Interview met wethouder Tjeerd Herrema

Monumenten zijn de haarvaten van de stad

Wethouder Tjeerd Herrema vóór de Portugese Synagoge
Sinds maart 2006 maakt de uit Friesland afkomstige Tjeerd Herrema deel uit van het college van B & W van de centrale stad. Zijn portefeuille omvat Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, inclusief de Noord/Zuidlijn, Dienstverlening, Volkshuisvesting en Monumenten en Archeologie. Daarvoor was hij negen jaar voorzitter van het stadsdeel Zeeburg. Herrema heeft voordat hij in de Amsterdamse politiek terecht kwam negen jaar bij de FNV-vakcentrale gewerkt. Een gesprek over de doelen die hij zich op monumentengebied stelt in de raadsperiode van 2006 tot 2010.

Wat viel u op toen u voor het eerst in Amsterdam kwam?
Inmiddels is het alweer zo’n twintig jaar geleden dat ik het Friese platteland verliet en in Amsterdam ging wonen. Ik voelde gelijk de dynamiek en de vrijheid. De echte metropool van Nederland, een stad met een geschiedenis. Ik houd van de ziel van gebouwen. Ik woon in een verbouwd pakhuis in het oostelijk havengebied, ook zo’n gebouw met een ziel en een rijke geschiedenis.

Hoe vindt u het om wethouder te zijn van 7459 beschermde rijksmonumenten en 1311 beschermde gemeentelijke monumenten?
Het is een voorrecht om al deze monumenten te mogen ‘beheren’. Amsterdam heeft een van de belangrijkste en gaafste historische stadskernen van de wereld en telt meer monumenten dan enige andere stad in Nederland. Monumenten zijn de haarvaten van de stad. Wat ik belangrijk vind is dat monumenten niet alleen het verhaal van het verleden vertellen, maar juist ook dat ze deel uitmaken van de huidige geschiedenis en van de toekomst. Bij de stedelijke vernieuwing die nu volop aan de gang is, moeten de jonge monumenten meer aandacht krijgen. Ik ben daarom blij dat de portefeuille Monumenten en Archeologie niet meer bij Cultuur ondergebracht is, maar bij de sector Ruimtelijke Ordening.

Waarom is de link tussen het ruimtelijk ordeningsbeleid en het monumentenbeleid zo belangrijk?
Als een gebied op de schop gaat, dan worden de monumenten die daar staan vanzelf onderdeel van de gebiedsontwikkeling. Ze worden dan meegenomen in de beleidsbeslissingen die genomen worden. Zo kunnen oudere gebouwen als ze niet meer voor het ene doel gebruikt worden, weer dienst gaan doen voor een nieuw gebruik.

Het voormalige Belastingkantoor aan de Wibautstraat Roeivereniging De Hoop, één van de genomineerde Wederopbouwmonumenten

Welke doelen heeft u zich gesteld voor deze raadsperiode?
Ik heb er een aantal. Naast de aandacht voor het oude erfgoed vind ik de aandacht voor ons jonge erfgoed van na de Tweede Wereldoorlog belangrijk. Ik ben daarom blij dat er negen Amsterdamse gebouwen uit de Wederopbouwperiode op de nieuwe lijst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) staan. (1) Ook met het Bureau Monumenten en Archeologie ben ik bezig om de jonge monumenten meer in beeld te krijgen. Ik hoop dat dat project komend jaar is afgerond.
Een ander doel dat ik gerealiseerd wil zien is de restauratie van een aantal grote rijksmonumenten. Voor de komende twee jaar heb ik 1,8 miljoen euro gereserveerd voor de restauratie van de Portugees-Israëlitische Synagoge. De synagoge is een symbool van de stad. Het college wil sowieso dat er op het gebied van cultuur en toerisme meer aandacht komt voor het oostelijk deel van de binnenstad. De herinrichting van het Mr. Visserplein past ook hierin. Naast geld voor de synagoge is er ook geld beschikbaar voor de derde fase van de restauratie van het oudste monument van de stad, de Oude Kerk. Een gebouw met een bijzondere geschiedenis in een aparte buurt. Verder heb ik een derde pand op het oog, maar dat blijft nog even een geheim.
Daarnaast probeer ik meer geld bij elkaar te krijgen om particulieren die hun pand moeten restaureren de mogelijkheid te geven om onder goedkope voorwaarden geld te lenen voor restauraties. Nu zien veel monumenten er goed uit, maar dat moet wel worden bijgehouden. Ik ben bezig met het opzetten van een Amsterdams ‘Revolving Fund’ waaruit laagrenterende leningen kunnen worden verstrekt aan eigenaren van monumenten en cultuurhistorisch waardevolle panden. Zo’n lening kan een uitkomst zijn voor restauraties waarvan de financiering moeilijk rond te krijgen is.
Verder ben ik samen met het stadsdeel Centrum bezig om onze zeventiende-eeuwse grachtengordel op de ‘World Heritage List’ van de UNESCO geplaatst te krijgen. Plaatsing op deze lijst is een belangrijke erkenning voor de uitzonderlijke en universele waarde van dit deel van de Amsterdamse binnenstad. De grachtengordel kan dan in één adem genoemd worden met de boeddhistische tempel Borobudur op Java, de piramides van Gizeh en de Chinese Muur. Als het ministerie van OCW instemt met de aanvraag, dan gaat de trein rijden en de verwachting is dan dat halverwege 2009 de beslissing van het ‘World Heritage Committee’ bekend is.
Naast deze doelen heb ik nog een ander belangrijk doel. Ik ben aan het nadenken over hoe je de rijke architectuurtraditie die wij in Amsterdam hebben deel kan laten uitmaken van het huidige architectuurdebat. Het lijken nu twee gescheiden werelden, vooral in Amsterdam. Hoe kunnen die dichter bij elkaar worden gebracht? De ene wereld lijkt alleen maar op behoud gericht en de andere wereld, die van de huidige generatie architecten, lijkt alleen bezig te zijn met slopen en nieuwbouw, terwijl Amsterdam prachtige architectuur bezit van beroemde architecten die echt iets aan de stad toegevoegd hebben.

