In het jaarverslag werd de kwestie genoemd als een voorbeeld van welke vervelende gevolgen een al te dogmatische toepassing van restauratieprincipes kan hebben. De VVAB heeft hierover een brief geschreven aan het stadsdeelbestuur, dat nu vanwege het meningsverschil tussen de beide monumentenorganisaties de knoop moet doorhakken.
Waar gaat het om? De rij Herengracht 571 t/m 581 is gebouwd ‘onder architectuur’, zoals makelaars dat tegenwoordig noemen. Grachtenhuizen zijn meestal in de diepte gebouwd, maar deze panden zijn in de breedte opgetrokken, een rij dubbele huizen dus, met één lange doorlopende kroonlijst. Hieraan lag een overeenkomst tussen de bouwheren ten grondslag. Deze vorm van schaalvergroting deed zich eind 17de eeuw op een aantal plaatsen in Amsterdam voor. De panden 579 en 581 hadden gezamenlijk een symmetrische gevel met een dubbele stoep met twee ingangen in het midden en daartussen een groot beeld van de aartsengel Michael die de draak doodt. De engel staat op een console in de vorm van een olifantskop, waarvan de slurf uitmondt in een hangende festoen. De middens van beide panden worden eveneens door festoenen geaccentueerd. In het Grachtenboek van Caspar Philips is de oorspronkelijke toestand uitgetekend.
Beide huizen hadden een dubbele ingang: een dienstingang op straatniveau en een hoofdingang op de beletage. Dit sloot aan bij de wijze van bewoning van de grachtenhuizen: de monumentale entree gaf toegang tot de representatieve, ‘mooie verdieping’ en de daarboven gelegen woonverdieping van de familie, terwijl de eenvoudige ingang op straatniveau door het huispersoneel gebruikt werd en toegang verschafte tot het huishoudelijke souterrain.
In de 19de eeuw werden veel stoepen gesloopt en werd de hoofdingang verplaatst naar het souterrain om op de beletage een voorkamer over de volle breedte van het huis te kunnen maken. Met andere woorden: de wijziging in de gevel ging gepaard met een wijziging in het interieur en de structuur van het huis. Herengracht 581 werd pas in 1904 verbouwd: de stoep werd verwijderd en de ingang naar het souterrain verplaatst, maar van een belangrijke wijziging in het interieur was geen sprake: de structuur bleef vrijwel ongemoeid. De verbouwing had het doel van het woonhuis een kantoorpand te maken. Ook werden grote spiegelruiten gemaakt.
De huidige eigenaar wil deze verbouwing weer ongedaan maken en het gevelbeeld van vóór 1904 herstellen, inclusief hangende festoenen en vensters met roedeverdeling (zie simulatiefoto). Het terugbrengen van de ingangspartij met stoep heeft te maken met het herstel van gemengde woon-werkfunctie van het pand: werken in souterrain, wonen op hoofdverdieping. Achter de gevel is in potentie de oude structuur nog aanwezig dus het herstel van de ingangspartij stuit niet op problemen van een te behouden interieur uit een latere periode. De verbouwing van 1904 heeft geen bijzondere kwaliteit. Integendeel: niemand zal bij het verwijderen van de goedkope voorzetwandjes een traan laten. Niemand? Nee, de eigenaar had buiten de ‘vakidioten’ van de Rijksdienst gerekend. De verbouwing van 1904 is immers een onderdeel van de bouwgeschiedenis. Herstel van een eerdere toestand was onbespreekbaar. (*)
In het proces van praten en nog eens praten heeft de eigenaar de vervanging van de
spiegelruiten door een roedeverdeling helaas laten vallen, in de hoop in ieder geval de stoep te
kunnen realiseren. Daar waren immers genoeg goede redenen voor: de verbouwing van 1904
was goedkoop uitgevoerd en het is niet uitgesloten dat achter de voorzetwandjes oudere
interieurelementen zouden worden aangetroffen. De oude indeling is nog aanwezig en er is
geen sprake van belangrijke interieurs die moeten verdwijnen. Bovendien zou het maken van
een voorname ingangspartij de gebruikswaarde van het pand, bij een gemengde woon-
werkfunctie, vergroten. Door geen oog te hebben voor dergelijke overwegingen, vervreemdt
de monumentenzorg zich van monumenteneigenaren. Bovendien is het de vraag of een
monument op langere termijn gebaat is bij het in stand houden van de laatste toestand, als
deze een voor de huidige gebruiker onbruikbaar monument oplevert.
Het ziet er naar uit dat de stoep er toch nog komt en een nieuwe interessante periode aan de
bouwgeschiedenis wordt toegevoegd: een herstelperiode, waarin de reconstructie van de
voorname ingangspartij de terugkeer van de gemengde woon-werkfunctie mogelijk maakt.
Een Amsterdams grachtenhuis komt daarmee opnieuw tot leven, dankzij een eigenaar die de
essentie van het grachtenhuis begrijpt en als een Amsterdamse koopman gaat wonen en
werken op de Herengracht. Wij zijn blij met zulke monumenteneigenaren, die kosten noch
moeite sparen om een grachtenhuis weer tot leven te brengen.
Walther Schoonenberg
Voetnoot:
(*) Er zijn diverse voorbeelden van herbouwde stoepen in de binnenstad. Enkele voorbeelden:
Herengracht 556 (1930),
Herengracht 476 (1938),
Herengracht 182 (1972),
Keizersgracht 409 (1977),
Keizersgracht 444-446 (1993),
Prinsengracht 849 (1997) en recent nog
Herengracht 436 (2001).
(Uit: Binnenstad 201, september 2003)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.