De beelden van het in december overstroomde San Marcoplein waarop men de Venetianen door het water zag waden, dat tot op hun middel reikte, riepen de grote overstroming van 4 november 1966 in herinnering. Deze ramp wordt door Venetianen wel vergeleken met de ‘Tremendo zorno’ van 12 mei 1797, de dag dat het aristocratische bestuur van de republiek Venetië ten val kwam. De overstroming van 1966 betekende het einde, maar ook het begin van een periode. Vanaf dat moment was het voortbestaan van de oude cultuurstad niet meer vanzelfsprekend en besefte men dat grote inspanningen nodig waren om de stad van de totale ondergang te redden. Om geld in te zamelen voor de restauratie van de vele door de overstroming getroffen gebouwen en kunstwerken werden verschillende particuliere internationale comités opgericht. Vier decennia later kan met voldoening worden geconstateerd dat deze enorme internationale inspanningen de fysieke stad voorlopig hebben gered. Zoals in de inleiding van de artikelenbundel wordt gesteld, is er echter één probleem blijven bestaan: de toekomst van de levende stad, de stad gezien als samenleving van mensen die er wonen en werken. Venetië heeft in enkele decennia meer dan de helft van zijn inwoners verloren en als deze ontwikkeling niet wordt gestopt, houdt de stad op te bestaan en is zij nog slechts een museum. Als kritische grens wordt het aantal van 60.000 inwoners genoemd. Op dit moment heeft Venetië nog zo’n 80.000 inwoners, evenveel als de Amsterdamse binnenstad.
In Venetië word je niet van je sokken gereden door automobilisten of fietsers. |
Vorig jaar was ik enkele dagen in Venetië. Alhoewel de stad nog niet uitsluitend het karakter van een kunststad heeft – er bestaan immers nog steeds aardige woonbuurten, gekarakteriseerd door campo’s waar kinderen een balletje trappen en moeders kinderwagens over de bruggetjes duwen – neemt het massatoerisme bij elk bezoek een grotere plaats in. In snel tempo verdwijnen de kruideniers en andere buurtwinkels – een ontwikkeling die zich in Amsterdam al vele jaren geleden voltrok. Ondanks dit feit blijft de atmosfeer in de stad zonder ronkende motoren en fietsers die je van de sokken rijden ongeëvenaard: in Venetië is het normaal dat huisvrouwen midden op straat een praatje maken of buiten stoeltjes neerzetten om het eten voor te bereiden, terwijl de was aan een lijn boven hun hoofd hangt te drogen. Wie denkt dat de
bevolkingsafname in Venetië het gevolg is van het feit dat auto’s de stad niet in kunnen rijden,
heeft het mis. Uit de artikelenbundel blijkt dat de oorzaak eerder moet worden gezocht in de
afname van de werkgelegenheid in Venetië-Mestre, de voorstad van Venetië op het vaste land,
die met een dijk met de oude stad is verbonden. De zware industrie in Mestre verliest in snel
tempo de internationale concurrentieslag met het Verre Oosten. Het probleem van de vervuilende schepen die door de lagune varen wordt daardoor vanzelf opgelost, maar tegen een hoge prijs: het verlies van de economische basis van Venetië, met als gevolg dat de bevolking wegtrekt naar andere Italiaanse steden.
De tweede belangrijke oorzaak van het wegtrekken van de autochtone bevolking is zonder
twijfel het toenemende toerisme, dat zo winstgevend is dat alle andere bedrijvigheid wordt
weggedrukt. Ook de huren worden door de grote internationale vraag naar appartementen door
buitenlanders zodanig opgestuwd dat de locale bevolking die niet meer kan betalen. Eigenlijk
gaat Venetië ten onder aan haar eigen succes: de historische stad, waar mensen graag willen
verblijven omdat deze zo gunstig afsteekt bij al die andere moderne anonieme wereldsteden, is
ongekend populair.
Hoe het tij te keren? In de bundel worden voorstellen besproken als het heffen van extra
toeristenbelasting en ook het terugdringen van het aantal toeristen. Men heeft niet de illusie dat
een toegangsheffing het aantal toeristen beperkt, maar met de opbrengsten hiervan zou een fonds
kunnen worden gecreëerd om sociale en economische problemen op te lossen zoals huisvesting
voor de locale bevolking. Ook overweegt men om een internationale universiteit op te richten en
delen van de stad te laten bewonen door studenten en gastdocenten. Dat lost in ieder geval het
probleem van de leeglopende stad op: het blaast de stad nieuw leven in.
In Amsterdam wordt vaak gesproken over het ‘openluchtmuseum Venetië’: het schrikbeeld dat onze stad te wachten staat als een bepaald bouwplan niet mag worden uitgevoerd. De vergelijking tussen Amsterdam en Venetië gaat in veel opzichten echter niet op. Venetië heeft geen uitbreidingswijken direct rondom het centrum en Amsterdam is niet autovrij. Bovendien heeft de nieuwe economie van op terrasjes netwerkende creatievelingen in Amsterdam diep wortel geschoten – een aspect waarin Amsterdam Venetië tot voorbeeld kan strekken. Ook het werk van restaurerende instellingen als Stadsherstel die tevens een volkshuisvestingstaak hebben, waardoor hele buurten zijn gerehabiliteerd en aantrekkelijk gemaakt voor nieuwe bewoners, zou interessant kunnen zijn voor Venetië. Op onze beurt kunnen wij van Venetië leren dat een stad niet alleen van toerisme kan leven en dat maatregelen nodig zijn om het evenwicht tussen wonen, werken en recreëren in stand te houden. Het idee dat Venetië nu al een openluchtmuseum is wordt echter in de publicatie weersproken. De stad dreigt wel een openluchtmuseum te worden, maar misschien kan deze nieuwe ramp net als de ramp van 1966 door internationale uitwisseling van ervaringen en samenwerking worden afgewend. De belangrijkste les die moderne stedenbouwers echter kunnen leren is dat men beter naar historische steden zou moeten kijken, zodat het verschil tussen oude en nieuwe steden minder groot wordt.
Walther Schoonenberg
Instituto Veneto di Scienze, Lettere ed Arti, A Future for Venice - Considerations 40 years after the 1966 flood, Venetië: Umberto Allemandi & C., 2008.
(Uit: Binnenstad 232, januari 2009)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.