Maquette (simulatie) van de nieuwe uitbreiding van de Stadsschouwburg. Jonkman & Klinkhamer Architecten. |
De Stadsschouwburg wil uitbreiden; tussen het huidige monumentale gebouw en de Melkweg moet een zogenaamde ‘vlakke vloerzaal’ komen, een multifunctionele zaal met beweegbare vloeren, waar verschillende stoelopstellingen mogelijk zijn. Aanvankelijk bestond er een plan om het huidige lijsttheater ingrijpend te verbouwen, maar waarschijnlijk zag de directie zelf in dat dit niet haalbaar was. Wel zal de nu zo krappe toegangshal van de oude schouwburg intern verbouwd worden. De schouwburgdirecteur wil twee eenvoudige doorbraken maken naar de oorspronkelijke toegangen tot het schellinkje en de koninklijke loge, waar nu de Ticketshop en de International Theatre Bookshop gevestigd zijn, zodat er meer toegangen tot de schouwburghal ontstaan. Aan de voorzijde van de schouwburg zal dan een grote open verblijfsruimte ontstaan, waar behalve de kassa’s bijvoorbeeld ook een leescafé gevestigd zal worden.
Zicht op de Stadsschouwburguitbreiding vanuit de Leidsegracht. Jonkman & Klinkhamer Architecten. |
De aparte ingang aan de Lijnbaansgracht bij de ophaalbrug. De gevels langs het water zijn grotendeels van glas. Jonkman & Klinkhamer Architecten. |
De architect, tevens restauratie-architect van de Melkweg en ervaren op het gebied van
nieuwbouw op historische locaties – o.a. voor het Voorzieningsfonds voor Kunstenaars op de
Nieuwe Herengracht – , begon zijn presentatie met een verhaal over de ontstaansgeschiedenis
van het Leidseplein en de schouwburg. Het Leidseplein werd bij de vierde uitleg in de tweede
helft van de 17de eeuw aangelegd als wagenplein. Op dit plein, waar de Lijnbaansgracht
vanouds met een duiker onderdoor werd geleid, stond de Leidsepoort, geflankeerd door twee
bastions. Aan de huidige schouwburg, gebouwd in 1894 door J.L. en J.B. Springer en A. L.
van Gendt gingen twee eerdere schouwburgen vooraf, die, eveneens op het Leidseplein, in de
as van de Leidsestraat stonden.
De nieuwe uitbreiding bevat een flink volume van 40 meter hoog; op het hoogste punt steekt
het gebouw zelfs een aantal meter boven de nok van de huidige Stadsschouwburg uit.
Omdat het Leidseplein niet zo diep is, is dit vanaf het plein echter nauwelijks te zien. De
architect wil aan de zijde van het Leidseplein, op een meter afstand van de achterwand van de
oude schouwburg, een transparante glazen wand maken; dit is de achterwand van het nieuwe
theater. Vanuit de zaal kijkt men, als dit beeld niet door decors aan het zicht onttrokken is,
door de glazen wand op de achterzijde van de oude schouwburg. Vanaf de zijde van het
Leidseplein zullen in de top de hijsinstallatie en belichtingstechniek te zien zijn of zal het glas
de lucht weerspiegelen. Van enige afstand zal het gebouw, vooral als er geen blad aan de
bomen zit, echter wel vanuit het zuidoosten over de Lijnbaansgracht, vanaf de Weteringsstraat
zichtbaar zijn.
Ook de Overtoom biedt een lange zichtlijn op het silhouet van de vlakke vloerzaal, dat zich
vanaf enige afstand boven het Amsterdamse School-gebouw van de voormalige
gemeentetram verheft. De architect wil echter niet dat het silhouet van de zaal zich als een
vierkante doos in het stadsbeeld manifesteert; de achterzijde van de zaal wordt hoger dan de
voorzijde, zodat het dak vanaf de Overtoom een diagonaal vormt.
Tenslotte zal vanuit het noorden de bovenzijde van het gebouw vanaf de Rozengracht over de
Lijnbaansgracht zichtbaar zijn. Vanaf dit punt kijkt men tegen de achter- en de zijgevel aan,
en tegen het schuine dak, dat door stalen dakspanten wordt geleed. Het meest duidelijk zal het
gebouw zich manifesteren aan de achterzijde van de huidige schouwburg, als je vanaf de
Leidsegracht over de Lijnbaansgracht kijkt. Op vernuftige wijze wordt de Melkweg hier door
de schouwburguitbreiding in- en overbouwd. Nu is het zo dat de huidige situatie aan de
Lijnbaansgracht ook weinig soelaas biedt. De blinde gevels van de schouwburguitbouw uit de
jaren ’70, die over de gracht heen zijn gebouwd, maken van dit straatje een mistroostige
locatie. Op straatniveau wordt hier in de nieuwe plannen veel aan verbeterd. De gracht en de
duiker in de oude schouwburgmuur, die in de jaren ’70 aan het oog onttrokken werden, zullen
weer zichtbaar worden gemaakt. Op straatniveau wordt deels over het water een glazen
uitbouw gemaakt, waardoorheen de ingebouwde linkervleugel van de Melkweg zichtbaar
blijft. Maar juist vanaf de Leidsegracht zal de bovenzijde van het nieuwe gebouw zich m.i.
