Palmstraat 1-3, voormalige toestand. Foto: Walther Schoonenberg |
Bouwtekening Palmgracht 1-3, architectenbureau Klein, Wormerveer |
Palmstraat 1-3, huidige toestand |
Gevelsteen De Palmboom in de gevel van Palmstraat 3. Foto: Walther Schoonenberg |
De herplaatsing van oude geveltoppen is een vorm van stadsherstel die sommige
architectuurhistorici en monumentenzorgers als een ergerlijke ‘geschiedvervalsing’
veroordelen. De geveltop heeft oorspronkelijk immers nooit op deze plaats gezeten en
bovendien achten zij nieuwbouw, die zich ouder voordoet dan zij werkelijk is, op zich al een gruwel. Daarbij vergeten zij echter dat de herplaatsing van geveltoppen inmiddels in een traditie staat die al uit de jaren dertig van de vorige eeuw dateert, reeds toen sprak architect Boeken in het Bouwkundig Weekblad van ‘toppengesol’. (1)
Het idee om oude geveltoppen afkomstig van gesloopte huizen te herplaatsen op nieuwbouwpanden is waarschijnlijk bedacht door de hoofdinspecteur van het Gemeentelijke Bouw- en Woningtoezicht, E. van Houten. De officiële taak van de hoofdinspecteur was erop toe te zien dat nieuwbouwwoningen voldeden aan de in
1901 ingestelde Woningwet. Toen veel oude panden echter mede als gevolg van de Woningwet onbewoonbaar werden verklaard en wegens bouwvalligheid werden afgebroken, verdwenen ook fraai gebeeldhouwde geveltoppen en andere natuurstenen
ornamenten in de puinbak. Op aandringen van het Genootschap Amstelodamum
besloot Publieke Werken in 1909 om zeventiende- en achttiende-eeuwse
gevelornamenten te bewaren. Inspecteur Van Houten bedacht vervolgens een simpele
maar effectieve manier om deze ornamenten te behouden. In zijn boekje
Amsterdamsche Merkwaardigheden schrijft hij daarover: “Er werd iets uitgevonden
dat erg vernuftig was en ook weer heel gewoon toen ’t voor elkaar was. De uitvinding
was: men kan een oude topgevel opnieuw toepassen op een nieuw huis. Dan krijgt dat
nieuwe huis een Amsterdamsch cachet en het bijpassende dak zorgt met den gevelhals
voor een fraai silhouet.”
Er zijn in de jaren dertig een paar honderd Van Houtenpanden gebouwd. De
benadering van Van Houten moeten we in het licht zien van diens ontdekking uit
omstreeks 1912 van de originele plaatwerken van het Grachtenboek van Caspar
Philips (1768-1771). De gravures leken hem van groot belang voor het bouwen in de
Amsterdamse binnenstad: “In samenwerking met de heer L.H. Bours Pzn., architect
van de Commissie voor het Stadsschoon, werden namelijk voorgenomen en in
uitvoering zijnde bouwplannen, hoewel aan wettelijke voorschriften beantwoordende,
esthetisch verbeterd, zoals in het jaarboek 1915 van deze Commissie is
weergegeven”. Het Grachtenboek van Caspar Philips diende dus als een
modellenboek voor het bouwen in de Amsterdamse binnenstad. In 1922 liet Van
Houten de platen opnieuw uitgeven. Tegen de achtergrond van de oprichting van de
Bond Heemschut in 1911 en de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg in 1918
kan Van Houten met zijn ‘uitvinding’ worden gezien als een pionier van de
Amsterdamse monumentenzorg, die niet alleen oog had voor afzonderlijke
monumentale woonhuizen, maar die ook, met de beperkte middelen die tot zijn
beschikking stonden, bijdroeg aan het behoud van het karakter van Amsterdam. De
benadering van Van Houten om geveltoppen te herplaatsen zou na de Tweede
Wereldoorlog worden voortgezet door restaurerende instellingen als de NV
Stadsherstel en de Stichting Diogenes, daarbij gesteund door het toenmalige Bureau
Monumentenzorg. (2)
