De vier halsgevels zijn gebouwd in opdracht van de koopman Jacob Cromhout (1608-1669) en zijn
vrouw Margaretha Wuytiers. De familie Cromhout woonde zelf in het grootste huis, Herengracht 366,
het huis met de gevelsteen waarin een kromhout is afgebeeld. Een kromhout is een kromgegroeid stuk
hout dat gebruikt werd in de scheepsbouw. De panden op de nummers 368 en 370 hebben kleinere
gevels dan die op de nummers 364 en 366. Er bestaat een merkwaardige legende over de reden hiervan.
De bouw van Herengracht 368 zou later begonnen zijn, omdat houtkoper Cornelis Jansz. Kerfbijl
(1597-1661) zijn kavel niet wilde verkopen. Toen hij in 1660 alsnog overstag ging, was de bouw van
de andere huizen al begonnen. Alsnog werd eenzelfde gevel tussengevoegd: even groot als het huis op
het kleine kavel van Herengracht 370. Aan de achterzijde is goed te zien dat Herengracht 366 achter
368 langsloopt: er staat een brede achtergevel met een groot opzetstuk.
In maart 1998 begon een ingrijpende restauratie van de panden van het Bijbels Museum. Twee jaar
lang is eraan gewerkt de panden weer in de oude glorie te herstellen. Het meest ingrijpend was de
verwijdering van gietijzeren kolommen die op alle verdiepingen in de muren waren aangebracht. Deze
moesten het gewicht dragen van de vele Bijbels die in het gebouw waren opgeslagen. (In het souterrain
zijn enkele kolommen bewaard gebleven.) De restauratie is uitgevoerd onder leiding van
architectenbureau Rappange & Partners. De kosten waren ruim vijf miljoen gulden, waaraan door de
overheden en de Europese Commissie ruim twee miljoen werd bijgedragen. Speciaal voor de
restauratie is een aparte monumentenstichting (“Stichting de Cromhouthuizen”) opgericht met als
belangrijkste doel het in stand houden van het monument.
Tegenwoordig betreden we het museum via nummer 368. De monumentale gang van nummer 366 had
oorspronkelijk aan de linkerzijde schijndeuren die vanwege de nagestreefde symmetrie waren
aangebracht. In 1904 zijn deze doorgebroken, maar nu is één schijndeur hersteld. Door de andere
betreden we vanuit nummer 368 het aangrenzende 366, het woonhuis van Cromhout. Vanuit dit pand is
het in het souterrain weer mogelijk nummer 368 te betreden, waar zich een antieke keuken bevindt. De
keuken krijgt licht van een kleine binnenplaats, waaraan zij gelegen is en bevindt zich precies op de
plaats van het oorspronkelijke huis van Kerfbijl. Mogelijk is dit de keuken van Kerfbijl. De ingang zal
oorspronkelijk aan de binnenplaats zijn geweest die toen veel dieper lag. In de zeventiende-eeuwse
keuken bevindt zich onder de schouw een stenen oven, de voorloper van het fornuis. In de gaten
werden pannen geplaatst, die verhit werden door het houtvuur eronder. Een leuk detail in deze keuken
is de waterput. Eén marmeren tegel heeft een ronde uitsparing waarin zich een ijzeren deksel bevindt.
Als we deze deksel optillen, kijken we in het donkere gat van een waterput. In de zeventiende eeuw
werd het regenwater van de daken via loden regenpijpen opgevangen in een waterput die zich vaak
onder of nabij de binnenplaats bevond. Er bevindt zich nog een antieke keuken in het Bijbels Museum:
de keuken van Cromhout. Deze keuken is weer om een andere reden interessant: er bevindt zich naast
de stenen oven onder de grote schouw nog een authentieke broodoven.
Het huis van Cromhout heeft nog meer te bieden. In circa 1717 werd het huis dat nog steeds in handen
was van de familie Cromhout ingrijpend verbouwd. De opdrachtgevers waren neef en nicht Jacob
Cromhout, heer van Nieuwerkerke (1672-1722), en Elisabeth Jacoba Cromhout (1683-1732), die met
elkaar getrouwd waren. Zij lieten het interieur in de toen gangbare stijl van Lodewijk XIV veranderen.
Toen is het monumentale ovale trappenhuis met drie prachtige gesneden deuren tot stand gekomen.
Tijdens de recente restauratie is de trapleuning met balusters in de Lodewijk XIV-stijl in een
smaakvolle blauwe kleur geschilderd, een kleur die in die tijd gebruikelijk was en feitelijk ook is
aangetroffen. Echter, deze kleur is alleen op de trapbaluster aangetroffen, zodat men ervoor heeft
gekozen de gesneden deuren (en de lambrizeringen in de grote zaal) blank te laten. Het ongeverfd laten
van hout was in de achttiende eeuw alleen gebruikelijk bij heel bijzondere houtsoorten (zoals
mahoniehout).
Naast de keuken bevindt zich in het souterrain, op het niveau van de tuin, een tuinkamer die
waarschijnlijk in gebruik was als eetkamer. De kamer heeft een laag plafond versierd met Ceres en
Bacchus in stucwerk, gemaakt door Ignatius van Logteren. Maar het klapstuk van het huis is de grote
zaal op de hoofdverdieping, gedomineerd door plafondschilderingen van Jacob de Wit uit 1718 (zie
elders in dit nummer). De zaal heeft een prachtig uitzicht op de keurtuinen achter de Cromhoutpanden.
Cromhout ontving zijn relaties in deze zaal, die erdoor geïmponeerd moesten worden. Hij moest laten
zien dat hij zijn klassieken kende: de tien doeken tonen diverse goden van de Olympus. Net als in de
Sixtijnse kapel lopen de bezoekers nu met spiegels rond om het plafond beter te kunnen bekijken.
De anti-chambre van de Jacob de Wit-zaal, de kamer ernaast, verschaft toegang tot een
pruikenkamertje met uitzicht op de leeggemaakte binnenplaats. Hier heeft Jacob Cromhout zijn pruik
gepoederd, om vervolgens zijn gasten in vol ornaat te ontvangen.
In een andere kamer (de achterkamer) is tijdens de restauratie één van de laatste plafondschilderingen
van Jacob de Wit aangebracht: “Apollo en de vier seizoenen” uit 1750, afkomstig uit Herengracht 440.
Het doek was eigendom van Stadsherstel en heeft ruim veertig jaar opgerold liggen wachten op een
nieuwe bestemming. Het typisch achttiende-eeuwse plafondstuk, een groot doek dat in het midden van
een stucplafond werd aangebracht, wordt gekenmerkt door grote wolkenpartijen en slechts enkele
figuren en wijkt daardoor sterk af van het vroege werk van Jacob de Wit. De beide
plafondschilderingen van Jacob de Wit vormen een unieke combinatie, een vroeg en een laat werk van
Jacob de Wit, zoals in geen enkel ander Amsterdams grachtenhuis kan worden aangetroffen. Een extra
reden voor een bezoek aan het Bijbels Museum. Het is dan ook te hopen dat het Bijbels Museum
ervoor kiest om tevens uit te groeien tot een Jacob de Wit-museum.
Walther Schoonenberg
(Uit: Binnenstad 182, mei/jun. 2000)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.