Interview met Walter Kramer over de Westertoren

De kroon op het werk

Walter Kramer
Walter Kramer, architect in hart en nieren, heeft zijn sporen meer dan verdiend in monumentenland. Hij begon zijn carrière als praktikant bij het Bureau Monumentenzorg en Archeologie werd daarna, eveneens bij BMA, chef Tekenkamer. Na een werkperiode in Kopenhagen is hij in 1976 voor zichzelf begonnen en heeft hij door het gehele land restauraties uitgevoerd. Hij was mede-oprichter van de Monumentenwacht, het tijdschrift Monumenten en van het Nationaal Restauratie Centrum. Een bevlogen restaurator aan het woord.

Welke gebouwen heeft u in Amsterdam en in den lande gerestaureerd?
“Dat is inmiddels een hele lijst. Veel van wat ik in Amsterdam gerestaureerd heb, heb ik te danken aan Geurt Brinkgreve. Samen met hem heb ik onder andere het geboortehuis van Jacob Olie aan de Zandhoek 10 gerestaureerd en de Waag op de Nieuwmarkt. Verder heb ik in Amsterdam onder andere gewerkt aan de Munttoren, de Noorderkerk, de Oudekerkstoren, huizen op het Begijnhof en de Beurs van Berlage, een van mijn meest bijzondere restauraties. In den lande waren dat het Tolhuis in Gorinchem, de Hampoort in Grave, het kasteel Nederhemert, maar ook veel kerken.”

Hoe is uw interesse voor kerken ontstaan?
“Het inrichten van kerken is eigenlijk een hobby. Er zijn maar weinig architecten die geïnteresseerd zijn in het vormgeven van de moderne liturgie. Dat vind ik juist interessant en niet eens vanuit een kerkelijke achtergrond. De inrichting van een katholieke kerk of een protestantse kerk ligt dicht bij elkaar. Tijdens het Tweede Vaticaans concilie in 1962 werd ondermeer besloten dat de priester zijn gezicht naar de kerkgangers richtte, daarvóór stond hij altijd met zijn rug naar hen toe. Door dit besluit is er een totaal ander beeld ontstaan over hoe een eredienst te vieren. Ook bij de protestanten heeft dit wel degelijk invloed gehad. Na 1962 is de kerkzaal als geheel liturgisch centrum geworden. Hoewel ik binnenkort stop met werken, blijf ik kerkbesturen en de Maatschappij van Welstand adviseren hoe een kerk het best ingericht kan worden. Aan monumentale kerken kun je niet zoveel veranderen, die hebben al een bepaalde vorm. Wel aan de kerken die na de Tweede Wereldoorlog gebouwd zijn. Vaak zie je allerlei betonnen elementen voorin de kerk staan. Voor de diensten zoals die nu gehouden worden, waarbij ook kerkgangers actief meedoen met de dienst, zijn dat ondingen. Vaak zijn ook de plateaus bij doopvonten veel te klein.”

De keizerskroon uit de steigers Het bovenste deel uit de steigers

Is de restauratie van de Westertoren de kroon op uw werk?
“Ik ben er bijzonder trots op dat ik de restauratie van de Westertoren als laatste werk mag doen. De Westertoren roept enorm veel emoties op. Ik heb me afgevraagd of er, naast de Westertoren, nog meer torens zijn die eenzelfde soort emotie oproepen. Misschien de Martinitoren in Groningen of de Sint Jan in Den Bosch of de Dom in Utrecht. Toch minder denk ik. Over de Westertoren praat men, zingt men. Dat merk je ook als je beneden op straat staat. Ontzettend veel mensen klampen je aan en willen met je praten. De ‘Wester’ geeft het hen gevoel thuis te zijn. Laatst vertelde iemand dat hij na zijn vakantie eerst altijd gaat kijken of de toren er nog staat. Het is het belangrijkste baken in de stad. Dat realiseerde ik me ook heel sterk toen ik in 2002 gevraagd werd om een plan voor de toren te maken.”

Wat moest u precies gaan doen?
“Ik kreeg de opdracht om de gehele toren, die 90 meter hoog is, te restaureren, met alles erop en eraan. Het zou de eerste keer zijn dat hij helemaal in de steigers kwam te staan. Dat is niet eerder gebeurd, altijd werd een facet of een onderdeel aangepakt. De romp, de baksteengeleding van 42 meter hoog, stond voor het laatst in 1970 in de steigers en in 1982/1984 is alleen het bovenste deel gerestaureerd en de kroon geel geverfd. Een totaalplan was echt noodzakelijk. Eigenlijk moet een toren om de 15 jaar in de steigers staan. Vroeger gebeurde dat ook, zeker in Amsterdam. Amsterdam was in de jaren twintig de enige stad die een eigen dienst had om de torens te onderhouden. De binnenstad heeft zeven torens, dus elke twee jaar was er eentje aan de beurt. Na 14 jaar was de cirkel gesloten. Dat ritme zat er in.

