Het oud
Nederlandse woord 'bedde' staat voor het huidige begrip 'matras', een bed werd koets of
ledikant genoemd. Het was dus geen zaak waar men bedden kon kopen maar terecht kon voor
alles wat een bed een bed maakt, matrassen, peluws, oorkussens, dekens en beddenkleden.
Getuige de grote, overvolle zak kon men hier ook dons of veren en misschien al kapok
verkrijgen.
De tekst op de onderrand is geschilderd en wordt in de oude litteratuur niet genoemd (Suasso,
Van Arkel en Weissman, Monumentenlijst 1928) Alings (1949) heeft het over 'De
Beddenwinkel'. Op een foto uit 1957 (archief VVAG) valt onder afbladderende verf iets van
een tekst te lezen. Kort voor mei 1960 is de steen schoongemaakt en gepolichromeerd en
heeft men de tekst weer leesbaar gemaakt.
Het straatje, een verbinding tussen Staalstraat en Raamgracht, parallel aan
Groenburgwal en Zwanenburgwal werd omstreeks 1593 gerooid op het oostelijke van twee
eilenden waar voor die tijd de lakenramen stonden. (zie de houtsnedekaart uit 1544 van
Cornelis Antonisz) Alle nieuw op te richten ververijen moesten zich hier vestigen. Deze
verplichting is op te vatten als een vroege milieumaatregel want de overheid hield rekening
met de 'besmetting door de vergiften en bijtende stoffen die in ververijen werden gebruikt
waardoor niet alleenlijk de gebuijren, maar ook de gemene burgerij lichtelijk eenige letsel aan
hare gesontheijt souden komen te leiden'. (Wagenaar I, pagina 405)
De Steen DEGEKOONDE PAW kan het merk geweest zijn van een verver of een handelaar
in geverfde stoffen; zo briljant als de kleuren van de pronkende pauw, zo prachtig zijn de
kleuren van mijn stoffen. Het kroontje geeft nog een extra accent.
Alings (Ons Amsterdam, 11e jg, 1959, pag. 51) vermeldt dat volgens
het kohier van 1585, hier op de toenmalige Wortelmarkt, Claes Cornelisz, konijnman,
woonachtig was. De steen met de twee konijntjes is midden 17de-eeuws (1654) maar tot 1644
was in deze buurt nog de groentenmarkt gevestigd waar volgens Brederode ook konijnen te
koop waren en ander kleinvee verhandeld werd. De groentemarkt werd verplaatst maar de
handel in kleinvee bleef want het huidige Nespleintje was in de 17de en 18de eeuw het centrum
van de vleeshandel. Twee kapellen van voormalige kloosters waren in gebruik als vleeshallen.
De bijzonder mooie gevelsteen DIE VINDERSKAMER 1614 aan het Nesplein verwijst nog
naar de vergaderkamer van de Vinders, de keurmeesters, welke op de eerste verdieping van de
St Pietershal gevestigd was.
De veronderstelling van Alings dat het gevelsteentje de zaak van een konijnenkoopman sierde
zal dus wel kloppen.
Onno Boers
(Uit: Binnenstad 184, september 2000)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.