Op de lijst van minister Plasterk staat ook de wijk Jeruzalem in tuindorp Frankendaal. De huidige eigenaar ziet deze wijk liever gesloopt dan behouden. Wat te doen?
Ik denk dat het belangrijk is om samen met het stadsdeel Watergraafsmeer de discussie goed te voeren. Ik ben geen anti-sloop wethouder, maar ik ben wel een wethouder voor het behoud van het goede. Omdat het bezit daar niet goed geregeld is, moeten we oppassen dat wat eigenlijk behouden moet blijven, niet gesloopt wordt. Het is goed dat Jeruzalem op de lijst staat. Dat dwingt de huidige eigenaar na te denken over hoe met het bezit om te gaan.

Hoe denkt u over de hoogbouwontwikkelingen om de binnenstad heen, bijvoorbeeld op het Westerdokseiland?
De hele IJoever-ontwikkeling lijkt zich te isoleren van de binnenstad en het Westerdokseiland vind ik nu niet het meest geslaagde voorbeeld van vernieuwing. In plaats van dat er een verbinding gemaakt is van dat deel van de stad naar de binnenstad, is het om het maar zo te noemen een ‘doorgeoptimaliseerd’ eiland in de stad geworden. Het Oosterdokseiland vind ik beter geslaagd. We zijn natuurlijk wel met enorme groeistuipen bezig, er moet nog veel gebouwd worden. Ik ben niet tegen hoogbouw, maar het moet wel op de goede plek komen. Wat volgens mij ontbreekt, is een hoogbouwvisie. Er is een lijst met locaties waar hoogbouw kan komen, maar dat is nog geen visie van hoe je het in de stad ziet. Je moet vanuit een soort helikopterview kijken en niet iedere keer postzegelplannetjes ontwikkelen. Het is natuurlijk niet zo dat de Werelderfgoed-nominatie betekent dat er niets meer mag gebeuren. Het zegt wel dat nog beter nagedacht moet worden over wat waar gebouwd wordt. Niet ieder gebied moet zijn eigen toren willen hebben als icoon voor herkenning.

Hoe kunt u dat aansturen, want ook de stadsdelen hebben een stem?
Door een visie neer te leggen en vervolgens te vragen of de stadsdelen deze visie delen. Het vermogen om te kunnen overtuigen moet het verschil maken. Niet zeggen dit is onze bevoegdheid, maar de visie moet overtuigend genoeg zijn. Een goed stuk stad bouwen moet ook wel voor de toekomst waarde hebben.

Tot slot. In 2006 heeft u voor de eerste keer de Geurt Brinkgreve Bokaal uitgereikt. Wie komen voor de prijs in aanmerking?
De prijs heb ik vorig jaar als eerbetoon aan de in 2005 overleden Geurt Brinkgreve geïntroduceerd. Bijna heel zijn leven kwam hij op voor het behoud en herstel van de binnenstad van Amsterdam. Hij verzette zich heftig tegen sloop en mede dankzij hem heeft de binnenstad haar karakter behouden en is het denken over nieuwbouw versus herstel van bestaande bouw omgeslagen. De jaarlijkse prijs is bestemd voor het beste ontwikkelingsproject in de bestaande woningvoorraad. Voor een project dat uitdrukking geeft aan het belang om oude gebouwen een nieuwe bestemming te geven, als uiting van een stad die leeft en voortdurend in ontwikkeling is.
Het is een aanmoediging om meer en beter gebruik te maken van bestaande gebouwen. Want hoe belangrijk nieuwbouw ook is, en hoezeer de productie op stoom ligt, we voegen jaarlijks hooguit twee procent aan de woningvoorraad toe. Creatief en zorgvuldig omgaan met de andere 98 procent is minstens zo belangrijk. Vorig jaar is de prijs gewonnen door Villanova Architecten, die in Bos en Lommer De Nieuwe Akbar gebouwd hebben. De oorspronkelijke architectuur van de Bossche School is bij de renovatie behouden gebleven. Dit jaar wordt de prijs opnieuw uitgereikt, op 13 december in de Zuiderkerk.

Addy Stoel

Voetnoten:
(1) De negen genomineerde Amsterdamse wederopbouwmonumenten zijn: het Belastingkantoor, nu Kohnstammhuis, van G. Friedhoff, 1958; de Opstandingskerk/Kolenkit van M.F. Duintjer, 1956; de Sint Josephkerk van G.H.M. Holt en K.P. Tholens, 1952; Roeivereniging De Hoop van A. Komter, 1952; de LTS Patrimonium, nu ROC/Asa Oost, van B.J. Ingwersen, C. de Geus en H. op de Laak, 1956; de wijk Frankendaal/Jeruzalem van C. van Eesteren, J.H. Mulder, B. Merkelbach, M. Stam, P.J. Elling en Ch. J. F. Karsten, 1950-1954; het Nationaal Monument van J.J.P. Oud en J.A. Raedecker, 1956; de Westereindflat van J. Rietveld, 1958 en de Warnersblokken van A. Warners, 1957.

(Uit: Binnenstad 225, december 2007)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.