De profilering boven de deur is eigenlijk een functionele waterlijst, die dient om de bovenkant van de deur tegen inwatering af te schermen. De benaming van 'kalf' als tussenregel wordt vanaf de zestiende eeuw regelmatig voor houtconstructies gebruikt, zowel voor onderdelen van kapspanten, als voor de tussenregel van korbelen en kozijnen. De oudste vermelding van een 'calff' dateert uit 1541 (Oude Kerk te Delft). Na 1565 verschijnt bij kruiskozijnen op de horizontale tussenregel een waterlijst. Toegangsdeuren hadden toen nog geen bovenlichten, maar waren uitgevoerd als (halfronde) poortjes.
Als in het laatste kwart van de zeventiende eeuw in het grachtenhuis de gang zijn intrede doet, ontstaat ten behoeve van de lichttoetreding tevens het bovenlicht; deur en bovenlicht worden gescheiden door een 'kalf'. Het profiel bestond vaak uit een vereenvoudigde klassieke ingekorte kroonlijst (tek. 1). Philips Vingboons paste in 1650 bij Kloveniersburgwal 77 als kalf eveneens een klassieke lijst toe (tek. 2).
In het begin van de achttiende eeuw verandert de vormgeving en gebruikt men
onderdelen van kroonlijsten voor de kalven. Onder invloed van de Lodewijk XIV-stijl
gebruikt men meestal het onderste deel van de kroonlijsten en de bolle, holle vormen van
profiellijsten. Soms met gestoken acanthusbladeren in het fries, zoals bijvoorbeeld bij
Herengracht 520 (tek. 3) uit 1726 (Ignatius van Logteren) of in combinatie met fraai
houtsnijwerk, zoals in Sint Annenstraat 6 te zien is (tek. 4). Bij Singel 299 is een profiel
uit het tweede kwart van de achttiende eeuw te zien, waarbij het kalf in de diepte langs de
stijlen wordt ‘omgestoken’ (tek. 5). De deurkalven van Roomolenstraat 9 uit 1740 zijn
zelfs uitgevoerd met fraai gebeeldhouwde consoles. In deze eeuw werd eindeloos
gevarieerd, waarbij de huiseigenaren in de kalven hun eigen huisteken lieten snijden. Bij
wandelingen door de stad zijn er prachtige voorbeelden te vinden, onder meer Koestraat 7
en 9 uit het derde kwart van de achttiende eeuw: de personificaties van Geloof, Hoop en
Liefde; Geldersekade 8: een tabaksvat; Prins Hendrikkade 131, het woonhuis van
admiraal De Ruyter: een deurkalf met schepen en Herengracht 489: een gesneden
deurkalf in Lodewijk XV-stijl met alleen een bas-reliëf als fries.
Aan het eind van de achttiende eeuw ontstaan onder invloed van de Lodewijk XVI-/
empireperiode de deurkalven met een gebogen vorm (tek. 6). Op de Prins Hendrikkade
133 is een mooi exemplaar te zien.
In het begin van de negentiende eeuw keert men terug naar zeer eenvoudige vormen van
het profiel, zie Zeedijk 39, een gesneden kalf met de korenoogst, of Herengracht 396 uit
het eerste kwart van de negentiende eeuw (tek. 7). Gesneden kalven kennen dan kraal,
eierlijst of gestileerde bladmotieven in het fries. Voorbeelden zijn Herengracht 366 (tek.
8) en Keizersgracht 443. Na het midden van de eeuw verdwijnen de gesneden deurkalven
en in de neostijlen komen de eenvoudige kroonlijstvormen weer terug.
Architect A.N. Godefroy ontwierp in 1868 de kraamkliniek van het Binnengasthuis,
Oude Turfmarkt 125. Hier vereenvoudigt hij het kalf tot een enkel fries. Aan het eind van
de negentiende eeuw blijft soms alleen de terugliggende friesvorm in het kalf over (tek.
9).
Na het eerste kwart van de twintigste eeuw verdwijnen de geprofileerde kalven. In de Amsterdamse School-periode (1920-1940) vinden we nog bijzondere vormen van deurkalven (tek. 10), maar het vlakke kalf in het kozijn krijgt uiteindelijk de overhand. Wie in de binnenstad van Amsterdam op de geveldetaillering let, ziet dat elk huis gelukkig nog steeds zijn eigen kenmerken heeft. De geschiedenis valt zelfs van de deurkalven af te lezen.
Theo Rouwhorst
(Uit: Binnenstad 217, juni 2006)
Vorige aflevering: V. Houten kozijnen (Binnenstad 216)
Volgende aflevering: VII. Deur- en raamomlijstingen I (Binnenstad 218)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.