Eind jaren zeventig kwam Addy Stoel, een Zeeuws meisje uit Amsterdam-Zuid, in dienst bij het Wijkcentrum d'Oude Stadt. Daar ging een wereld voor haar open. Dat was wat anders dan het rustige, beschermde klimaat, waarin ze was opgegroeid. Het was de tijd van acties tegen de grootschalige plannen van het gemeentebestuur. "Ik heb het allemaal opgeslurpt, ik had het zelf ook nodig", zegt ze nu. Ze werkt nog steeds bij het wijkcentrum, heeft de Amstelveldbuurt, de Weteringbuurt en de zuidelijke burgwallen onder haar hoede en woont niet in de binnenstad. "Toen ik begon, was het wijkcentrum een actiecentrum", zegt ze peinzend, "nu is er veel meer overleg met de gemeente. Ik mis de actie soms wel, het is soms goed actie te voeren om te laten zien dat er meer is dan de 'wijsheid' die in dikke ambtelijke rapporten staat." Het wijkcentrum d'Oude Stadt dat nog steeds een schakel is tussen de gemeente en de bewoners, 'beheert' zeven buurten en elke buurt heeft haar eigen overlegorgaan. "Ik vraag me wel eens af, of er niet te veel van zijn."
Ze geniet nog steeds van haar baan. Samen met Vera Amende vocht ze voor het
behoud van de 27 beschermde tuinen in de zeventiende-eeuwse grachtengordel. Het
leek een verloren strijd, maar de acties lukten. "Meestal winnen we zaken. De
tendens is nu dat de eigenaren die keurtuinen willen opschonen. Dat hangt ook
samen met de economie. Als het daarmee goed gaat, willen de mensen dat ook
laten zien, dan willen ze pronken en met een fraaie keurtuin kan dat. De
gemeente gaat daarin mee, ook al gebeurt dat schoorvoetend. En natuurlijk zijn
we blij dat er beschermde regels voor cultuur-historische binnenterreinen in
bestemmingsplannen worden opgenomen."
Nu is ze bezig met het beschermen van de 'gewone' tuinen in de binnenstad. "Het
moet mogelijk zijn dat beter in bestemmingsplannen te regelen. Of dat lukt,
hangt af van de ambtenaren en de stadsdeelbestuurders. Die vinden helaas nog te
vaak dat alles volgebouwd moet worden. Ze vergeten dat de stad een organisch
geheel is, waarbij groen een belangrijke plaats inneemt."
In de afgelopen twintig jaar is Addy Stoel erachter gekomen dat het niet zo veel
uit maakt, welke politieke partij zich met de binnenstad bezighoudt, maar dat de
aandacht voor de binnenstad veel meer afhangt van de kwaliteiten van een
wethouder. Van het huidige gemeentebestuur vindt ze dat de intenties goed zijn,
maar dat de daadkracht ontbreekt. "Men durft geen keuzes te maken. Een voorbeeld
is de concept-nota parkeren. Je zou verwachten dat daarin na al die jaren van
discussies wordt aangegeven, welke kant het beleid uitgaat, maar dat gebeurt
weer niet. Ik mis het handelen. Als je een goed College van B. en W. hebt,
kunnen er best beslissingen worden genomen. Ik geloof dat ze visie hebben, maar
het komt er alleen niet uit."
Waardering heeft ze wel voor wethouder Guusje ter Horst. "Zij probeert de stad
schoon te krijgen, ze spant zich in voor de openbare ruimte en ze durft
beslissingen te nemen die niet breed worden gedragen. Dat vind ik getuigen van
daadkracht."
Haar kritiek op het stadsbestuur is geen pleidooi voor een deelraad voor de
binnenstad. "Zeker niet, want van experimenteren met deelraden komt niets
terecht, je krijgt dan toch weer een politiek bestuur. De wijkcentra zullen dan
minder geld krijgen en ze zullen worden uitgekleed, waardoor het kritisch volgen
van de deelraad verdwijnt. Bewoners kunnen zich dan alleen maar tot een
politieke partij richten. Daar moet ik niets van hebben, een onafhankelijk
instituut blijft noodzakelijk. Nee, ik geloof niet dat zo'n deelraad goed voor
de binnenstad is. En trouwens, als je al dat gekissebis tussen de bestaande
deelraden ziet. Dat is ongelooflijk. We hebben een werkgroep om bebouwing van
tuinen tegen te gaan, en je merkt dat mensen uit de stadsdelen bang zijn om iets
openbaar te maken, wat in hun deelraad speelt. Nee, geen deelraad voor de
binnenstad alsjeblieft."
Sinds Addy Stoel twintig jaar geleden bij het wijkcentrum kwam, is er veel
veranderd. De politiek maakte een ommezwaai, kreeg veel meer interesse in het
behoud van het karakter van de stad maar Addy Stoel vindt het wel triest dat een
aantal problemen die toen speelden nog steeds aandacht vragen: het verkeer, de
drugsoverlast, het openbaar vervoer en het schoonhouden van de binnenstad. "Maar
in ieder geval is er bij de politici meer belangstelling voor de binnenstad
gekomen. Jammer is alleen dat ze te weinig in de gaten hebben, hoe belangrijk
het is om je oor te luisteren te leggen bij de burgers. En minstens zo
belangrijk is dat die ambtenaren weten, welke beslissingen zijn genomen en welke
regels gelden. Daar gaat nu veel bij fout. Ik kan me het eerste plan voor de
Vendex-driehoek nog herinneren. Een monstrum. Door acties te voeren wisten we
dat tegen te houden. Het bleek dat de ambtenaren niet wisten, welke regels voor
dit gebied van kracht waren. Zoiets kost geld, tijd en frustratie."
