Eerst even wat feiten uit het verleden om het geheugen op te frissen. De kroonlantaarn is in 1883 ontworpen als de bekroning van de nog overal in de binnenstad aanwezige lantaarnpalen ‘model 1883’: de met eikenloof versierde gietijzeren Amsterdamse lantaarnpaal. Paal en lantaarn horen bij elkaar. De vierkante vorm van de kroonlantaarn verwijst naar de van oudsher in Amsterdam toegepaste lantaarns die aanvankelijk vooral aan de gevels hingen. De Jan van der Heijden-lantaarn was vierkant, evenals de in de achttiende eeuw aan gevels toegepaste modellen. Bovenop de kroonlantaarn prijkt de keizerskroon die Amsterdam sinds 1489 op haar stadswapen voert. In 1638 werd de keizerskroon op de Westertoren geplaatst. Juist in het Republikeinse Amsterdam was men erg trots op de keizerskroon. Immers, de stad onder de keizerskroon was belangrijker dan de Prins van Oranje! Het is niet toevallig dat juist in het zelfbewuste Amsterdam van eind negentiende eeuw de keizerskroon op de gaslantaarn werd geplaatst. De stad was trots op haar geschiedenis en wilde dat laten zien. Rond 1900 stond heel Amsterdam vol met kroonlantaarns. We kennen dat beeld van de foto’s van Jacob Olie en G.H. Breitner. Maar het duurde niet lang. Al in 1898 werd om technische redenen in Amsterdam de Duitse Ritterlantaarn geïntroduceerd. De laatste kroonlantaarn verdween tijdens de elektrificatie van de openbare verlichting vanaf 1917 uit het straatbeeld. De Ritterlantaarn is verschillende keren gewijzigd, in feite steeds verder verarmd, totdat in de jaren zeventig een plastic kapje verscheen dat nog slechts een schaduw was van de oorspronkelijke lantaarn. Ook de kleur van het licht veranderde toen: het warm-witte gloeilamplicht maakte plaats voor het huidige oranje natriumlicht. Bijna niemand weet meer dat daar destijds fel tegen werd geprotesteerd. Er werd geklaagd dat de sneeuw niet meer wit was!
Toen ik in 1996 – dat is nu bijna tien jaar geleden – in de gaten kreeg dat de gemeente van plan was alle plastic kapjes uit de jaren zeventig te vervangen, mede vanwege de aanwijzing van de binnenstad als ‘beschermd stadsgezicht’, vroeg ik op een aantal inspraakavonden om de kroonlantaarn (herinrichting Spui in 1996, Westermarkt in 1998). Het voorstel paste goed in de kentering in het denken over de openbare ruimte dat wethouder Guusje ter Horst tot beleid wist te maken. Een voorstel van stadsontwerper Simon Sprietsma leidde in december 1998 tot de plaatsing van de kroonlantaarn op de Westermarkt, een toepasselijke plaats onderaan de Westertoren. Een snel besluit over de terugkeer van de lantaarn op grotere schaal kwam er echter niet – men vreesde een Anton Pieck-effect. Eind 2000 werd het Amsterdams Kroonlantaarn Comité opgericht als een samenwerkingsverband van de VVAB met de Stichting Heijmeijer van Heemstede. Er trad een Comité van Aanbeveling aan, bestaande uit tientallen bekende Amsterdammers, waaronder Geert Mak en Jos Brink. Kroonlantaarns zijn daarna geplaatst op de Herenmarkt en in de Falckstraat. Op 23 september 2002 vond een druk bezochte inspraakavond plaats waar vrijwel alle aanwezigen pleitten voor de terugkeer van de kroonlantaarn in de gehele binnenstad. De lantaarn was immers zo bekend en populair geworden dat ze zelfs aan de particuliere gevel verschenen – waar ze nooit hebben gezeten: ze horen thuis op de palen uit 1883.
Het heeft een aantal jaar geduurd voordat de gemeente met een nieuw prototype kwam. De reden daarvan
was dat er een nogal ingewikkeld en zwaar ‘programma van eisen’ was: de lichtsterkte moest enorm
worden opgevoerd om de veiligheid op straat te verbeteren, maar tegelijk mocht de lantaarn niet
verblinden of bij de mensen naar binnen schijnen. Het licht moest bovendien zeer energiezuinig zijn. De
gemeente koos er tevens voor een nieuwe Ritterlantaarn te ontwikkelen. In feite is de nieuwe verlichting
gemaakt voor de Ritterlantaarn en deze moderne lamp werd tevens toegepast in de kroonlantaarn. Het gaat
om ‘warm-wit’ licht met een kleurtemperatuur van 3000 K; volgens het stadsdeel is dat ‘champagnegeel’.
Het witte licht doet de stad in haar echte kleuren oplichten, in plaats van dat alles oranje wordt zoals bij de
natriumverlichting het geval is. De lichtsterkte, thans 3 lux, is opgevoerd naar 5 lux. Aanvankelijk wilde
men 7 lux in verband met de landelijke politienorm, maar dat hebben we weten te temperen. Het witte
licht geeft zowiezo een betere zichtbaarheid. De kleur van het licht en het precies richten van het licht op
de rijweg, zonder onnodige verstrooiing andere kanten op, leidt er in ook toe dat de grotere lichtsterkte
nauwelijks opvalt. Kortom, je ziet eigenlijk pas dat er lampen schijnen als de lampen uitvallen. Dat is het
ware kenmerk van goede verlichting.
Het geheim daarvan is de reflectorplaat. Bovenin de lantaarn is een reflectorplaat geplaatst bestaande uit
een groot aantal kleine spiegeltjes. Het nadeel van deze oplossing is een ongewenste reflectie in het glas
van de lantaarns. Er is veel kritiek op – ook het Kroonlantaarncomité vraagt zich af waarom alle steden in
Europa mooie verlichting hebben in hun oude gaslantaarns, maar Amsterdam moet kiezen voor een
hightech oplossing die zich moeilijk verenigd met het beschermde stadsgezicht. Het gebruik van slechts
een enkel peertje is echter geen optie. Het gevolg is een oude lantaarn met een hypermoderne
verlichtingstechniek, een combinatie dus van oud en nieuw. Sommigen vinden dat prachtig. De doodse
stilte bij het ontsteken van de kroonlantaarns sprak echter boekdelen.
De behandeling door de deelraadscommissie en de besluitvorming in de deelraad vindt in december plaats. Het gaat daarbij niet alleen om de verlichting, maar ook om de keuze van de lantaarn. De kwestie is niet of de Ritterlantaarn óf de kroonlantaarn moet worden gekozen, maar in welke verhouding de beide lantaarns gaan worden toegepast. Er zijn drie varianten:
Het Amsterdams Kroonlantaarn Comité heeft zich op de inspraakavond in 2002 uitgesproken voor variant C met als hoofdargument dat de kroonlantaarn en de lantaarnpaal model 1883 historisch bij elkaar horen: het is één ontwerp. Bovendien is de kroonlantaarn met haar specifiek-Amsterdamse karakter de bekroning van het nieuwe beleid in de openbare ruimte. Het woord is nu aan de politiek.
Walther Schoonenberg
(Uit: Binnenstad 214, december 2005)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.