De treurige geschiedenis van Bloemgracht 5

Op 14 november 2002 stortte Bloemgracht 5 over drie verdiepingen in. Herbouw van het monumentenpand ging door tegenwerking van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg niet door. Tegen het nieuwbouwpand tekende de Vereniging bezwaar aan, in de hoop dat de opdrachtgever in zou stemmen met de plaatsing van een oude top van de monumentenwerf op de nieuwbouw-halsgevel. Helaas lukte dat niet. Inmiddels is de nieuwbouw met betonnen klauwstukken voltooid.

Geen herbouw

Bloemgracht 5, geheel links: vóór de instorting
Bloemgracht 5, vlak na de instorting. Het grootste deel van de gevel staat nog overeind.
Bloemgracht 5, na verdere afbraak van het monument

Na de instorting van het pand vroegen velen zich af hoe het mogelijk is dat een monument zomaar instort. Uit een door het stadsdeel ingesteld onderzoek bleek dat de sloop van een betonnen vloer, die ongemerkt onderdeel was gaan uitmaken van de fundering, de oorzaak hiervan was. Een kenner van Amsterdamse woonhuizen is op de hoogte van dit probleem. Bovendien was het al eens eerder gebeurd: de instorting van Keizersgracht 268 op 11 februari 1998 had precies dezelfde oorzaak. Ook hier was naar het oordeel van het stadsdeel geen sprake van opzet, wel van ernstige nalatigheid.
In december 2004 legde de politierechter aan de aannemer van Bloemgracht 5 een boete op van € 2.500, wegens overtreding van de Monumentenwet. Niet de hoogte van de straf was opmerkelijk, wel dat voor het eerst een strafbepaling uit de Monumentenwet werd toegepast.

Een betere manier om malafide aannemers te straffen voor de aantasting van monumenten is hen te verplichten de schade te herstellen. Het stadsdeel heeft echter geen actie ondernomen om de herbouw van het gedeeltelijk ingestorte pand mogelijk te maken. De eigenares was van goede wil. Zij wilde het pand herbouwen, maar raakte gefrustreerd door het gebrek aan medewerking van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. De Rijksdienst had onmiddellijk laten weten dat het pand van de monumentenlijst zou worden gehaald. De instorting betekende immers – in het denken van de dienst – dat het pand, althans wat ervan over was, geen monumentale waarde meer had. Herbouw zou die waarde niet terugbrengen: een herbouwd pand is immers niet authentiek. De Rijksdienst neemt de eis die de Monumentenwet aan beschermde monumenten stelt – ouder dan vijftig jaar – zeer letterlijk. Het feit dat het pand niet langer op de monumentenlijst stond, betekende ook: geen monumentensubsidie. De herbouw zou dus geheel op kosten van de eigenares plaatsvinden. Dat was nog wel begrijpelijk en in dit geval niet onoverkomelijk. De eigenares had er echter helemaal geen zin meer in toen de Rijksdienst geen toestemming gaf een geveltop van de monumentenwerf op het pand te herplaatsen. Het betrof een achttiende-eeuwse klokgevel die het Bureau Monumenten & Archeologie geschikt achtte voor herplaatsing aan de Bloemgracht. De Rijksdienst vond dat niet goed en de geveltop ging naar de Haarlemmerdijk. De eigenares moet toen hebben gedacht: ‘Knap die rotzooi dan zelf maar op!’ Het gevolg was dat Bloemgracht 5 werd doorverkocht aan een projectontwikkelaar die niet langer herbouw beoogde. In zijn opdracht maakte een architect een ontwerp voor een nieuwbouwgevel.

