Het is een goed moment eens te kijken wat de rol van onze vereniging is, nu de binnenstad de
status van ‘beschermd stadsgezicht’ heeft en de plaatsing op de werelderfgoedlijst van de
UNESCO in voorbereiding is. Toch zijn we nooit automatisch een gesprekspartner van de
gemeente. Dat is vreemd, want dat zou je wel verwachten. Als binnenstadsvrienden kunnen we
alleen maar iets bereiken als er sprake is van een dialoog met de overheid.
Het afgelopen jaar was het eerste jaar van het nieuwe stadsdeel Centrum. Er zijn het afgelopen
jaar goede contacten opgebouwd met verschillende leden van de deelraad en het dagelijks
bestuur van het stadsdeel. Is de komst van het stadsdeel nadelig gebleken? Dat is nog wat vroeg
om te beoordelen, maar de ervaringen zijn niet negatief. Integendeel! Veel deelraadsleden zijn
lid van onze vereniging en de
scheidslijnen tussen wel en niet lid loopt dwars door alle partijen heen. Daardoor kunnen we al
in een vroegtijdig stadium invloed uitoefenen.
Samen met de deelraad moeten we weer invloed uitoefenen op de gemeenteraad. Een probleem is dat
grote aantastingen van de binnenstad ‘grootstedelijk’ worden verklaard. Dat is het geval met de
Noord/Zuid-lijn (denk aan de wijze waarop de metroingangen in de openbare ruimte worden
vormgegeven), het hoofdnet auto (bijvoorbeeld de Stadshartlus), de IJ-oeverplannen (de
bouwplannen op het Oosterdoks- en Westerdokseiland), maar ook de economie en de cultuur
(de Stadsschouwburg).
De bouwplannen van de Stadsschouwburg betreffen een vlakke vloerzaal die in de kleine ruimte tussen de Stadsschouwburg en de Melkweg gebouwd moet worden, met behoud van de Melkweg. Dat past daar niet dus gaat men de hoogte in: tot 4 m boven het dak uit van de Stadsschouwburg. De oorzaak daarvan is simpel. De Commissie van Cultuur besloot tot een opstapeling van functionele en programmatische eisen, zonder dat zij de stedenbouwkundige consequenties daarvan kon overzien. Ook de Commissie Bouwen en Wonen werd er niet bij betrokken. Daardoor volgde onvermijdelijk een bouwplan dat stedenbouwkundig niet inpasbaar is in de kleine beschermde binnenstad. Wij dienden een zienswijze in toen een eerste versie van het plan ter visie werd gelegd. Het effect van de kritiek van de Welstand, de Amsterdamse Raad voor de Monumentenzorg en onze vereniging is dat de vormgeving is aangepast, dat wil zeggen verbeterd, maar het volume blijft wat het was: te groot. De programmatische eisen overrulen alles. Het zal veel inspanning vergen om het verbeterde bouwplan tegen te houden – als we dat zouden besluiten – en dat zal alleen lukken als we samen met anderen een coalitie sluiten.
Dat is ook de ervaring op het Binnengasthuisterrein waar het megalomane plan van de Universiteit van Amsterdam, inclusief 40 m hoge toren, vooralsnog is tegengehouden door een gelegenheidscoalitie met de bewoners. We zijn er nog niet op het BG- terrein; ook hier geldt de vraag op welk moment we kunnen spreken van een overwinning.
Dan zou ik nog enkele kleinere stadsdeelonderwerpen willen noemen. Toen onze vereniging
hoorde van de snode plannen van een gemeentedienst – de Dienst IVV – een laatste restant van
het joodse erfgoed op
Uilenburg heimelijk te slopen vond overleg achter de schermen plaats.
Het gaat hier om een deel van een voormalige joodse school. Dat leidde uiteindelijk tot een
cultuurhistorisch onderzoek en een brief van het Centraal Joods Overleg en vervolgens tot een
besluit van het stadsdeel zelf de gemeentelijke monumentenlijst voor het gebouwtje aan te
vragen. De Amsterdamse Raad voor de Monumentenzorg vroeg om een inventarisatie van het
joodse erfgoed in Amsterdam.
