Deel 1: tot 1578 |
Deel 2-I: 1578-1650 |
Deel 2-II: 1650-1813 |
De geschiedenis is dus veel visueler geworden dan in vorige standaardwerken als Brugmans. (2) Dat betekent dat er keuzes gemaakt moesten worden. Het was volgens de schrijvers niet de bedoeling om feiten op te sommen maar door het stellen van vragen de lezer te prikkelen en nieuwsgierig te maken, wellicht in de hoop dat er meer historisch onderzoek volgt. Dat betekent dat er meer vragen opgeroepen worden dan beantwoord.
Mocht u al een samenvatting hebben gemaakt van de geschiedenis van Amsterdam aan de hand
van de oude boeken: die kan nu de prullenmand in. Een paar voorbeelden. Archeologische
opgravingen hebben aangetoond dat er in het allereerste begin al ambachtslieden, zoals een smid
en een leerlooier, op de Nieuwendijk woonden en werkten. Het oude beeld dat Amsterdam
gesticht is door vissers is dus onjuist: de nederzetting is gesticht door de ontginners en
dijkenbouwers van de bisschop van Utrecht, die in hun kielzog ambachtslieden aantrokken. Het is
overigens nog steeds niet bekend van wanneer de dam in de Amstel is: volgens historici tussen
1265 en 1275, maar volgens de archeologen al van het begin van de 13de eeuw. Daar zit dus bijna
driekwart eeuw tussen.
De uit kloostermoppen opgetrokken muren en hoektorens aan de Nieuwezijds Kolk, die na de
ontdekking in 1994 door de archeologen meteen het Kasteel van Amstel werd gedoopt, komen in
het artikel van Ben Speet uitgebreid ter sprake. Brugmans had het kasteel een ‘luchtkasteel’
genoemd en meende dat het huis van de Heren van Amstel in Ouderkerk stond. Ben Speet deelt
die mening en schrijft dat de burcht aan de Nieuwezijds Kolk is gebouwd door Floris V, de
erfvijand van de Heren van Amstel. Hij noemt het verdwijnen van het kasteel rond 1300
overigens net zo raadselachtig als zijn verschijning rond 1280-1290. Kortom, de oudste
geschiedenis van Amsterdam is nog steeds in nevelen gehuld.
Over de oudste stadsrechten wordt door Eef Dijkhof gemeld dat Brugmans het bij het verkeerde
eind heeft als hij deze in 1306 plaatst. Gwijde van Henegouwen verleende de nederzetting in
1300 of 1301 stadsrechten, waarschijnlijk direct na 21 mei 1300.
In de oude literatuur wordt gesteld dat de Nieuwezijds Voorburgwal niet gegraven is maar de
loop volgt van een natuurlijk water. Ook werd vroeger wel gesteld dat de wal een restant is van
de in de 12de eeuw gegraven Boerenwetering. Van beide opvattingen neemt men inmiddels
afstand. Tegenwoordig wordt aangenomen dat de Boerenwetering oorspronkelijk via het Spui in
de Amstel uitmondde.
Een laatste voorbeeld. Sinds H.P. Berlage golden de 17de-eeuwse stadsuitleggingen als het
meesterlijke artistieke concept van een of meer briljante architecten. Brugmans sprak zelfs van
een “geniale schepping van stedenschoon”. (3) Sinds de studies van Jansen en Taverne denken veel
historici dat de beroemde grachtengordel het toevallige resultaat is van een aantal op praktische
gronden genomen incidentele beslissingen. (4) Boudewijn Bakker gelooft daar niets van. Hij
benadrukt de formele aspecten van de dubbele uitleg die duidelijk aantonen dat aan de
grachtengordel een ‘masterplan’ ten grondslag ligt. Bovendien wilden de 17de-eeuwse
Amsterdammers de stad op een bepaalde manier uitleggen, in overstemming met de ideeën van
de ‘volcomen stadt’ die in die tijd leefden. Bakker laat zien dat al bij de stadsuitleg van 1578-
1596, die o.a. het gebied tussen Singel en de huidige Herengracht binnen de stad bracht,
onteigeningen plaatsvonden om een geometrische inrichting mogelijk te maken, namelijk een zo
rechthoekig mogelijke verkaveling. Dat was zowel winstgevend (‘proffijtelijck’) als mooi
(‘cierlijck’). Het stadsbestuur liet zich daarbij zowel door nut en doelmatigheid (‘op ’t nutste ende
bequaemste’) als door aanzien en schoonheid (‘ter eere ende tot cieraet vande stadt’) leiden. Zo
wordt op 5 maart 1614 besloten dat er over de Herengracht geen houten ophaalbruggen gemaakt
zullen worden maar stenen boogbruggen, omdat dat ‘cierlijcker ende proffijtelijcker’ is. Een
aantal feiten wijzen erop dat de stad al in 1610 naar een cirkelvormige uitleg streefde. Bakker
trekt de conclusie niet, maar men wordt ervan overtuigd dat de stadsuitleggingen van 1613 en
1663 twee fasen van één ‘masterplan’ zijn.
Het zijn maar een paar voorbeelden, maar er zit zoveel in de nieuwe Geschiedenis van Amsterdam dat er voldoende stof is voor vele vervolgstudies én een jarenlange discussie. De boeken zijn bovendien bijzonder fraai vormgegeven. Elke liefhebber van de stad moet de boeken eigenlijk in zijn of haar boekenkast hebben staan.
Walther Schoonenberg
Zie ook: [Feestdag op verkeerde datum]
Voetnoten:
(Uit: Binnenstad 212, juli 2005)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.