Tot voor kort was dit sierlijk stukje ambachtskunst egaal bentheim geschilderd en
dichtgesmeerd met een bronskleurige verf, en het linker acanthusblad ontbrak. In oktober jl.
konden Jan Hilbers en Kees van Mierlo beginnen met het herstel van het deurkalf nadat de
eigenaar op verzoek van de VVAG toestemming had gegeven. Al eerder had het Centraal
Laboratorium een kleuronderzoek gedaan waaruit bleek dat er in de loop der tijd het een en
ander aan de kleurstelling veranderd was. Bij het zorgvuldig afkrabben kwamen Van Mierlo
en Hilbers minder kleuren tegen dan er in het rapport van het Centraal Lab genoemd waren.
Bij het uiteindelijke inschilderen hebben ze de suggesties uit het rapport overgenomen maar
ook hun gevoel laten meespreken.
De voorstelling doet veronderstellen dat het kalf ooit een grutterij aanduidde. Links en rechts
korenhalmen (of een andere graansoort) en in het midden een compositie van meelzakken,
vaten, ketels, een korenmaat, een zeis, een dorsvlegel en een balans met schalen. En dit
allemaal zeer zorgvuldig en gedetailleerd uit een eiken plank gesneden. De acanthusbladeren
links en rechts maken geen deel uit van het geheel, ze zijn apart uit kleine blokjes eikenhout
gesneden.
Het subtiele snijwerkje komen we nauwelijks tegen in de litteratuur. Suasso heeft het over het
hoofd gezien en Van Lennep en Ter Gouw noemen het ook niet. Wel wordt het vermeld in de
Voorlopige Lijst (1928) als “Gesneden deurkalf (XIXa) met attributen van de korenoogst”.
Alings noemt in zijn Amsterdamse gevelstenen wel de uithangende Rode Laars op Zeedijk
17, maar het deurkalf is hij vergeten. Een afbeelding en een ‘eervolle’ vermelding vinden we
in Amsterdams Bouwkunst en Stadsschoon van Wattjes en Warners.
Het was puur toeval dat wij afgelopen zomer bij een Amsterdamse antiquair dit prachtige
cartouche aantroffen. Enig onderzoek in ons archief bracht aan het licht dat het een
Amsterdamse steen was. We vertelden het niet aan de handelaar en lieten een ‘stroman’ de
steen kopen.
Het was weer de onvolprezen Suasso die ons het juiste adres had verschaft: Krom Boomssloot
43. “Steen boven de tweede verdieping waar uit gehakt het woord SUYLEN 1761”. (Moet
zijn 1760). De Voorlopige Lijst (1928) noemt het cartouche ook en zegt tevens dat het in een
ingezwenkte halsgevel zit. In de bundel Oud Amsterdam, pentekeningen van L.W.R.
Wenckebach (1926) is op pag. 103 een gezicht op de Krom Boomssloot waar het geveltje met
het cartouche duidelijk te onderscheiden is. In of kort na 1945 is het pand met vele andere in
de omgeving gesloopt en in 1983 verrees er het huidige pand van architect J. Nust. De
Algemene Woningbouw Vereniging steunde ons initiatief om de steen terug te plaatsen in de
nieuwbouw Krom Boomssloot 41-43 en nam alle kosten voor haar rekening.
Onno Boers
(Uit: Binnenstad 203, december 2003)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.