Het voormalig stadhuis van Amsterdam, ontworpen door Jacob van Campen (1648). |
In juni lag een ontwerpbesluit van het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum ter inzage voor het verlenen van een monumentenvergunning voor het voormalige stadhuis, thans Koninklijk Paleis. Om de stukken in te zien, moest er een afspraak met een ambtenaar worden gemaakt, maar alle stukken waren openbaar en mochten ditmaal ook gekopieerd worden, inclusief de vuistdikke TNO-rapporten. Met deskundige hulp van Gerrit Vermeer hebben we alle documenten goed bestudeerd en een zienswijze opgesteld. Naar aanleiding daarvan heeft onze vereniging nog een gesprek gehad met de behandelende ambtenaren op het stadhuis, waarbij ook een adviseur van Bureau Monumenten & Archeologie aanwezig was.
Overigens heeft de monumentenvergunning niet alleen betrekking op het onderdeel dat in de media veel aandacht heeft gekregen: het schoonmaken van de gevels. De Rijksgebouwendienst (RGD) heeft vergunning gevraagd voor diverse werkzaamheden aan de buitenzijde van het Koninklijk Paleis, zoals a. Gevelrestauratie, o.a. stoomreinigen, verwijderen van duivenmest, reparaties aan kozijnen en natuursteen; b. ‘Ontstoren van de gevel’, bestaande uit: wervelstralen, laseren en retoucheren middels verneveling van minerale verf; c. Voegwerk; d. Duivenwering en e. Verlichting. Over de gevelrestauratie en het vernieuwen van de duivenwering en verlichting hebben wij geen opmerkingen gemaakt; noodzakelijke werkzaamheden als het verwijderen van duivenmest door stoomreinigen, het herstellen van beschadigingen, het vervangen van door vocht ernstig aangetast zandsteen en het repareren van kozijnen zijn noodzakelijke werkzaamheden. Het komt echter maar zelden voor dat het Paleis in de steigers staat en de RGD wil daarom van de gelegenheid gebruik maken om enkele additionele werkzaamheden uit te voeren met als doel het ‘ontstoren’ van de gevels om een meer regelmatig kleurbeeld te verkrijgen, zodat de architectuur beter kan worden beleefd. De zienswijze van de vereniging richt zich daarom vooral op onderdeel b. en op het voegwerk – onderdeel c.
Uit één van de documenten blijkt dat de Paleisgevels in een uitstekende staat verkeren, op enkele gedeelten na die binnenkort worden gerepareerd. Wij menen echter dat het voegwerk meer aandacht verdient dat thans het geval is. Aanvankelijk waren de zandstenen blokken koud op elkaar geplaatst. In de twintigste eeuw heeft men de zeventiende-eeuwse ‘nulvoegen’ echter vervangen door vaak slordig ingeslepen voegen gevuld met portlandcement. Dit cement is veel harder dan het zandsteen, waardoor de vochthuishouding wordt verstoord. Deze voegen kunnen het beste worden vervangen door een niet-hydraulische mortel in dezelfde kleur als het zandsteen. Waarschijnlijk wordt daardoor tevens een van de oorzaken van het verzwarten van de blokken weggenomen. Het is zelfs mogelijk dat de zwarte kleur van sommige blokken dan vanzelf weer minder wordt. In één van de documenten staat dat het herstel van de voegen “in het huidige budget niet [is] opgenomen”. Vanwege de technische noodzaak meent onze vereniging echter dat dit voegwerk belangrijker is dan de voorgestelde cosmetische werkzaamheden zoals het bijkleuren van het zandsteen.