Een ander voorbeeld. Een uitwisseling van gedachten en ideeën over het monumentenbeleid
resulteerde in enkele belangrijke resultaten (die momenteel nog niet van kracht zijn maar er wel
aankomen):
Het terugbrengen van verloren schoonheid is niet gemakkelijk. Je krijgt al snel de verdenking van ‘Anton Pieck’ op je, dat wil zeggen het hebben van ‘foute’ nostalgische motieven. De strijd om de kroonlantaarn, waarin onze vereniging met de Stichting Heijemijer van Heemstede van Dorothy samenwerkt, dreigde in eerste instantie een ideologisch gevecht te worden. Er was tegenwerking vanuit het ambtelijk apparaat. Het huidige klimaat, in het stadsdeel Centrum, is aanzienlijk gunstiger, ook al dreigt nog steeds afstel door de slechte financiële positie van het stadsdeel. Op 23 september vorig jaar vond een bijzonder geslaagde inspraakavond plaats: er waren ±150 mensen, op één na voorstanders van de kroonlantaarn. Het is nog nooit voorgekomen dat er zoveel mensen naar een inspraakavond over de openbare ruimte zijn gegaan. Momenteel wordt door het stadsdeel een plan voorbereid, inclusief verbeterd prototype. Het is de bedoeling dat de kroonlantaarn op grotere schaal in het stadsbeeld terugkeert: in ieder geval op de hoofdgrachten, als het aan ons ligt, op alle bestaande palen model 1883. De beslissende vergadering van het stadsdeel moet nog komen, maar we gaan het winnen. Als voorkomen kan worden dat het een ideologisch gevecht wordt, gaat het gewoon om een eenvoudige restauratieve benadering, vergelijkbaar met het herbouwen van een stoep of het herplaatsen van een geveltop.
Dit jaar bestaat de Monumentenzorg in Amsterdam 50 jaar: in 1953 werd het Bureau Monumentenzorg
opgericht. Maar gaat het wel goed met de monumentenzorg in Amsterdam?
Geconstateerd moet worden dat onze vereniging en
monumenteneigenaren van het Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) vooralsnog weinig
steun krijgen als het gaat om het aanhelen van het beschermd stadsgezicht. BMA houdt zich
vooral bezig met documentatie van het erfgoed, boven en onder de grond.
Monumenteninspecteurs zijn er niet meer. Wat een verschil met andere monumentensteden.
Kijk naar Rome. Als daar de zogenaamde ‘hoofdinspecteur van de monumentenzorg’ ergens nee
tegen zegt, gebeurt het niet. De NRC van 18 april 2003: “Zijn ‘nee’ heeft niet veel minder
rechtskracht dan de uitspraken van keizer Augustus”. Wat een verschil met Amsterdam! In één
van de grootste en gaafste historische binnensteden van Europa houden de ambtelijke
monumentenzorgers zich alleen bezig met de monumentale waarden van individuele
monumenten. Dat is een stap terug in een ontwikkeling die de aandacht voor het individuele
monument heeft verbreed naar de aandacht voor het stadsgezicht als geheel. BMA beschouwt
verbetering van het stadsgezicht als ‘opleuken’ en ongewenst. Monumenten moeten worden
‘geconserveerd’ in verminkte of onbruikbare toestand. Vandaar het verzet tegen nieuwe
gevelstenen, herbouwde stoepen, teruggebrachte roedeverdelingen, herplaatste geveltoppen, etc.
Een voorbeeld. Op de Herengracht 581 probeerde Monumentenzorg de herbouw van een stoep te beletten. Het terugbrengen van de voorname ingang had te maken met het herstel van gemengde woon-werkfunctie van het pand. Achter de gevel is de 18de-eeuwse structuur nog aanwezig dus het herstel van de ingangspartij was goed te verdedigen. Desalniettemin volgende een negatief advies van Monumentenzorg. Door lastige vragen te stellen en de betrokken architect te ondersteunen, kon worden bereikt dat de Welstand akkoord ging met de herbouw van de stoep, tegen het negatieve advies in. Maar de symmetrie van de gevel, door herstel van de kleine ruitjes, mocht weer niet worden hersteld. Dat is treurig en onacceptabel voor ons als vereniging van binnenstadsvrienden. Hierover is het laatste woord nog niet gezegd.
