Hoewel de Jordaan al eeuwenlang zeer dicht was bebouwd met woningen en bedrijven, was het niet de bedoeling die situatie te handhaven. Integendeel, om het tekort aan openbare ruimte te compenseren werd in 1972 als uitgangspunt genomen dat "de binnenterreinen moeten worden ontdaan van niet-recreatieve bestemmingen, om er open ruimten van te maken". Hoe dat moest gebeuren werd niet duidelijk gemaakt, maar de planregeling bood in ieder geval de mogelijkheid om dat bij de uitwerking te realiseren. In het kader van de stadsvernieuwing is dat bij nieuwbouw in het algemeen ook gebeurd, maar desondanks is de bebouwing op vele plaatsen nog steeds zeer dicht.
Nu is er een nieuw bestemmingsplan in de maak. In de toelichting
staat vermeld: "De binnenterreinen dienen zoveel mogelijk
gevrijwaard te worden van bebouwing om, zeker daar waar de
woonfunctie overheerst, een 'stille' zijde van de bebouwing te
verkrijgen. Daar waar zich bebouwing op het binnenterrein
bevindt, dient deze in geval van nieuwbouw en/of ingrijpende
verbouw ter plaatse van de hoofdbebouwing dan ook in principe te
worden gesloopt ten gunste van het realiseren van een tuin...".
Hoe pakt de gemeente dat aan?
In het nieuwe bestemmingsplan zijn voor de hoofdbebouwing
standaard-bebouwingsstroken opgenomen: bij de dwarsstraten 10 m,
bij langsstraten 12-13 m en bij langsgrachten 14-15 m. Aan alles
wat daarachter ligt, bebouwd of niet, is de bestemming tuinen en
erven gegeven. Tegelijk is in het plan vermeld dat de gemeente
geen geld aan het plan zal uitgeven, behalve eventueel subsidies
voor het instandhouden en verbeteren van panden.
Dat schept wel een probleem. Het is immers vaste regel dat een
gemeentebestuur de bestaande toestand als zodanig moet bestemmen,
tenzij het actief op gaat treden en de middelen aangeeft om de
wijzigingen te financieren. Een bestemming tuinen en erven zonder
meer kan dus niet.
De gemeente heeft het probleem opgelost door het recht van een
totale herbouw van alles wat er op de binnenterreinen staat in
het plan op te nemen. Juridisch kan dat waarschijnlijk, maar de
bestemming "tuinen en erven" is daarmee wel tot een farce
geworden. En wat nog belangrijker is: de gemeente heeft zichzelf
iedere mogelijkheid tot actief optreden ontnomen.
Anders dan vroeger immers zijn er geen omvangrijke bouwprojecten
van de overheid in de Jordaan meer te verwachten. Sterker nog,
het beleid is gericht op behoud en herstel; dus ook aan
particuliere zijde zullen nieuwbouwplannen hopelijk niet talrijk
zijn. Maar dat betekent wel dat er van opschoning van
binnenterreinen niets terecht zal komen. De bestemming "tuinen en
erven" is dus puur cosmetisch, anders gezegd, is gewoon
volksverlakkerij.
Waarom doet de gemeente zoiets? Er zijn twee redenen voor.
De gemeente wil in de opschoning van de binnenterreinen geen geld
steken en bovendien weet de gemeente domweg niet wat er op de
binnenterreinen staat. Die twee redenen in combinatie leiden tot
deze onzinnige bestemming.
Het gaat niet om een paar achteruitbouwen, maar om misschien wel
enkele honderdduizenden kubieke meters bebouwing, die optisch
worden weggepoetst.
Wat nu wordt voorgesteld is onacceptabel en heeft niets met
behoorlijke ruimtelijke ordening te maken. Maar hoe moet het dan
wel?
Het nastreven van een totale opschoning van de binnenterreinen is
niet zinvol, want daarvoor staat er veel te veel bebouwing, die
bovendien vaak om allerlei redenen waardevol is. Er zal een goede
inventarisatie moeten komen van de bestaande situatie en op basis
daarvan zal een uitvoeringsplan moeten worden gemaakt. De
beschikbare middelen zijn hierbij uiteraard heel belangrijk en
die zullen ongetwijfeld beperkter zijn dan wenselijk is. Des te
belangrijker is het om prioriteiten te stellen.
Bij die uitvoeringsplannen zullen, afhankelijk van de situatie,
uiteenlopende oplossingen tot stand moeten komen. Daarbij kan
recht worden gedaan aan de historische situatie en zullen op vele
punten afwijkingen van de rechte achterste bebouwingsgrens moeten
worden toegestaan. Dat is natuurlijk veel bewerkelijker en het
zal zeker veel geld vragen, maar daarmee maak je als
gemeentebestuur je verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de
stedelijke ruimte tenminste waar en op die manier kun je de
ontwikkeling (tot op zekere hoogte) sturen. Stadsvernieuwing
houdt niet op bij woningbouw, maar gaat natuurlijk ook over de
open ruimte. Er is dus alle reden om het Stadsvernieuwingsfonds
te blijven voeden.
Mocht het gemeentebestuur zijn verantwoordelijkheid op dit punt
niet willen nemen, laat het dat dan openlijk zeggen. Maar de
consequentie zal wel moeten zijn dat de binnenterreinen een
bestemming krijgen, die de feitelijke situatie weergeeft.
Wat nu op tafel ligt is, wat de binnenterreinen betreft, geheel in strijd met de bedoelingen van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en het valt nauwelijks te verwachten dat dit onderdeel in beroep in stand zal blijven. Het is jammer dat het nieuwe bestemmingsplan op dit punt zo onder de maat is, want het heeft in vele opzichten duidelijk kwaliteiten. Het moet toch mogelijk zijn, die kwaliteit voor het gehele plangebied te halen.
Herman Pinkse
(Uit: Binnenstad 175, maart 1999)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.