Werelderfgoed

De onder auspiciën van UNESCO gesloten overeenkomst, waarbij deelnemende landen zich verplichten belangrijke monumenten en natuurgebieden te beschermen, dateert van 1972. De op de Werelderfgoed-lijst vermelde gebouwen, stadsdelen en natuurgebieden moeten karakteristiek zijn voor het desbetreffende land en internationale waarden vertegenwoordigen.

Dat geldt bijvoorbeeld voor de piramiden van Gizeh, de Chinese Muur, Venetië met de lagune, de belangrijkste Franse kathedralen en de Seine-oevers van Parijs. Nederland ratificeerde de overeenkomst in 1992 en heeft sindsdien de volgende objecten voorgedragen: in 1995 het voormalige eiland Schokland, in 1996 de stelling Amsterdam, in 1997 het molencomplex van Kinderdijk en de historische binnenstad van Willemstad op Curaçao en in 1998 het Ir. D.F. Woudagemaal bij Lemmer. De voordrachten moeten eerst nationaal gewogen en beargumenteerd worden, en komen vervolgens op de agenda van een internationale commissie die beslist over plaatsing op de Werelderfgoed-lijst. Dat daarbij politieke gevoeligheid meespeelt, vooral bij jonge staten in tot voor kort koloniaal bestuurde gebieden, laat zich raden. Voor ons land worden verdere voorstellen voorbereid. Het gemeentebestuur van Amsterdam is van mening dat het nu wettelijk beschermde Stadsgezicht binnenstad vermelding op de lijst verdient. Dat zal niemand ontkennen. Het historische Amsterdam weegt op een internationale schaal écht zwaarder dan Willemstad, maar waarom Schokland en niet de Waddenzee met de eilanden? De keuze maakt de indruk alsof Nederland zich vooral bescheiden wil opstellen met objecten die niet in het oog vallen en alleen binnen bepaalde vakgebieden van belang zijn. Schokland, de molens van Kinderdijk en het gemaal in Lemmer zijn zeker ijkpunten in de vaderlandse geschiedenis van de strijd tegen het water, en het stelsel van forten en inundatie dat Amsterdam moest beschermen zal ongetwijfeld uniek zijn in militair-historische zin, maar dit is het vakgebied van genie-officieren met historische belangstelling. Daarmee wil niet gezegd zijn dat het bezoekersaantal in het internationaal toerisme als het criterium zou moeten gelden bij vermelding op de Werelderfgoed-lijst, maar enige betekenis heeft dat toch wel. Ook in dat opzicht heeft Nederland maar één monument van betekenis, namelijk het wettelijk beschermde stadsgezicht: Amsterdam binnen de Singelgracht en het IJ. De reden is in de desbetreffende raadsvoordracht duidelijk aangegeven: ter wille van de “nog gave historisch-ruimtelijke structuur en van het nog overwegend historisch waardevolle bebouwingsbeeld”. Die omschrijving houdt een beperking in tot wat van vóór ongeveer 1850 dateert. Niemand ontkent dat er ook waardevolle gebouwen uit de anderhalve eeuw na 1850 staan en dat Berlage’s plan-Zuid grote kwaliteit bezit, maar de reden van het beschermde stadgezicht, en vervolgens van de aanvraag voor de Werelderfgoed-lijst, is gelegen in wat daaraan voorafging, niet in de kretologie over het permanente veranderingsproces, de eisen van onze tijd, de moderne accenten, de dynamiek van de bulldozer en het excuus “dat moet toch kunnen”.

Geurt Brinkgreve

(Uit: Binnenstad 180, jan. 2000)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.