Toen ik de opdracht kreeg ben ik eerst eens goed gaan kijken en gaan rondlopen met verrekijkers erbij en veel gaan lezen over de toren en de kerk. Een goed plan van aanpak is er niet zomaar een, twee, drie, dat groeit geleidelijk. Zeker hier, waar veel complexe problemen waren. Bijvoorbeeld de opbouw van de toren; de eerste, tweede en derde trans zijn met bakstenen opgebouwd, de vierde met zandsteen en de vijfde en zesde geleding bestaan uit een enorme houtconstructie bekleed met lood en dan nog eens die enorme kroon er bovenop. Heel bijzonder, dat verschillende materiaalgebruik. Maar eenvoudig is het niet. Daarbij komt dat de toren nogal scheef staat. We zijn dan ook direct begonnen met nauwkeurigheidswaterpassingen. Dat deden we om de acht maanden en niet om de zes maanden, want dan krijg je waarschijnlijk altijd hetzelfde beeld wat temperaturen betreft. In de zomer beweegt de toren meer dan in de winter, dat komt door de grote hoeveel lood die op de vijfde en zesde trans is aangebracht. Het bouwen van de steiger was ook een gigantisch probleem. We moesten er rekening mee houden dat er duizenden mensen op de gracht lopen, die een bezoek willen brengen aan de kerk, aan het Anne Frankhuis of gaan waterfietsen of naar de Jordaan gaan. We konden dus niet zomaar een lift op de stoep zetten, dat zou een veel te grote constructie zijn geworden. Alle verkeersstromen zouden geblokkeerd zijn. We zijn toen tot een ingenieuze constructie gekomen. We hebben een staalconstructie gemaakt die gefundeerd is in de voet van de toren en die omhoog getrokken. Door het kerkdak hebben we een koppeling gemaakt om alles bij elkaar te houden. Het opbouwen duurde drie maanden. De eerste negen meter gaat via ladders en daarna met de lift, die op het dak van het administratiekantoor is gezet. Na acht minuten ben je boven. De aanzet van de roestvrijstalen voet wordt niet weggehaald, die kan weer opnieuw gebruikt worden bij een volgende restauratie.

Vorig jaar mei zijn we in drie groepen daadwerkelijk begonnen met de restauratie. Een groep voor de kroon, een voor het middengedeelte en een voor het bakstenen gedeelte van de toren. Het aardige is dat er ook een tijd lang een leerlingenbouwplaats was. Hoofdaannemer Hillen & Roosen leidt altijd jonge ambachtslieden op, waardoor ze direct betrokken zijn bij het werk. Ze lopen mee in de uitvoering en krijgen zo met alle aspecten van hun vak in de praktijk te maken. Vroeger ging dat ook zo. Ik vind dat een prachtig systeem.”

De jaaraanduiding op de toren is bijzonder

Welk onderdeel van deze restauratie spreekt u het meest aan?
“Behalve dat het een heel bijzondere restauratie is, is dat toch vooral de keizerskroon, het beeldmerk van Amsterdam. Afgelopen jaar, op 19 december, kwam hij in zicht. Dat was een schitterend moment. Vooral in de Driekoningenstraat, op de Leliegracht of in de bocht van de Raadhuisstraat zie je de kroon in al zijn glorie. Dat moment was voor mij toen ook wel een beetje de afronding.

Over de kleurstelling van de keizerskroon schrijf ik uitvoerig in het boek dat op 10 mei verschijnt als het project op feestelijke wijze wordt afgerond en de Westertoren weer door de torengidsen in gebruik wordt genomen. Natuurlijk behandel ik niet alleen de grote kroon, maar ook de kroon boven het wapen van Amsterdam op de vierde trans, de vazen die dezelfde kleur als de kroon hebben gekregen en de guirlandes die met bladgoud worden bekleed, enzovoort, enzovoort. Ook de jaaraanduiding op de toren is bijzonder. Alleen hier en in de Staalstraat op nummer 7 zie je dat het getal ‘duizend’ op een andere manier geschreven wordt dan met de normale aanduiding met een ‘M’. Het is jammer dat in het boek nooit helemaal het eindresultaat te zien zal zijn. Als het boek bij de drukker ligt, staat een groot gedeelte van de toren nog in de steigers.”

Tot slot … waar moeten monumentenbeschermers voor waken?
“Ze moeten geen kruit verschieten aan iets wat secondair is. Monumentenbewakers moeten onderscheid maken tussen een modeverschijnsel, zoals een rode deur of oranje brievenbussen, en iets wat blijvend is. Kwaliteit onderscheidt zich toch wel. Het is belangrijk dat voor het onderhoud van monumenten voldoende geld beschikbaar is om ze voor volgende generaties te bewaren.”

Addy Stoel

Noot: In Binnenstad 218 stond een artikel van Walther Schoonenberg over de herkomst en de kleur van de keizerskroon van de Westertoren.

Vanaf donderdag 10 mei wordt er in de Westerkerk een kleine expositie gehouden over de restauratie van de toren. Deze tentoonstelling duurt tot het einde van het jaar.

(Uit: Binnenstad 221, april 2007)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.