Als deze kleine voor het stadsbeeld belangrijke verbeteringen al niet mogelijk zijn, welk verzet
mogen we dan verwachten tegen het stedenbouwkundig herstel van de binnenstad: het
hergraven van grachten zoals de Westerstraat en de Elandsgracht en het ongedaan maken van
verkeersdoorbraken als de Weesperstraat? Mede door de bijdrage die onze vereniging al enkele
jaren levert aan de discussie over het water, op inspraakavonden over het Waterplan, over het
Open Havenfront en over de sluipende dempingen en aanplempingen en ook door diverse
artikelen in ‘Binnenstad’ is dat onderwerp op de politieke agenda geplaatst. In het eerste
Programakkoord van het Stadsdeel Centrum is het ontdempen van één gracht opgenomen, te
realiseren in deze raadsperiode, als een pilot voor meer van dergelijke projecten. Maar wanneer
wordt het uitgevoerd? Dat gebeurt niet zomaar: er zal maatschappelijk draagvlak voor moeten
zijn. Daar moeten wij voor zorgen. Dat wordt het volgende project, na het binnenhalen van de
kroonlantaarn.
Wie vandaag door de Westerstraat of de Elandsgracht loopt, begrijpt het belang van het herstel
van de stedenbouwkundige structuur van onze waterstad. Dat is een volgende fase in de strijd,
na het tegenhouden van de verkeersdoorbraken waardoor grachten als de Elandsgracht zijn
gedempt. Ook het tegengaan van het proces van dichtslibben van de grachten door bebouwing
op het water – woondozen op betonnen bakken – hoort daar bij.
[Zie: Waterbeleid in beter vaarwater?.]
Dankzij mensen als Geurt Brinkgreve en Auke Bijlsma is de binnenstad aan grootschalige kaalslag ontkomen. Maar er zijn nieuwe bedreigingen. De binnenstad dreigt steeds meer te verworden tot een vulgair pretpark waarin zuipen en vreten de belangrijkste economische activiteit vormt. In een lezing, die Geert Mak voor onze vereniging hield, stelde hij dat dat eigenlijk de keerzijde is van de medaille van het monumentenherstel. Zijn oplossing was in de binnenstad voldoende ruimte te houden voor diverse functies en de stad ‘minder goed op te poetsen’. Dat eerste klopt, het laatste niet. Integendeel! Tegenover de ontwikkeling van verloedering moeten wij het ‘levend monument’ plaatsen, een monument waarin gewoond en gewerkt wordt. De historische stad heeft toekomst. Het krachtige 17de-eeuwse masterplan, met huizen waarin gewoond en gewerkt kan worden in een compacte stad op menselijke schaal, is het beste antwoord op moderne stedenbouwers. Het 17de-eeuwse koopmanshuis maakt in de 21ste eeuw met haar schone arbeid weer een ‘comptoir’ aan huis mogelijk: een laptop- computer, een mobiele telefoon en een internet-aansluiting is alles wat de moderne ondernemer nodig heeft. Dat is de nieuwe dynamiek die de historische binnenstad toekomst geeft, niet de sloopbal. Dat mensen dan tegelijkertijd willen dat die historische bebouwing zoveel mogelijk in beeld en allure wordt hersteld, is niet meer dan logisch.
