Het voormalige orde 2-pand, ingeklemd tussen oude pakhuizen. | De nieuwbouw detoneert niet in de monumentale gevelwand. |
Brouwersgracht 180 was een
fabrieksgebouw, een naaiatelier, uit 1903. In cultuurhistorisch opzicht niet oninteressant en de gevel
aan de Brouwersgracht had op de waarderingskaart van het beschermd stadsgezicht een orde twee
gekregen omdat er toch nog sprake was van enige traditionele detaillering. Typologisch vormde het
bouwwerk echter een ernstige dissonant in de monumentale grachtenwand met pakhuizen. Toen zich
de mogelijkheid voordeed om een nieuw appartementengebouw te realiseren dat beter past in het
historische beeld van de Brouwersgracht, was de Commissie voor Welstand en Monumenten dus
wel bereid om de ontwerper het voordeel van de twijfel te gunnen.
Op de Burgerwijkkaart uit de achttiende eeuw, nummer 52, is nog aangegeven dat de twee percelen
oorspronkelijk bebouwd waren met pakhuizen, ongetwijfeld vrijwel identiek aan het gangbare type,
met laadluiken op de middenas geflankeerd door kleinere ramen onder een ongedecoreerde
topgevel waarachter de dwarskap schuil ging. Op een foto uit 1894 is te zien dat deze pakhuizen
verdwenen zijn, waarschijnlijk na brand. De foto is gemaakt, zo lijkt het althans, omdat de
kapverdiepingen van het belendende en zeer brede pakhuis aan de oostzijde
(Brouwersgracht 174-178) waren uitgebrand.
Het bureau Soeters Van Eldonk architecten kreeg de opdracht om voor deze locatie appartementen te ontwerpen. Het bestaande fabrieksgebouw bood weinig mogelijkheden voor een zinvolle verbouwing en zo rees de gedachte om een nieuw pakhuis te bouwen. Dit lijkt op het eerste gezicht een eenvoudige opgave, maar het Amsterdamse pakhuis kent toch diverse compositorische mogelijkheden waaruit een keuze gemaakt moest worden. Het boek van Magda Révész-Alexander, Die alten Lagerhäuser Amsterdams (Den Haag 1928) biedt een prachtig overzicht van het bouwtype. Het woningtype en de ontsluiting van de nieuwbouw speelden een doorslaggevende rol bij het maken van deze keuze. De voor de hand liggende optie om twee pakhuizen te realiseren volgens het meest gangbare type, aansluitend bij de reeks ten westen van de bouwlocatie, viel af toen het besluit werd genomen om zeer grote appartementen te bouwen. Dit had het voordeel van een overzichtelijke ontsluiting.
Brouwersgracht 180 nu. De luiken komen nog. |
Zo werden de compositorische mogelijkheden beperkt tot het bredere type met meerdere
vensterassen onder een top in de vorm van een trapezium. Ook dit type kent in Amsterdam vele
variaties. De gerealiseerde gevel telt twee assen met ‘laadluiken’ en drie assen met kleinere vensters,
waarvan een de middenas vormt. Omdat uiteraard gestreefd is naar een normale verdiepinghoogte
voor de appartementen zijn de ‘laadluiken’ hoger dan gebruikelijk en de ontwerper heeft per
verdieping twee kleinere vensters boven elkaar geplaatst, het onderste is vierkant en het bovenste
rond. De meest directe bron van inspiratie vormde het grote pakhuiscomplex aan het Waterlooplein
waarin de Academie van Bouwkunst is gevestigd.
Wanneer zo aandachtig is gekeken naar historische voorbeelden zullen velen direct denken aan de
term ‘historiserende architectuur’. Maar niemand weet eigenlijk wat deze term precies betekent. In
elk geval is het appartementengebouw van Soeters Van Eldonk architecten geen kopie van een
historisch pakhuis. Het heeft in grote lijnen de verschijningsvorm van een pakhuis, maar
welbeschouwd is het toch een eigenzinnige interpretatie van het traditionele type. De compositie van
de gevel is niet volgens de regels en ook in de detaillering kan iedereen zien dat het gebouw niet
dateert uit de Gouden Eeuw. Aan het metselwerk van de gevel is veel zorg besteed, net als vroeger,
maar er is wel gekozen voor een baksteenformaat dat vroeger niet bestond, en een voeg die niet
gebruikelijk was. Bovendien zijn de lintvoegen deels uitgevoerd in wit.
Het resulterende gevelbeeld herinnert aan de Gouden Eeuw, maar het is geen slaafse navolging. En
toch is de wand van de Brouwersgracht mooier geworden, aangeheeld met een moderne en
trefzekere variant van een eeuwenoud gegeven. Het bureau Soeters Van Eldonk heeft hiermee ook
een belangrijke bijdrage geleverd aan de vaak wat dogmatische discussie over ‘historiserende
architectuur’. Tegenstanders suggereren graag dat de geniale creativiteit van architecten beknot zou
worden door een dictaat van oude bouwkunst, maar architecten die echt creatief zijn kunnen nu juist
moderne gebouwen maken met traditionele vormentaal. P.J.H. Cuypers kon dat, en zelfs H.P.
Berlage deed op zijn geheel eigen manier ook zoiets. De meest geavanceerde industriële natie van
Europa, Engeland, bouwde historiserend tussen 1850 en 1940, en toch modern, want nergens
anders in het Avondland was het burgerlijke woonhuis rond 1900 zo radicaal vernieuwd.
Het architectuurdebat in Amsterdam wordt helaas nog altijd gedomineerd door de ideologie van het
Modernisme. Het Amsterdamse architectuurcentrum, Arcam, gesubsidieerd door het
gemeentebestuur, draagt daar met verve aan bij. Het is maar zeer de vraag of dit wel een verstandige
koers is voor een oude Europese stad. Ook het Amsterdam-Zuid van de Amsterdamse School is
toch nog heel traditioneel. Soeters Van Eldonk architecten hebben aan de Brouwersgracht
gedemonstreerd dat het moderne wonen heel goed een plaats kan krijgen in het stedelijk bouwwerk
zonder de gebruikelijke ravage. Architectuur kan ook beschaafd zijn zonder knipvoegen en andere
vormen van braaf in de pas lopen met het verleden. Dat is vernieuwing in de ware zin van het woord.
Het is nieuw, maar de botte bijl die zo kenmerkend is voor de stadsvernieuwing van de
volkshuisvesters is niet gehanteerd.
Vincent van Rossem
(Uit: Binnenstad 237, december 2009)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.