Op voorstel van het College besloot de Raad 90 van de 120 woonboten die na de laatste gedoogronde in 1989 illegaal een ligplaats hebben ingenomen te gedogen: de bewoners krijgen een “tijdelijke” persoonsgebonden ligplaatsvergunning aangeboden. In deze nieuwe gedoogronde is 1 augustus 1995 als uitgangspunt genomen, hetgeen betekent dat 30 van de 120 illegale woonboten moeten worden weggesleept (de Raad kreeg de toezegging dat dat zal gebeuren). Nieuw is dat gekozen is voor een uitsterf-constructie: het uitgeven van 90 persoonsgebonden ligplaatsvergunningen betekent dat de vergunningen vervallen bij verkoop of vertrek van de bewoner. Expliciet heeft de Raad uitgesproken dat het vervallen van de ligplaatsvergunning niet betekent dat de ligplaats automatisch mag worden ingenomen door een woonboot met een legale status: of dat gebeurt, hangt af van een nog op te stellen bestemmingsplan voor het water waarin een afweging van alle belangen, waaronder die van de walbewoners, moet plaatsvinden. Wel moet de kanttekening worden gemaakt dat de regeling buitengewoon fraudegevoelig is. Als de Dienst Binnenwaterbeheer al moeite heeft het gewone binnenwaterbeleid te handhaven, zal zij zeker problemen krijgen met een persoonsgebonden systeem. Toch is het karakter van deze gedoogronde anders dan de voorafgaande rondes in 1974, 1984 en 1989. Voor het eerst beginnen zich de contouren van een uitsterfbeleid af te tekenen. Hopelijk kunnen wij er van uit gaan dat deze gedoogronde de laatste zal zijn, al moet je het in Amsterdam altijd eerst zien voordat je het kunt geloven.
Ook al heeft de Raad besloten tot een nieuwe gedoogronde, het lijkt erop dat zich een mentaliteitsverandering aan het aftekenen is. De Raad heeft besloten dat het verboden is en blijft woonschepen te vervangen door woonarken. Ook zullen de medewerkers van de Dienst Binnenwaterbeheer opsporingsbevoegdheid krijgen, waardoor zij mogen optreden bij overtredingen op het water. Maar het belangrijkste is wel dat de volksvertegenwoordigers besloten hebben dat een geïntegreerde visie op het water nodig is, waarin álle belangen, waaronder die van het beschermd stadsgezicht, worden meegenomen. In de “voordracht van het evaluatierapport van de nota Amsterdam te water” lezen wij dat “het wenselijk (is) om het structuurplan voor de centrale stad uit te breiden met een aanvullend toetsingskader voor het gebruik van het water en de inpassing daarvan in het ruimtelijk beleid”. In de “nota van wijziging inzake de voordracht van het evaluatierapport” lezen we voorts dat een integrale visie op het water “zal worden toegevoegd aan het structuurplan voor de centrale stad, waarin een integrale afweging van alle belangen plaatsvindt. De visie en het bijgestelde structuurplan zal vervolgens worden uitgewerkt en geïntegreerd in (een zeer groot aantal) bestemmingsplannen”. Bedoeld worden de bestemmingsplannen die reeds bestaan en die in het kader van de toewijzing van de status van beschermd stadsgezicht moeten worden aangescherpt. Dit betekent dat het voorstel een facet-bestemmingsplan te maken voor alléén het water slechts als een tijdelijke korte-termijn maatregel wordt gezien, zolang de bestaande beschermende bestemmingsplannen niet zijn aangepast. Op het eerste gezicht lijkt hier sprake van een poging woonboten op te nemen in de bestemmingsplannen, maar tegelijkertijd geeft het onze vereniging en ook individuele walbewoners een optimale positie om het gevecht om het water, de vrije zichtlijnen en het behoud van het stedenschoon aan te gaan.
Walther Schoonenberg
(Uit: Binnenstad 176, mei 1999)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.