Het Binnengasthuisterrein

De twee petten van de Rijksdienst

Onze vereniging heeft in februari 2003 de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen een brief geschreven over de merkwaardige handelwijze van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg inzake het Binnengasthuisterrein.

De Rijksdienst heeft zitting in het zogenaamde ‘Kwaliteitsteam’, ingesteld door de gemeente Amsterdam ter begeleiding van de bouwplannen van de Universiteit van Amsterdam op het Binnengasthuisterrein. Tegelijkertijd moet diezelfde Rijksdienst antwoorden op het bezwaar van de UvA tegen plaatsing op de Monumentenlijst van de te slopen gebouwen op het BG-terrein. Wij stelden in een brief aan de minister dat de Rijksdienst niet met een vertegenwoordiging in het Kwaliteitsteam kan meewerken aan bouwplannen die sloop van Rijksmonumenten betekenen, zolang de procedures rond de plaatsing van deze objecten op de Rijksmonumentenlijst nog lopen en vroegen de minister deze ‘ongewenste gang van zaken’ terug te draaien. Immers: “het vertrouwen van particuliere monumentenorganisaties in Amsterdam in de Rijksdienst wordt hierdoor ernstig geschaad.”
In april ontvingen wij een brief terug, ondertekend door de directeur van de Rijksdienst, de heer Asselbergs, namens de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, maar geschreven door de ambtenaar die de Rijksdienst in het Kwaliteitsteam vertegenwoordigt. De merkwaardige toestand doet zich nu voor dat de beantwoording van onze lastige vraag door de minister is doorgeschoven naar de staatssecretaris die het vervolgens op het bordje legde van de directeur van de Rijksdienst om het tenslotte terug te geven aan de betrokken ambtenaar van de Rijksdienst. Dat was natuurlijk niet wat wij met onze brief beoogden. De Rijksdienst moest gecorrigeerd worden, maar wat gebeurde was dat de Rijksdienst in de gelegenheid werd gesteld haar merkwaardige rol te verdedigen. De Rijksdienst acht namelijk “herontwikkeling en ruimtelijke optimalisering van het BG-terrein van groot belang”. Dat is nodig want het BG-terrein is momenteel in de visie van de Rijksdienst een “ongedefinieerd” gebied, omdat de “contextuele samenhang is zoekgeraakt”. Sloop van Rijksmonumenten is “geen doel op zich”, maar “inruil van historische onderdelen voor hedendaagse toevoegingen” is in principe mogelijk. De nieuwe bibliotheek vormt daarom een “kans voor het gebied”.
De Rijksdienst stelt vervolgens dat het van belang is dat zij met haar goede ideeën in een vroeg stadium bij de planvorming wordt betrokken. Dat zou echter geen afbreuk doen aan haar wettelijke taak voor het behoud van monumenten. En dan komt het: “De rol van RDMZ is, los van de lopende planvorming, de plaatsing van de panden op de monumentenlijst staande te houden” (de cursivering is door ondergetekende toegevoegd). Wij zijn zeer benieuwd hoe de Rijksdienst dat gaat doen als zij zelf al van mening is dat het huidige BG-terrein kan worden verbeterd door ‘historische elementen’ in te ruilen voor hedendaagse nieuwbouw. Tussen de regels door is duidelijk te lezen dat de Rijksdienst het huidige bouwplan als een aanwinst voor de historische binnenstad beschouwt. Onze vragen zijn daarmee niet bevredigend beantwoord: het blijft geheel onduidelijk of de Rijksdienst onbevooroordeeld haar wettelijke taak bij het verdedigen van de monumentale waarden van nieuwe Rijksmonumenten kan uitvoeren.

Walther Schoonenberg

[Brief aan de Minister]

(Uit: Binnenstad 200, juni 2003)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.