Plafondstuk van Johannes Voorhout uit ca. 1720, Keizersgracht 399 (foto Walther Schoonenberg) |
Het oorspronkelijk in 1665 gebouwde pand is een standaardtype grachtenhuis en bestaat uit een
voor- en achterhuis met daartussen het trappenhuis en een binnenplaats. Het huis heeft minimaal
twee keer een grote verbouwing ondergaan: omstreeks 1720 en in het begin van de twintigste
eeuw. De eerste verbouwing betekende een complete herbouw van de voorgevel met
gebruikmaking van de zeventiende-eeuwse klauwstukken en het segmentvormig fronton. Het is
een vroeg voorbeeld van een herplaatste geveltop.
De structuur van het grachtenhuis is omstreeks 1720 ingrijpend veranderd. Bij binnenkomst valt
direct een overblijfsel op van het zeventiende-eeuwse trappenhuis in de voorhal (voorhuis). Dit
trappenhuis is verwijderd en vervangen door een nieuw trappenhuis naast de binnenplaats. In
diezelfde tijd is er een achterhuis gebouwd. Het is niet bekend of dit een ouder achterhuis heeft
vervangen. De gang met schijndeuren en nissen bevat helaas geen achttiende-eeuws stucwerk
meer. Van een achttiende-eeuwse monumentale trap resteren nog enkele balusters en de
beginbaluster. Het grootste deel van de trap dateert uit het begin van de twintigste eeuw.
In het achterhuis bevindt zich een vrijwel intacte stijlkamer uit circa 1720. De zaal in Lodewijk
XIV-stijl is afgetimmerd met een houten lambrizering en bevat een marmeren schouw met een
houten boezem voorzien van een spiegel en een schoorsteenstukje op doek. De grootste
verrassing betreft een indrukwekkend plafondstuk met een mythologische voorstelling en vier
geschilderde hoekstukken, zogenaamde grisailles. Het plafondstuk wordt omringd door een
geschilderde lijst met fraai uitgewerkte motieven in de stijl van Daniël Marot. De toegangsdeur
van de zaal is opgenomen in de lambrizering, maar helaas zijn de contouren van de deur door
niet-oorspronkelijk lijstwerk aangegeven. De ramen die uitzicht bieden op de tuin zijn in de
negentiende of begin-twintigste eeuw vervangen door openslaande deuren met roedenvensters.
Gevaar (foto Walther Schoonenberg) |
Dienstbaarheid of Slavernij (foto Walther Schoonenberg) |
Tijd (foto Walther Schoonenberg) |
Waardigheid of Kruisheid (foto Walther Schoonenberg) |
Het ruim vijf bij acht meter grote plafondstuk is gesigneerd op de luit die het engeltje linksboven vasthoudt: I. Voorhout; de handtekening van Johannes Voorhout (1647-1723). Deze Amsterdamse schilder moet dit plafondstuk aan het einde van zijn leven hebben geschilderd. Hij was als schilder actief in Amsterdam in de periode 1707-1723. Voorhout is een karakteristieke vertegenwoordiger van de Amsterdamse historieschilderkunst. Tevens schilderde hij genrestukken in de trant van Gerard ter Borch. In het Rijksmuseum bevindt zich een groot schilderij van zijn hand. Daarnaast heeft hij drie piepkleine schilderijtjes in het beroemde poppenhuis van Petronella Oortman geschilderd, dat zich eveneens in het Rijksmuseum bevindt. Het Poppenhuis dat ontstaan is tussen 1690 en 1710 geeft een goed beeld van het interieur van een Amsterdams grachtenhuis uit die tijd en kan dus goed worden bekeken in vergelijking met Keizersgracht 399.
'Pericolo' uit: C. Ripa. Iconologia |
'Servitu' uit: C. Ripa. Iconologia |
De door Voorhout geschilderde figuren op het plafond van de zaal van Keizersgracht 399 stellen
Mercurius, Venus en de Vrede voor. Venus krijgt van Amor een vlammend hart aangeboden,
terwijl een putto een gouden ring tussen haar en Mercurius houdt. De personificatie van de Vrede
houdt in de ene hand een hoorn des overvloeds en in de andere hand een olijftak. Verder zien we
een groepje van drie putti die een bloemenkorf dragen en de al eerder genoemde putto met luit.
Een puzzel vormde de ontcijfering van de vier hoekstukken met twee mannen- en twee
vrouwenfiguren. We zien een man met een herdersstaf in de hand die door een slang in zijn been
wordt gebeten terwijl twee bliksemstralen in zijn richting schieten, een vrouw met een juk op haar
schouders en in de hoek een kraanvogel, een vrouw met een diadeem en een wijde mantel, die in
haar ene hand een waaier heeft en in haar andere hand een schild en tenslotte een gevleugelde
mannenfiguur, die in elke hand een zandloper houdt, terwijl vanuit een hoek een haan toekijkt.
In de Iconologia van Ripa vonden we twee prenten die vrijwel identiek zijn aan twee van de
bovengenoemde geschilderde grisailles. De jongeman die in zijn been wordt gebeten door een
slang stelt het gevaar voor, 'Pericolo', de jonge vrouw met het juk en de kraanvogel verbeeldt de
dienstbaarheid of slavernij, 'Servitu' - de kraanvogel staat voor de macht om tegenstand te
bieden. De andere twee voorstellingen zijn niet afgebeeld in Ripa. In de gevleugelde man met de
zandlopers herkennen we echter de verstrijkende of voortsnellende tijd, met in de hoek een
wakkere haan. De rijk geklede vrouw met het schild is minder gemakkelijk te ontraadselen. Haar
diadeem kan wijzen op waardigheid, zedigheid en verstand, de lange mantel zou rijkdom kunnen
verbeelden, maar in combinatie met het schild ook kuisheid. Mogelijk staat de figuur voor de
rijkdom en waardigheid die beschermd dienen te worden.
Gecombineerd met het centrale plafondstuk krijgen we een programma dat mogelijk iets zegt
over de bedoeling van de schilder of over de toenmalige bewoners van Keizersgracht 399. Als
Mercurius en Venus, handel en liefde, een verbond aangaan – denk aan de gouden ring – komen
daar vrede en voorspoed uit voort. Vanuit de hoeken van het plafond klinken echter
verschillende vermaningen. Wanneer we de mannelijke personificaties met Mercurius in verband
brengen en de vrouwelijke met Venus, wordt ook de betekenis van de hoekstukken in relatie tot
het middendeel duidelijk: handel gaat gepaard met gevaar en is alleen succesvol wanneer men de
tijd niet achteloos laat verstrijken, terwijl liefde is gebonden aan dienstbaarheid en kuisheid.
Walther Schoonenberg
Literatuur:
- H. Miedema, Beeldespraeck. Register op D.P. Pers’ uitgave van Cesare Ripa’s Iconologia (1644), Doornspijk
1986.
- Huib Rowaan, “Plafond zaal Keizersgracht 399”, in: De Lamp 92-93 (juli 1985), p. 39.
- Hans Tulleners, “Een putto blaast de bazuin”, in: Een pracht van een gracht, 23 monumenten aan de Amsterdamse Keizersgracht, Amsterdam 1988, p. 35-36.
- Opmetingstekeningen van het Gemeentelijk Bureau Monumentenzorg, gemaakt door B. Smit, nummers 5425 en 5426, 1984.
(Uit: Binnenstad 228/229, juni 2008)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.