoorbeeld in IJ-burg.
- Daar woonschepen feitelijk een permanente bebouwing op het water zijn, zou
een woonschip gelijk behandeld moeten worden als een bouwsel op het land. Een
ligvergunning moet daarom niet met een woonvergunning worden vergeleken maar met
een bouwvergunning. Daarbij moet dezelfde afweging worden gemaakt, zoals past
een bouwsel in de omgeving, met andere woorden voldoet het object aan
stedenbouwkundige en planologische eisen en eisen van welstand. Illegale
bouwsels, vlotten en steigers moeten worden verwijderd en illegale woonboten
weggesleept. Zaken die aan de wal onaanvaardbaar zijn, moeten ook niet op het
water worden gedoogd.
|
Waterstoep aan het einde van de Guldehandsteeg
|
- Een goed, historisch verantwoord alternatief voor steigers is de zogenaamde
waterstoep (zie Venetië). Vroeger bestond de waterstoep veel in Amsterdam, maar
tegenwoordig bestaat zij vrijwel nergens meer. Eén van de laatste voorbeelden is
de waterstoep op het open water van het Damrak, op het uiteinde van de
Guldehandsteeg.
- Er dient terstond een einde te komen aan de praktijk van voortdurende
aanplempingen en gesmokkel met walmuren. Om te laten zien dat het de gemeente
ernst is het stadsschoon te beschermen zou zij aantastingen ongedaan kunnen
maken dan wel elders compenseren. Zo zou zij enkele gedempte grachten kunnen
hergraven, zoals de Palmgracht en de Lindengracht. Bij de bouw van de NZ-lijn
moet zowel het water in het Rokin als de Vijzelgracht terugkeren, niet een
"waterpartij" van 1 meter diep, maar een echte gracht van 2 meter diep!
Walther Schoonenberg
Voetnoten:
(1) Zie: Advies inzake het Woonschepenbeleid, Amsterdamse Raad voor de Stedenbouw
(Gemeenteblad 1982, bijlage S, augustus 1982).
(Uit: Binnenstad 173, november 1998)