Gezicht op Amsterdam vanaf de Amsteldijk van Jacob van Ruisdael uit circa 1680. |
Naast hoogtepunten uit de eigen verzameling van het Stadsarchief treffen we op de expositie en
dus ook in het boek enkele topstukken uit het buitenland aan, zoals het prachtige schilderij
Schepen op het IJ met profiel van de stad van Ludolf Bakhuizen uit 1666 uit het Louvre en de
curieuze meterslange tekening Gezicht op Amsterdam vanaf het IJ van Pier Maria Baldi uit circa
1670, gemaakt naar aanleiding van het bezoek van Cosimo de’ Medici aan Amsterdam en
afkomstig uit de beroemde Biblioteca Medicea Laurenziana in Florence. Op het schilderij van
Bakhuizen is een Hollandse lucht te zien met zware wolken, waardoor Amsterdam gedeeltelijk in
de schaduw is afgebeeld. Het nieuwe stadhuis van Jacob van Campen, hoog uittorenend boven
de omringende bebouwing, staat echter te schitteren in de volle zon. Dit schilderij was een
geschenk van Amsterdam aan Lodewijk XIV en om die reden is het zeker geen toeval dat de
stad op het IJ wordt verdedigd door een zwaar bewapend oorlogsschip. Een ander topstuk is het
pas in de verzameling Philips 'ontdekte' Gezicht op Amsterdam vanaf de Amsteldijk van Jacob
van Ruisdael uit circa 1680, een schilderij dat het Amsterdams Historisch Museum hoopt aan te
kopen. Op dit prachtige werk – fraaier dan een tweede versie die in Cambridge wordt bewaard –
is de stad nu eens niet vanaf het IJ, maar vanaf de Amstel in beeld gebracht. Ook hier licht de
stad op onder een wolkenlucht die driekwart van het hele schilderij in beslag neemt. Ditmaal is
het echter niet het stadhuis dat in de zon staat te schitteren, maar een blok grachtenhuizen aan de
Amstel op het eiland Vlooienburg, waar tegenwoordig het nieuwe Stadhuis/Muziektheater staat.
De afzonderlijke grachtenhuizen zijn onder één architectuur gebracht, alsof er sprake is van een
paleis. Tot voorkort werd gedacht dat hier het Amstelhof was afgebeeld, maar dat bestond toen
nog niet. Er wordt in het boek gespeculeerd dat Ruisdaels’ opdrachtgever misschien gezocht kan
worden onder de welvarende bewoners van dit imposante huizenblok waarvan helaas niets
anders is overgebleven dan een aantal afbeeldingen.
Boudewijn Bakker analyseert in het boek de stadsportretten als een op zichzelf staand genre in
de beeldende kunst op het grensvlak van schilderkunst en cartografie. Net als bij een portret van
een persoon moest het stadsportret zowel gelijken als esthetisch aantrekkelijk zijn. Het nadeel van
een natuurlijk panorama of van een vogelvluchtgezicht is echter dat men geen helder beeld van
de werkelijke afstanden krijgt, doordat de zichtlijnen naar de horizon convergeren. De
vogelvluchtplattegrond zoals Cornelis Anthonisz. die voor het eerst toepaste met zijn
houtsnedeportret van Amsterdam uit 1544 had dat bezwaar niet: het is een zuivere
tweedimensionale plattegrond waarbij de gebouwen in opstand zijn getekend. Deze methode
werd daarna veel nagevolgd: tot in de negentiende eeuw zijn er veel van dergelijke plattegronden
van Amsterdam gemaakt. De moderne toeristenkaart met de belangrijkste gebouwen in opstand
is hiervan een moderne variant.
De andere manier om een stad te portretteren is het stadsprofiel. Het nadeel daarvan is dat het
slechts één kant van de stad toont. Men kiest dan ook vaak een hoog gezichtspunt om zoveel
mogelijk van de stad te laten zien. We kijken bijvoorbeeld over de schepen in het IJ de stad in. In
Amsterdam had een tekenaar daarbij het voordeel dat de stad als een halve maan om de haven
lag, waardoor hij vanuit één punt de gehele IJ-oever op ongeveer gelijke afstand kon overzien.
Het laatste essay, van Boudewijn Bakker, waarin wordt onderzocht waarom de stadsportretten
werden gemaakt, is voortreffelijk. Hieruit blijkt dat de kaarten en profielen van de stad een vorm
van propaganda waren: ze zongen de lof van de stad. Ze hingen in openbare gebouwen maar ook
als decoratie aan de wanden van de huizen van voorname burgers. Aan deze portretten werden
vaak allerlei versieringen, allegorische voorstellingen, gedichten en beschrijvingen toegevoegd die
de stad, haar bestuurders en opdrachtgevers bejubelden. Bij de Allegorie op de uitbreiding van de
stad Amsterdam van Nicolaes Berchem is hoofd- en bijzaak omgedraaid: de allegorie neemt het
hele schilderij in beslag, terwijl de stadsplattegrond op de schoot van de Amsterdamse
stedemaagd ligt.
Op subtiele wijze worden vergelijkingen gemaakt met de zusterstad Venetië. Het is geen toeval
dat de stadsprofielen van Venetië en Amsterdam gemaakt door Willem Jansz. Blaeu zoveel op
elkaar lijken: Amsterdam en Venetië zijn allebei steden aan het water, hebben een haven vol
handelsschepen en een silhouet gedomineerd door hoge ranke torens. Daar waar in het profiel
van Venetië het San Marcoplein ligt met de Campanile, bevindt zich in Amsterdamse het Damrak
met de Oudekerkstoren. Amsterdam wilde zich spiegelen aan de handelsstad Venetië, de
concurrent die in de Gouden Eeuw definitief overvleugeld zou worden. We begrijpen des te
beter waarom de Amsterdammers het in de negentiende eeuw zo’n verschrikkelijke ramp vonden
dat het Centraal Station de stad van haar weergaloze aangezicht beroofde.
Walther Schoonenberg
Boudewijn Bakker en Eric Schmitz (red.), Het aanzien van Amsterdam – Panorama's, plattegronden en profielen uit de Gouden Eeuw, Bussum 2007. Gebonden, 25 x 34 cm, 304 pagina’s, prijs: € 44,90
(Uit: Binnenstad 225, december 2007)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.