Een toenemend probleem voor onze vereniging is dat we niet alles kunnen oppakken wat nodig
is. Bewoners verwachten dat we voor hun belang opkomen en steeds vaker probeert men ons in
te schakelen om een verandering tegen te werken of juist tot stand te brengen. Ook
deelraadsleden doen vaak een beroep op ons en verwachten dat we ze steunen door in te spreken
op commissievergaderingen e.d. Dat kan niet altijd – door te weinig mensen – en dus moeten we
keuzes maken. Dat is niet altijd gemakkelijk. Dat onderstreept de noodzaak om meer actieve
leden te krijgen, meer actieve werkgroepen e.d. die specifieke zaken aanpakken zodat het
bestuur zich kan beperken tot enkele hoofdzaken, zoals coördinatie van de activiteiten in de
vereniging.
De redactie maakt een goed gelezen verenigingsblad. Nieuwe media als de website
en de elektronische mailings vormen een belangrijke aanvulling. Er is een redactiecommissie
voor de website en ook die zou nog kunnen worden aangevuld.
De Werkgroep Waakhond, bestaande uit Herman Pinkse, Eelco Bos, Jan Jonker en Johan Sandburg, heeft het afgelopen jaar
weer veel werk verzet. [Verslag Werkgroep Waakhond 2002].
In overleg met Herman Pinkse en het
bestuur zou de werkgroep kunnen worden versterkt, al was het maar omdat er teveel werk door
slechts enkele personen moet worden gedaan.
In het afgelopen jaar is een Werkgroep Water
opgericht, onder leiding van Kees Stoffel en Peter Berkhout. Er is een interessante werkrelatie
ontstaan met enkele jonge juristen van advocatenkantoor Clifford Chance (na het geven van een
dialezing op locatie).
De Excursiecommissie onder leiding van Hans Lagas heeft weer een
aantal interessante excursies georganiseerd, die goed bezocht worden en waarvan het belang niet
onderschat moet worden. Het bestuur zal meer discussiebijeenkomsten organiseren, in
samenwerking met de commissie. Ook zijn er ideeën om een plaats te zoeken waar we elkaar
kunnen ontmoeten in een informele sfeer: een verenigingsborrel, bijvoorbeeld op een vaste dag
in de maand.
Een activiteit die nog niet van de grond is gekomen maar waar wel een aanzet toe gedaan is, is
een Werkgroep Prostitutie, naar aanleiding van het buurtverzet op het Singel tegen een
uitbreiding van deze agressieve functie in een woonbuurt. De vereniging staat immers ook voor
een goed woon- en werkklimaat. Het is in het belang van de monumentenstad dat de talloze
woonhuismonumenten bewoond worden door mensen die in hun panden willen investeren. Dat
zal niet gebeuren als een gebied wordt prijsgegeven aan de verloedering. Door gebrek aan
mankracht is deze werkgroep vooralsnog niet tot stand gekomen. Wel is door vanuit het bestuur
steun te geven aan de bewoners een resultaat bereikt: van het extra raam aan het Singel hebben
we niets meer gehoord.
Een slotvraag. Hoe komt het dat we zo relatief weinig actieve leden hebben, in relatie tot ons
ledental? Het afgelopen jaar hebben we dankzij de website en de kroonlantaarn-actie
opmerkelijk veel nieuwe leden gewonnen: het ledental is gestegen van 2.300 naar 2.500 leden.
Er vielen er tegelijkertijd ruim 100 af (het gebruikelijke verval per jaar), maar er kwamen er
ruim 300 bij, vooral jongere mensen (bijna de helft is onder de 40 jaar). Het zou nog veel meer
kunnen worden, als we een echte ledenwerfcampagne zouden opzetten. We hebben meer leden
nodig, alleen al doordat we als we groter zijn meer invloed krijgen en omdat het de daarvoor
benodigde financiële middelen verschaft. Er is een werkgroepje geweest, waarin Eelco Bos een
prominente rol heeft gespeeld, die een aanzet heeft gedaan voor een ledenwerfplan. We zoeken
mensen die hieraan willen gaan werken.
Op dit moment en op deze plaats wil ik in ieder geval
iedereen oproepen in de eigen omgeving leden te werven. Stel dat elk lid drie leden werft – dat
moet toch mogelijk zijn – , dan hebben we meteen 10.000 leden!
Walther Schoonenberg