De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigt het bestreden
besluit (de bouwvergunning voor het station Rokin), en bepaalt dat verweerder (het
gemeentebestuur) een nieuw besluit neemt op het bezwaarschrift van eiseres, met
inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, en veroordeelt verweerder (de
gemeente) tot betaling van de kosten van het geding.
Deze uitspraak betekent niet dat het in uitvoering verkerende werk nu moet of kan worden
stilgelegd. Daarvoor is het te laat. Wel is het een scherpe terechtwijzing aan het adres van het
projectbureau over de nonchalante wijze waarop de ernstige veiligheidsbezwaren van de
brandweer weggeschoven werden. Bij bouwprojecten van deze omvang maakt zich een
gevaarlijk soort bedrijfsblind en – doofheid meester van de medewerkers. Bezwaren worden
gereduceerd tot vertragingsfactoren, aan de inhoud wordt geen aandacht besteed.
Tegelijk met de uitspraak in de kortgedingprocedure over de bouwvergunning voor het station
Rokin kwam de uitspraak in de bodemprocedure waarin dezelfde partijen tegenover elkaar
stonden. Ditmaal ging het niet over de veiligheidsvoorzieningen bij calamiteiten, maar over
het schadelijke effect van het bouwplan op een belangrijk punt van het beschermde
stadsgezicht. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft het bouwplan voorzover
zichtbaar in het straatbeeld afgewezen, burgemeester en wethouders hebben dit negatieve
advies van 31 mei 2000 zonder deugdelijke motivering naast zich neer gelegd. Volgens de
commissie ‘detoneert’ de enorme massa en schaal van het verdiepte maaiveld alsmede de
impact van de glazen en stalen wereld die wordt gecreëerd met de structuur van de historische
binnenstad. Dat negatieve advies had volgens De Bovengrondse moeten leiden tot aanhouding
van de aanvraag bouwvergunning. Niet nodig, vonden B. en W. Er is een bestemmingsplan
Noord/Zuidlijn, en dat biedt voldoende bescherming. Dat klopt niet volgens de rechtbank, het
bestemmingsplan biedt geen enkel aanknopingspunt voor die mening. De rechtbank verwijst
naar een brief van de directeur RDMZ van 23 juli 1999 waarin – terecht – wordt gesteld dat
het bestemmingsplan zich richt op een project dat in potentie op gespannen voet staat met de
historische binnenstad en dat in zijn aard niet beschermend kan zijn. Een half jaar later is de
directeur RDMZ blijkbaar zijn eigen brief vergeten, dan verklaart hij dat het bestemmingsplan
Noord/Zuidlijn juist wel voldoende bescherming biedt. Draaitolbeleid noemen we dat.
Geurt Brinkgreve
(Uit: Binnenstad 202, november 2003.)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.