Vier jaar geleden wilde de Gemeente een rij historische panden in de Warmoesstraat slopen voor de uitbreiding van de Effectenbeurs. Dat is niet doorgegaan. Nummer 104 en ook de bekende theewinkel op nummer 102 daarnaast hielden moedig stand naast de wond die de Effectenbeurs al aan het begin van de 20ste eeuw in de Warmoesstraat heeft geslagen en inmiddels is besloten dat de Beurs naar de IJ-oevers verhuist.
Warmoesstraat 104 werd onlangs ingrijpend gerestaureerd door het bureau van Neil Kesper. Neil Kesper heeft jarenlang als tekenaar gewerkt bij het gemeentelijk Bureau Monumentenzorg en is vorig jaar voor zichzelf begonnen. Hij vertelt enthousiast over dit bijzondere project. "Allereerst moet je je verdiepen in de geschiedenis van het pand. Warmoesstraat 104 is een van de oudste winkelwoonhuizen van Amsterdam. Het wordt in 1561 het voor het eerst vermeld onder de naam De Keyserinne en is oorspronkelijk gebouwd in de tijd dat de Warmoesstraat de voornaamste straat van Amsterdam was. Zoals meerdere panden in de Warmoesstraat heeft ook dit pand nog een gotisch houtskelet."
De trotse eigenaar Carsten Hesz trof bij het uitpellen van het pand de resten daarvan aan. Aan één zijde was het houtskelet echter geheel verdwenen. Bij de bouw van de Effectenbeurs in 1911-13 werd een hele reeks panden in de Warmoesstraat tot aan nummer 104 gesloopt. Het buurpand, nummer 106, bleek een gemeenschappelijke muur met nummer 104 te hebben. Die muur werd bij de sloop per ongeluk gemolesteerd, waarbij de gehele linkerzijde van het houtskelet, bestaande uit stijlen en sleutelstukken, in de puinbak verdween. De balken en stijlen aan de rechter zijde zijn wel bewaard gebleven, maar niet ongeschonden. Tijdens de huidige restauratie bleek er nog maar één gotisch sleutelstuk aanwezig te zijn. De andere sleutelstukken zijn bij een eerdere verbouwing allemaal afgekapt. Tijdens de restauratie zijn de sleutelstukken met peerkraalmotief weer aangevuld. Op de oude balken bevinden zich 17de-eeuwse beschilderingen: jachttaferelen, die in de 19de eeuw zijn overgeschilderd. Deze zijn zoveel mogelijk hersteld."
De buitenzijde van het pand is in het midden van de 18de eeuw ingrijpend verbouwd. De
voorgevel werd opnieuw opgemetseld en gemoderniseerd. Het pand werd verhoogd en
voorzien van een top in Lodewijk XV-stijl, een modieuze verhoogde lijstgevel, die zo sterk
werd opgehoogd dat het bijna een klokgevel lijkt. Na de verbouwing kreeg het pand ook een
nieuwe naam; in 1780 staat het bekend als Breda.
De houten top was nog voor het grootste deel aanwezig en is gerestaureerd. Uit een foto van
rond de eeuwwisseling blijkt echter dat de kuif en de siervazen zijn verdwenen.
Kesper: "Van de oude kuif is een deel teruggevonden in de kelder. Ik heb er een
reconstructietekening van gemaakt. De kuif moet echter nog gesneden worden, de eigenaar
ziet op tegen de kosten. Jammer, want de kuif maakt de restauratie echt af, het is de kroon op
het werk."
Het meest opmerkelijk is de reconstructie van de 18de-eeuwse onderpui.
Kesper: "Er zat een eenvoudige houten onderpui uit de 19de eeuw en Monumentenzorg heeft
terecht moeite met het verwijderen van zo'n authentieke pui. De pui moest echter gesloopt
worden, omdat het pand scheef gezakt was en een nieuwe fundering nodig had. Bovendien
schrijft Bouw- en Woningtoezicht bij houten onderpuien het gebruik van een ijzeren balk
voor. Wij wisten dat er oorspronkelijk een heel mooie onderpui moet hebben gezeten, die in
stijl aansloot bij de bijzonder rijke top. Dat is bevestigd tijdens het werk: in de grond werden
twee met rocailles geornamenteerde hardstenen panelen van de rococo-pui teruggevonden.
Die zijn opnieuw gebruikt, zodat de onderpui niet helemaal een reconstructie is."
De onderpui is door Neil Kesper uitgetekend in maar liefst zesentwintig detailtekeningen.
Kesper: "Die gedetailleerde tekeningen heb ik naar Litouwen gestuurd waar een ambachtsman
de gehele onderpui in losse onderdelen heeft gesneden uit een goed stuk eikenhout. Na drie
maanden hadden we een nieuw gemaakte 18de-eeuwse houten onderpui."
Kesper: "De architectuur komt nu weer tot zijn recht. Er stond een versleten huis en nu staat
er een puntgaaf monument. De kostbare restauratie is geheel zonder subsidie gerealiseerd.
Reconstructies worden sowieso niet gesubsidieerd en de weinige subsidiegelden die wel te
verkrijgen zijn, zijn de moeite van de rompslomp en de tijdsvertraging niet waard. Als je eens
wist hoeveel moeite het heeft gekost om dit restauratieplan door de welstandscommissie te
krijgen".
Sommige mensen zullen zeggen dat hier sprake is van geschiedvervalsing.
Kesper: "Het is zoals aan het begin van de Zeedijk op een gevel staat: De mensheid wil
bedrogen worden. Mensen willen in de oude binnenstad de architectuur van vandaag niet. Die
is niet verfijnd, en past qua maat en schaal niet in de oude stad. Mensen willen oude kwaliteit,
liefst het origineel maar als dat er niet meer is, mag die worden nagemaakt. Als het maar goed
gebeurt."
De jonge ingenieur is in Engeland geboren, maar woont al 20 jaar in Amsterdam.
Kesper: "Als Engelsman kijk ik van buitenaf met een zekere distantie tegen Amsterdam aan.
Ik zie hoe mooi de binnenstad is en met hoeveel details alles is uitgevoerd. Ik vind het
vanzelfsprekend dat mensen dat niet alleen willen behouden, maar dat ze verdwenen
onderdelen ook weer terug willen brengen. De reconstructie van zo'n onderpui moet qua stijl
feilloos aansluiten bij de bestaande gevel. Maar de goede kijker en de vakman moeten tevens
kunnen zien dat het niet helemaal authentiek is. Boven de toegangsdeuren heb ik enigszins
verborgen het jaartal aangebracht."
En inderdaad, als je werkelijk goed kijkt, kun je in de 'barokke' krullen van het snijraam het
bouwjaar onderscheiden.
Juliet Oldenburger en Walther Schoonenberg
Meer informatie over Neil Kesper: www.neilkesper.nl.
(Uit: Binnenstad 193, mei 2002)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.