De in de 20ste eeuw ingeschoten restauratiesteen is grotendeels Bremersteen, die niet vergrijst, maar bleek van toon blijft en daardoor in het totale gevelbeeld detoneert. |
De RGD wil de architectuur van het gebouw meer tot zijn recht laten komen door de
‘vlekkerigheid’ van de gevel, dat wil zeggen het afwisselende beeld van lichte en donkere
zandsteenblokken, te beperken door lichte blokken donkerder te maken en donkere blokken
lichter. Die wens is begrijpelijk. Men kan echter van mening verschillen over de vraag waaruit de
verstoring van het totaalbeeld nu eigenlijk bestaat. Deze vraag wordt bemoeilijkt door het feit dat
men destijds de monumentale waarde van het voormalige stadhuis zo evident vond, dat men het
niet nodig achtte deze in de redengevende beschrijving te omschrijven. Uit de analyse van
architectuurhistoricus Vlaardingerbroek blijkt dat ten opzichte van het oorspronkelijke
zeventiende-eeuwse beeld er thans sprake is van een totaal gewijzigd kleurbeeld. In feite heeft er
kleurinversie plaatsgevonden: eerst waren de gevels licht met donkere ramen, nu zijn de gevels
donker met lichte ramen. De nu voorgestelde marginale aanpassing van het kleurbeeld zal deze
kleurinversie niet ongedaan maken. De gevels zullen er wel wat lichter, maar vooral gelijkmatiger
van worden, waardoor de architectuur beter te beleven is. Vanuit de doelstelling van de door de
RGD voorgestelde cosmetische ingreep wordt het totaalbeeld het meest verstoord door de in de
twintigste eeuw ingeschoten stenen die zeer licht van kleur zijn. Deze restauratiesteen is voor een
groot deel Bremersteen die – anders dan de oorspronkelijke steen – niet vergrijst, maar bleek van
toon blijft en daardoor in het totaal van het gevelbeeld detoneert. Het bijkleuren van deze
blokken zal door weinigen als bezwaarlijk worden opgevat, omdat het hier immers geen
oorspronkelijk werk betreft.
Inmiddels kiest de RGD ervoor om het ‘ontstoren’ tot een minimum te beperken en niet als
eindbeeld na te streven dat de gevels er als nieuw uitzien. Het is niet de bedoeling het patina van
de gevels weg te poetsen; het Paleis mag een herkenbaar oud gebouw blijven. Dit blijkt uit het
voornemen om de gekozen methoden als wervelstralen, laserreiniging en patinering te beperken
tot een relatief klein deel van de zandsteenblokken, waarvan de kleur sterk afwijkt. Voor zover er
sprake is van verf, gaat het om het ‘vernevelen’ van verf – niet dekkend, maar transparant –
zodat de tekening van het zandsteen zichtbaar blijft. De noodzaak deze methodes toe te passen
wordt bovendien per blok bepaald en pas nadat het stoomreinigen heeft plaatsgevonden. De
vereniging hoopt dat de cosmetische aanpassingen inderdaad tot een minimum zullen worden
beperkt.
Het is daarbij van belang te beseffen dat de verdonkering van zandsteen geen verontreiniging is, maar een natuurlijk proces van verwering. Van oudsher weet men dat het niet verstandig is om deze verweringslaag te verwijderen. Of deze oude aannemerswijsheid door nieuwe reinigings- en patineringsmethoden achterhaald is, is vooralsnog onduidelijk. Helaas is het door de TNO- rapporten niet aannemelijk gemaakt dat aan de behandeling van de gevels op de manier die de RGD voorstelt geen risico’s kleven. Bij de voorgenomen methodes bestaat naar ons oordeel geen enkele zekerheid over schade in de toekomst, noch op de directe noch op langere termijn. Indien er geen zekerheid over de mogelijke risico’s kan worden verkregen, dienen de werkzaamheden niet te worden uitgevoerd. De vereniging vindt dan ook dat meer onderzoek gedaan dient te worden naar de gevolgen, ook op langere termijn, van de door de RGD voorgestelde reinigings- en patineringsmethoden. Indien het niet mogelijk blijkt op korte termijn over deze risico’s uitsluitsel te krijgen dienen de werkzaamheden voorlopig beperkt te blijven tot het technisch herstel, het voegwerk en eventueel het bijkleuren van de restauratiesteen. Mogelijk kunnen echter al goede resultaten worden bereikt met het reinigen met stuwend water onder lichte druk waardoor alleen het oppervlaktevuil wordt verwijderd. Met deze methode zijn door Walter Kramer goede resultaten bereikt op de Westertoren die in 2006/2007 werd gerestaureerd.
Walther Schoonenberg
De zienswijze van de vereniging is te downloaden hier:
[Zienswijze] (15 juli 2009)
(Uit: Binnenstad 236, oktober 2009)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.