Vandaag de dag komt het nog maar zelden voor dat een oude geveltop in de binnenstad wordt herplaatst, eigenlijk vreemd als je beseft dat er op de
Monumentenwerf nog enkele tientallen oude toppen op herplaatsing liggen te
wachten. Aan de herplaatsing van de geveltop en de gevelsteen op Palmgracht
nummer 1 en 3 in 2008 is nogal wat vooraf gegaan. Op Palmgracht 1 stond sinds
mensenheugenis een onderstuk, maar op Palmgracht 3 stond het ‘kleinste pakhuisje
van Amsterdam’. Vanwege de gevel uit 1908 stond dit pakhuis niet op de
monumentenlijst. Het huisje was op de Waarderingskaart ingedeeld als ‘Orde 2’, maar
was zo smal en had zulke lage verdiepingen dat er eigenlijk niet in kon worden
gewoond. Een sloop- en nieuwbouwplan werd door het stadsdeel goedgekeurd –
ondanks een zienswijze van onze vereniging waarin werd betoogd dat het
nieuwbouwplan voor de hoek van de Palmgracht en de Brouwersgracht te zeer in de
hoogte was opgerekt. (3) Dit plan was qua hoogte namelijk aangepast aan het hoge
twintigste-eeuwse bouwblok ter rechterzijde en niet aan het lage van oorsprong
zeventiende-eeuwse hoekpand aan de linker kant. Doordat men vasthield aan de oude
verkaveling van twee panden ontstond het ontwerp van architectenbureau Klein uit
Wormerveer voor de twee smalle hoge gevels, met rechts een trapgevel die herinnert
aan het oude pakhuisje, en links een klokgevel. De klokgeveltop is afkomstig van
Nieuwe Herengracht 173 (gesloopt in 1964) en werd bewaard op de tijdelijke
opslagplaats in Hoofddorp. Deze top, met boven de hijsbalk de naam SUYKER
RIED, was echter niet compleet en het historische materiaal werd helaas op een niet
geheel correcte wijze aangeheeld door een steenhouwer. De klokgevel heeft daardoor
een enigszins stijve, rechthoekige vorm gekregen.
Het pakhuisje dat op nummer 3 stond had ooit als naam de Palmboom. Ondanks het
jaartal 1745, is het om die reden toch toepasselijk dat boven het raam op de tweede
verdieping de gevelsteen PALMBOOM werd aangebracht. Door de inzet van de
Vereniging Vrienden van Amsterdamse Gevelstenen is deze gevelsteen,
oorspronkelijk afkomstig van Lijnbaansgracht 158 en later terechtgekomen in de
achtergevel van Prinsengracht 305, door Jan Hilbers gerestaureerd en in Palmgracht 3
herplaatst.
Walther Schoonenberg
Noten:
(1) Zie: P. Meurs, De moderne historische stad, Ontwerpen voor vernieuwing en behoud 1883-1940, Rotterdam 2000,
p. 375 en 455.
(2) Walther Schoonenberg, Hergebruik van oude geveltoppen,
in: Veldboeket met Distels, 40 jaar Diogenes, Amsterdam 2000.
(3) Zienswijze van de Werkgroep Waakhond van de VVAB, 29 maart 2002.
Eerdere artikelen in deze serie over herplaatste geveltoppen waren: Singel 369, in: Binnenstad 176 (mei 1999), Kloveniersburgwal 56-58, in: Binnenstad 177 (juli 1999), Lauriergracht 136, in: Binnenstad 178 (oktober 1999), Nieuwe Nieuwstraat 19, in: Binnenstad 179 (november 1999), Leliegracht 54, in: Binnenstad 180 (januari 2000), Korte Prinsengracht 6, in: Binnenstad 181 (maart/april 2000), Pieter Jacobszstraat 15, in: Binnenstad 182 (mei/juni 2000), Leidsegracht 106, in: Binnenstad 183 (juli 2000), Zeedijk 100-102 / 118, in: Binnenstad 188 (mei 2001), OZ Voorburgwal 147, in: Binnenstad 190 (september 2001), Tuinstraat 171, in: Binnenstad 191 (december 2001), Eerste Laurierdwarsstraat 48, in: Binnenstad 192 (februari 2002), Leidsegracht 44, in: Binnenstad 202 (oktober 2003), Haarlemmerdijk 65, in: Binnenstad 210 (maart/april 2005) en Warmoesstraat 18, in: Binnenstad 216 (april 2006).
(Uit: Binnenstad 233, maart 2009)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.