Als Addy Stoel de periode die ze bij het wijkcentrum werkt, overziet, kan zij
drie stromingen onderscheiden. Tot het begin van de jaren tachtig een periode,
waarin het gemeentebestuur dacht met grootschalige plannen de binnenstad te
verbeteren, daarna tien jaar van consolidatie en nu aan het eind van de jaren
negentig opnieuw een neiging om forse stedenbouwkundige ingrepen te doen. "Het
wordt weer tijd voor actie", zegt ze en ze doelt daarmee op de plannen van de
Universiteit om op het terrein van het voormalige Binnengasthuis een reusachtige
Universiteitsbibliotheek te bouwen. Als die plannen doorgaan, zal de voormalige
Theaterschool op het BG-terrein en de aangrenzende panden in de Nieuwe
Doelenstraat gesloopt worden en zullen de woningen aan de Nieuwe Doelenstraat
en de Kloveniersburgwal ook moeten verdwijnen. Bovendien zijn er geruchten dat
de Universiteit ook bekijkt, of de woningen uit de jaren tachtig op het BG-
terrein bij de bibliotheekplannen betrokken kunnen worden.
Addy Stoel: "Die plannen zijn veel te grootschalig voor dit fijnmazige stukje
stad. De nieuwe gebouwen zullen 24 uur per etmaal in gebruik zijn met alles wat
erop en eraan zit. Het zal grote invloed hebben op het hele Burgwallen- en
Nieuwmarktgebied, denk maar eens aan de grote toename van het verkeer. Er komen
veel voorzieningen bij die bibliotheek en die moeten allemaal bevoorraad worden.
En dan heb ik het nog niet eens over de sloop van woningen. In 1977 is er een
plan voor het BG-gebied gekomen. Daarin staat dat dit grote bouwblok wordt
voorzien van stedelijke ruimten met een openbaar karakter en in 1982 kwam er een
bouwplan voor zowel sociale woningbouw als voor universiteitsgebouwen in de
verhouding 40-60. Die percentages zijn nu al overschreden door de Universiteit,
maar in ieder geval is door de beslissing van 1977 het terrein als het ware
teruggegeven aan de stad. Dat wordt ongedaan gemaakt, als de plannen voor
nieuwbouw doorgaan. De menging van functies gaat teloor."
De Universiteit heeft haast. In 2001 wil ze met de sloop en de bouw beginnen. De gebouwen die de Theaterschool in 1996 ontruimde, worden nu gebruikt door een aantal tijdelijke huurders. De huurcontracten lopen eind 1999 af. Hetzelfde geldt voor het huurcontract dat het Doelenhotel heeft voor het gebruik van het parkeerterrein aan de Nieuwe Doelenstraat. Ongeveer in het jaar 2004 hoopt de Universiteit de nieuwbouw klaar te hebben. Via een ondergrondse doorgang zal het nieuwe complex worden verbonden met een bibliotheek die in de universiteitsgebouwen aan de Turfmarkt komt. Dat het om een zeer grootschalig plan gaat, blijkt onder meer uit het volgende citaat uit een rapport van de Universiteit: "De nieuwe Amsterdamse Universiteitbibliotheek wordt een zeer grote instelling met dagelijks veel bezoekers. Dat betekent dat bij de inpassing in de omgeving op het BG-terrein veel aandacht nodig is voor zaken als ontsluiting voor het verkeer, algemene voorzieningen voor studenten en andere bezoekers en voor de mogelijkheid om synergie te verkrijgen tussen de functies in de bibliotheek en in de directe omgeving. In totaal zal de voor de bibliotheek en de daarbij behorende voorzieningen 18.000 nuttige m² nodig zijn. Dat betekent een fors bouwvolume", aldus het rapport.
Het wijkcentrum d'Oude Stadt heeft in het voorjaar een voorlichtingsontbijt gehouden om de raadsleden in te lichten over de gevolgen van de plannen. Addy Stoel: "In de afgelopen twintig jaar heb ik in elk geval één ding geleerd: vanaf het begin tot het eind moet je dit soort van plannen intensief volgen. Alleen dan heb je kans om iets recht te zetten en de stad te behoeden voor te rigoureuze ingrepen."
Op de vraag, wat zij zou doen als ze de koningin van de binnenstad zou zijn,
komt een duidelijk antwoord.
"Ik zou ervoor zorgen dat alle gebruikers van de binnenstad, met de bewoners
voorop, zich veilig voelen en zich niet hoeven te ergeren. Dat betekent dat ik:
Frans Heddema
(Uit: Binnenstad 178, okt. 1999.
Dit artikel is tevens verschenen in: Een veldboeket met distels, Amsterdam 2000.)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.