wel enigszins als een grote doos die boven de overige bebouwing uitzweeft manifesteren. De
bovenzijde van de achtergevel ligt namelijk als een horizontaal blok over de – eveneens
horizontale – toeschouwersfoyer en de Melkweg heen (zie afbeelding); het bevat weliswaar
een rij horizontaal gerangschikte vensters, maar blijft toch tamelijk vlak omdat deze grote
wand niet duidelijk verticaal geleed is. Vanaf dit punt heeft men ook nog niet voldoende
afstand om op het – wel gelede – het schuine dak te kunnen kijken.
Tenslotte zal het hoge gebouw, vooral in het voor- en het najaar, o.a. op het Leidseplein meer
schaduw geven dan de huidige schouwburg.
Een noemenswaardige bijzonderheid van het nieuwe gebouw zijn de gevels. Behalve de
eerdergenoemde glazen achterwand van de zaal, zullen de wanden gemaakt worden uit
‘gepoedercoat aluminium’ met een soort geweven textielstructuur. De wanden moesten licht
zijn, vandaar de keuze voor aluminium. Daarnaast heeft de architect gezocht naar een
materiaal dat hij toch enigszins een rood-bruine (baksteen)-kleur kon geven en dat ook op
vergelijkbare wijze als een baksteenmuur gemêleerd is en verouderd. Het aluminium wordt
dus roodbruin gekleurd met een transparante metaalblauwe laag daaroverheen, waardoor een
changeant-effect zal ontstaan.
De oude Stadsschouwburg blijft vrijwel geheel bewaard. Jonkman & Klinkhamer Architecten. |
De architect vertelde dat de welstandscommissie het ontwerp heeft goedgekeurd. Walther
Schoonenberg bracht daar tegenin dat de welstandscommissie geen uitspraak mocht doen over
het volume dat immers bepaald wordt door het door de politiek vastgestelde programma van
eisen, maar alleen over de vormgeving. Het is een besluit van de gemeente om de schouwburg
en daarmee De Toneelgroep Amsterdam, het grootste toneelgezelschap van Amsterdam, op
het Leidseplein te willen houden.
Iemand vraagt of het niet mogelijk is de nok van het gebouw iets lager maken? Volgens de
architect kan dat wel, maar wordt het silhouet van het gebouw in het stadsgezicht daar niet
mooier op. Hij legt uit en maakt mijns inziens aannemelijk dat als je de helling van het
schuine dak minder stijl maakt, het gebouw daardoor alleen maar plomper wordt, meer een
vierkante doos. Ook zou de derde repetitiezaal ergens anders ondergebracht kunnen worden.
Het gebouw wordt dan weliswaar niet minder hoog, maar wel minder massaal. De gebruikers
hebben echter een grote voorkeur om alle repetitiezalen op één locatie te vestigen.
Beeld van de discussieavond over de uitbreiding van de Stadsschouwburg. Walther Schoonenberg spreekt de zaal toe. |
Hoewel het gebouw zorgvuldig is vormgegeven en het merendeel van de aanwezige leden
daar ook enthousiast over is, blijft het natuurlijk een enorm groot en hoog volume in de oude
binnenstad. Men is vooral bevreesd voor precedentwerking. Als de schouwburg een grote
klont van 40 meter hoog mag bouwen, waarom zou de UvA dan niet een toren van dezelfde
hoogte op het BG-terrein neer mogen zetten? De schouwburg heeft natuurlijk een belangrijke
functie voor de binnenstad, maar geldt voor de universiteit of voor een bankgebouw niet
hetzelfde? De schouwburg ligt aan de rand van de stad, niet midden in het oude centrum, en
vanuit het centrum zal deze ook niet zichtbaar zijn. Een ander belangrijk verschil is dat er
niets belangwekkends voor wordt afgebroken. Om de sloop van de bestaande
schouwburguitbouw zal niemand een traan laten.
Het bestuur van de VVAB heeft naar aanleiding van de discussie in haar inspraakreactie aan
het DB van het stadsdeel Centrum geschreven dat zij niet tegen uitbreiding van de
Stadsschouwburg op deze locatie is – gezien het belang voor de binnenstad van deze culturele
functie – , maar vraagt in het kader van het beschermd stadsgezicht toch de nok van de
nieuwe zaal een aantal meters te verlagen, zodat de nieuwbouw niet boven de bouwhoogte
van de bestaande schouwburg uit zal steken. Van precedentwerking is volgens het bestuur
geen sprake omdat er een volstrekt eenmalig argument is om af te wijken van de maximale
bouwhoogte die acceptabel is in de binnenstad.
Juliet Oldenburger
[Inspraakreactie] (27 mei 2003)
(Uit: Binnenstad 200, juni 2003)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.