Bezwaar

De Vereniging tekende op 25 januari 2005 bezwaar aan tegen de monumentenvergunning en de bouwvergunning voor Bloemgracht 5. De curieuze gang van zaken was dat – vooruitlopend op het afvoeren van de monumentenlijst – een monumentenvergunning werd afgegeven die sloop impliceerde. Deze vergunning werd door het stadsdeel zelf een ‘verklaring van geen bezwaar’ genoemd. Een en ander leek op gespannen voet te staan met de wet. Het stadsdeel maakte met deze vergunningen de sloop van de restanten van het rijksmonument mogelijk, nog voordat het object formeel was afgevoerd van de monumentenlijst. Wij begrepen dat dit gebeurde omdat de Rijksdienst het voornemen had uitgesproken het object van de Rijksmonumentenlijst af te voeren.

Dat er door de instorting geen sprake meer zou zijn van ‘monumentale waarden’, ook niet na herbouw in de oude vorm, met hergebruik van de originele bouwstenen dan wel originele gevelornamenten van elders, is een aanvechtbaar standpunt. De waarde van het ingestorte rijksmonument voor het beschermd stadsgezicht was overigens onbetwist. In de historische binnenstad heeft Monumentenzorg naar onze mening niet alleen een verantwoordelijkheid voor het individuele monumentenpand, maar ook voor het grotere geheel waaraan de monumenten hun context ontlenen. Die individuele objecten zijn vaak op zichzelf nog niet eens zo waardevol, maar wel als samenhangend geheel. Om die reden is de binnenstad aangewezen als beschermd stadsgezicht. Vervanging van wat door brand of een andere calamiteit verloren ging in de voordien bestaande vorm zou in de historische binnenstad tot een normale monumentenzorgpraktijk moeten behoren. De Bloemgracht is een van de gaafste grachten van Amsterdam en herbouw van dit beeldbepalende monument, aan de voet van de Westertoren, was de beste oplossing geweest. Onze vereniging liet aan de directeur van de Rijksdienst weten dat het door instorting vernielde monument Bloemgracht 5 herbouwd dient te worden, al dan niet met hergebruik van gebeeldhouwde topornamenten van de werf. Voorbereidingen voor de herbouw waren overigens al getroffen door de voorzichtige demontage van de voorgevel en opslag van afkomende materialen. Er werd door Monumentenzorg geen actie ondernomen om deze originele bouwmaterialen veilig te stellen.

Acht keer afgekeurd

Het verhaal is daarmee nog niet uit. De architect van de nieuwe eigenaar moest zijn ontwerp van een nieuwbouw-halsgevel nog door de Welstandscommissie zien te krijgen. De Welstand bleek voorstander te zijn van herbouw van het ingestorte pand. Het nieuwbouwplan werd maar liefst acht keer afgekeurd. Op een gegeven moment had de architect een uitdraai met een groot aantal varianten ingeleverd waaruit de Welstand er een mocht kiezen. Op die manier kwam de Welstand op de stoel van de architect te zitten en daar heeft men begrijpelijkerwijze een grote hekel aan. Uiteindelijk ging de Welstand toch nog akkoord en kreeg de opdrachtgever de fel begeerde bouwvergunning. Ondertussen liep nog het bezwaar van de Vereniging. Het Bureau Monumenten & Archeologie en de Vereniging probeerden gezamenlijk de eigenaar te interesseren voor het hergebruik van een oude top van de monumentenwerf, een eenvoudige zeventiende-eeuwse halsgeveltop met siervazen die qua afmetingen en vormentaal op de nieuwbouw-halsgevel zou passen. Bovendien zou de Rijksdienst daar geen bezwaar tegen hebben, want het ging nu immers om nieuwbouw. Helaas ging de herplaatsing van de oude top niet door, omdat de architect niet in staat bleek het ontwerp zodanig aan te passen dat de top de daarachter gelegen kap volledig zou afdekken. Uiteindelijk draait alles om de bereidheid van een opdrachtgever – dwingen kun je zo iemand in de huidige regelgeving niet. Kortom, Bloemgracht 5 is een rampendossier, waaruit belangrijke lessen moeten worden getrokken voor de toekomst.

Walther Schoonenberg

(Uit: Binnenstad 217, juni 2006)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.