Amsterdamse gevelstenen

Gevelsteen DE SWARTE MUELE

Volgens een kwijtschelding van 10 november 1609 werd het hoekerf Zwanenburgwal en het achterliggende erf aan de Houtgracht, in 1874 gelijk met de Leprozengracht gedempt en vanaf 1883 Waterlooplein genoemd, verkocht aan Jan Cornelis Molen. Hij zal het geweest zijn die in de gevel van zijn nieuwe huis aan de Houtgracht de gevelsteen DE SWARTE MUELE liet aanbrengen.
Vóór restauratie Na restauratie (foto Pancrast van der Vlist)

Op de kaart van Balthasar Florisz. van Berckenrode uit 1625 is het pandje herkenbaar terwijl het hoekerf nog onbebouwd was. In het Kohier van de tweehonderdste penning van 1631 worden de erven van Jan Cornelis Molen als eigenaren genoemd. In 1706 werd het pand verbouwd en van een eenvoudige halsgevel voorzien terwijl de oude gevelsteen weer een plek in de voorgevel kreeg, geflankeerd door twee jaartallinten met ‘ANNO’ en ‘1706’. Bij een uitbreiding in 1895 van het gebouw van de fa. De Vries en Van Buuren aan de Jodenbreestraat, oorspronkelijk naast het Rembrandthuis, werden onder andere de oude hoekpanden afgebroken en vervangen door de huidige bebouwing naar ontwerp van architecten Cerlijn en De Haan. De gevelsteen met de molen werd in 1896 in de collectie van Stedelijk Museum opgenomen, in het depot opgeborgen en later, met een aantal andere gevelstenen, opgesteld in de Waag op de Nieuwmarkt, waar van 1926 tot 1969 het Amsterdams Historisch Museum was gevestigd. In 1955 werden alle gevelstenen uit de Waag overgebracht naar het depot in de kelder van het Rijksmuseum.
De molen op de gevelsteen is een z.g. open standerdmolen. Vier stevige gemetselde voeten, de ‘teerlingen’, dragen de zware piramidevormige houtconstructie waar de centrale spil deel van uitmaakt. Aan en om deze centrale spil hangt als het ware het gehele houten molenhuis waarin op verschillende niveaus het maalwerk is ingebouwd. Om het molenhuis te bereiken en om het geheel naar de wind te zetten was aan de achterzijde een stevige houten ladderconstructie met staartbalk aangebracht waaraan tevens het kruihaspel was bevestigd. Via het loopwerk in de molenkap kon een as met een hijstouw aangedreven worden om zakken graan en meel in en uit de molen te hijsen. In de zijkanten van het molenhuis waren ronde gaten uitgespaard, de zogenaamde windgaten. Wanneer de molenaar in zijn werkruimte de wind door die gaten hoorde fluiten, was dat voor hem het teken dat de molen gekruid moest worden. De wieken van de molen vertonen nog het oude model hekwerk waarvan de roede zich in het midden bevindt.
In augustus 2007 is de gevelsteen weer teruggekeerd naar z’n oude plek, niet in de gevel aan het Waterlooplein – daar was bouwtechnisch geen plaats – maar net om de hoek, aan de zijde van de Zwanenburgwal. Het initiatief hiertoe kwam van de Vereniging van Eigenaren Het Saskia Huys, de VVAG heeft bemiddeld, het Amsterdams Historisch Museum heeft de gevelsteen in langdurig bruikleen aan de Vereniging van Eigenaren afgestaan en Wil Abels heeft het reliëf weer toonbaar gemaakt en zorg gedragen voor het inmetselen.

Onno Boers

Literatuur:
H.W. Alings, “De gevelsteen als document IV” in: Ons Amsterdam 12de jg. (1960), pag. 89-93.
H. Besselaar, Molens van Nederland, pag. 64-70.

(Uit: Binnenstad 227, maart 2008)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.