De nieuwe deelraad voor het Centrum wordt een keuze voorgelegd uit twee historische modellen: de kroonlantaarn uit 1883 en de Ritterlantaarn uit 1898. Beide lantaarns zijn aan te passen aan de huidige normen van lichttechniek en milieurendement en kosten ongeveer evenveel. Er worden drie varianten ter discussie gesteld:
Ons voorstel de authentiek-Amsterdamse kroonlantaarn in het straatbeeld terug te brengen heeft geleid tot een merkwaardig tegenvoorstel van de gemeente: de herintroductie van de originele Ritterlantaarn uit 1898. Het gaat daarbij niet om de vraag of men wel mag historiseren of dat de terugkeer van een oude lantaarn de openbare ruimte 'opleukt' – in de woorden van voormalig stadsvormgever Hans van Heeswijk. Immers, ook de Ritterlantaarn is rijk geornamenteerd en historiserend. Waarom zouden we dan genoegen nemen met iets wat het nét niet is? Kroonlantaarn en de lantaarnpaal uit 1883 vormen één ontwerp. Bovendien is de kroonlantaarn vanwege het keizerskroontje – zie het stadswapen – het echte Amsterdamse lantaarnmodel. Elke historische binnenstad heeft zijn eigen model historische lantaarn. Voor Amsterdam is dat de kroonlantaarn. De Ritterlantaarn daarentegen komt op grote schaal in Nederland voor. Deze lantaarn is noch specifiek Amsterdams noch specifiek ontworpen voor de lantaarnpalen uit 1883.
Het Amsterdams Kroonlantaarn Comité benadrukt dat een keuze voor de kroonlantaarn geen overbelichting van één lantaarntype in de binnenstad betekent. Dat er veel kroonlantaarns nodig zijn, hangt samen met het feit dat er nog veel lantaarnpalen model 1883 bestaan: paal en lantaarn horen bij elkaar. Dat betekent echter niet dat er ook geen andere lantaarns mogelijk en gewenst zijn in de binnenstad. Op de grote pleinen en straten – bijvoorbeeld de Dam – is moderne terughoudende verlichting onvermijdelijk, terwijl op enkele bijzondere locaties afwijkende historische modellen voorkomen. Een voorbeeld is het Amstelveld, waar Jan van der Heijden-lantaarns op houten palen staan, naast de Amstelkerk die eveneens van hout is. Ook mogen uiteraard de originele antieke modellen die er nog zijn, niet verdwijnen, bijvoorbeeld de lantaarns van een ouder type op het Begijnhof en aan de Grimburgwal. In de huidige discussie gaat het om het standaardtype lantaarn op de bestaande palen model 1883, in de plaats van het huidige plastic kapje uit de jaren zeventig. Wél bepleiten wij dat in ieder geval de Disneyland-lantaarns op het Damrak en het Rokin worden vervangen door de kroonlantaarn.
Een geheel andere vraag is de keuze voor de originele gevelarmatuur model 1867 in plaats van aan spandraden opgehangen lampen in smalle straten en stegen. De herintroductie van deze gevelarm is aan Stadsherstel te danken – zie een voorbeeld aan Keizersgracht 697. Het Amsterdams Kroonlantaarn Comité steunt dit voorstel, maar tekent aan dat - voor wat betreft de openbare verlichting - op deze gevelarm niet de Ritterlantaarn moet worden gekozen, maar de eenvoudige vierkante lantaarn model 1867, minder geornamenteerd dan de Ritter.
Samenvattend gaat het er dus om wat het meest passende standaardtype lantaarn is op de bestaande palen model 1883, ter vervanging van het huidige plastic kapje uit de jaren zeventig en wat de beste oplossing is voor de verlichting in smalle straten en stegen. Het Kroonlantaarn Comité kiest daarom voor een afwijkende variant C, laten we zeggen variant D:
Dit is de beste keuze die Amsterdam kan maken, een consistente keuze, omdat de kroonlantaarn uit 1883 op de masten en de vierkante lantaarn uit 1867 aan de gevels historisch én typologisch beter bij elkaar passen. Nu komt het erop aan dat de bewoners en organisaties zich uitspreken. Dat kan op de inspraakavond.
Dorothy Beynes - Heijmeijer van Heemstede en
Walther Schoonenberg
(Uit: Binnenstad 194, juli 2002)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.