Het is dus geen goede
bestuurlijke nota, maar een nota die geschreven lijkt te zijn door en voor één
belangengroep: de horeca. De eenzijdige aandacht voor de problemen van deze
belangengroep gaat ten koste van wat onze vereniging voor de binnenstad essentieel
acht: de woonfunctie. De overheid moet daar de condities voor blijven scheppen, want
als de marktwerking onbeperkt zijn gang kan gaan, verschraalt de binnenstad tot een
pretpark. Een akelig vooruitzicht.
De nota geeft opnieuw aanleiding de vraag te stellen van wie de stad nu eigenlijk is.
Onlangs hield Geert Mak een lezing voor onze vereniging met precies die kernvraag.
In de grootste conflicten in de geschiedenis van Amsterdam staan groepen met
tegengestelde belangen tegenover elkaar die vinden dat de binnenstad van hen is. In
de jaren ’70 ging het om de vraag: cityvorming of bouwen voor de buurt? In die
periode stond de Amsterdamse binnenstad er slecht voor. Het was niet meer in trek in
de binnenstad te wonen: er was een grote trek naar buiten, gestimuleerd door de
overheid die de historische binnenstad wilde vervangen door iets totaal anders. Tegen
de stroom in ontstond een herstelbeweging die de versleten woonhuizen opknapte en
bewoonbaar maakte. Die beweging heeft de binnenstad gered en vandaag de dag
plukken zowel bewoners als exploitanten daar de vruchten van. Als je ’s avonds door
de binnenstad loopt, zie je overal licht branden achter de vensters. Daar wonen
mensen die vinden dat Amsterdam hun stad is.
De keerzijde van de medaille is dat de binnenstad ook door steeds meer bezoekers
aantrekkelijk wordt gevonden. Als de overheid daar geen grenzen aan stelt, dreigt wat
uiteindelijk met elke toeristische topattractie gebeurt: door vercommercialisering gaat
de aantrekkelijkheid verloren, waarna men naar andere nog niet verpeste oorden
uitkijkt. Op het Begijnhof is te zien wat grosso modo ook voor de binnenstad als
geheel dreigt. De openbare ruimte komt zo onder druk te staan, dat er een
onaanvaardbare aantasting van de privé-sfeer van de bewoners ontstaat. Daardoor
volgen ongewenste ingrepen door het gebied af te sluiten, een noodoplossing om het
gebied voor de bewoners terug te veroveren. Ook in de zogenaamde
horecaconcentratiegebieden wordt het publieke domein door één groep
gemonopoliseerd. Als je niet tot die groep behoort, heb je er niets te zoeken. Het is de
taak van de overheid het publieke domein te beschermen en zoveel mogelijk terug te
veroveren. Deze horecanota doet precies het tegenovergestelde: volledig in
tegenspraak met het officiële beleid van de functiemenging krijgt één functie de
overhand. Voor ons is de binnenstad geen historische façade voor schaamteloze
commerciële uitbating, waar alles voor moet wijken met het argument dat de
vertrutting anders hoogtij viert en dat je, als je rust wilt, maar naar de hei moet
verhuizen. Dat is de omgedraaide wereld: de stad is in de eerste plaats van haar
bewoners. Het gaat om het beheer van de leefruimte. Dat is een bestuurlijke
verantwoordelijkheid. Het beheerregiem moet daarbij volgens het Beleidsplan
Binnenstad zijn toegesneden op de primaire functie: de woonfunctie.
Deze horecanota betekent een forse stap in de verkeerde richting. Ook de verkondigde
stelling dat de horeca een bijdrage levert aan het behoud en herstel van panden is een
verbazingwekkende kijk op de werkelijkheid. Om welke bijdrage gaat het hier? De
goedkope kitsch die in monumenten wordt getimmerd? De slechte horeca-lantaarns en
lampjes en andere vormen van gevelontsieringen gecombineerd met noodzakelijke
(brand)veiligheidsvoorzieningen? Ze betekenen in de praktijk een grove aantasting
van de monumenten. De terrassen met hun goedkope tuinmeubilair, de schotten die
overal als afscheiding in het publieke domein verschijnen en de uitbouwen die aan
gevels worden gebouwd, betekenen niet alleen een privatisering van het publieke
domein maar hebben tevens een ontluisterend effect op het stadsbeeld. Ook indirect is
er een nadelig gevolg voor de monumenten. De toenemende horecafunctie leidt tot
een verdringingsproces: gewone, normale bewoners worden weggedrukt door
tijdelijke bewoners die van feestvieren en het nachtleven houden. Ook in het
bedrijfsleven treedt verdringing op: horecabedrijven drukken andersoortige bedrijven
weg. In zo’n ontwikkeling van verschraling worden weer bedelaars, straatmuzikanten
en zakkenrollers aangetrokken. Het proces versterkt zichzelf en leidt uiteindelijk tot
een totaal andere binnenstad, waarin geen economisch draagvlak meer is voor het
noodzakelijk onderhoud van de duizenden woonhuismonumenten die onze binnenstad
rijk is.
Een rampscenario? Ja, als deze horecanota wordt uitgevoerd. De ontwikkeling naar
een pretpark is momenteel de belangrijkste bedreiging van de binnenstad. De nieuwe
horecanota zegt te willen dereguleren, terwijl de regels juist gehandhaafd zouden
moeten worden. Die regels zijn geen ‘doel op zich’, maar nodig om het
multifunctionele karakter van de binnenstad te behouden en het publieke domein te
beschermen. Dat is de belangrijkste taak van het stadsdeel-Centrum.
Walther Schoonenberg
(Uit: Binnenstad 200, juni 2003)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.