Structuurvisie en hoogbouw

Amsterdam 2040 tussen droom en daad

De gemeente Amsterdam heeft medio oktober in concept het eerste deel van de nieuwe structuurvisie gepubliceerd, waarin vooruit wordt gekeken tot het jaar 2040. Het is een inspirerend document geworden, dat steunt op enkele goede uitgangspunten. Maar het historische stadscentrum komt er bekaaid vanaf en het is te hopen dat de gepresenteerde hoogbouwvisioenen nooit werkelijkheid zullen worden.
Impressie Amsterdam 2040 uit de Ontwerp Structuurvisie Amsterdam 2040, Economisch Sterk en Duurzaam, deel l, 14-10-2009. Op deze tekening ontbreken de bestaande en geplande hoogbouw binnen de Ring.

Amsterdam heeft een traditie hoog te houden op het gebied van ruimtelijke planning. Het Algemeen Uitbreidings Plan (1935) zette de toon en is beroemd geworden omdat het de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen weergaf op basis van gedegen onderzoek. Sindsdien vonden de nodige stadsuitbreidingen plaats volgens de bijbehorende plankaarten, waarbij het groen tussen de nieuwe wijken gespaard bleef. Die ‘vingerstructuur’ is na de oorlog versterkt en is in het kaartbeeld nog steeds enigszins herkenbaar.

De groene lobben tussen de bebouwing blijven ook in de structuurvisie voornamelijk onbebouwd, evenals bijvoorbeeld Waterland. De toekomstige groei moet dus bijna helemaal worden opgevangen binnen de bestaande bebouwingsgrenzen, wat verdichting betekent. Een principieel juiste keuze, want Nederland wordt dankzij alle eengezinswoningen met tuintjes voor en achter in een ijzingwekkend tempo volgebouwd. Maar verdichting is ook een goed uitgangspunt voor de stad zelf, omdat het de bloei van het stedelijk leven bevordert. Openbaar vervoer, bibliotheken en andere gemeenschapsvoorzieningen gedijen altijd beter naarmate er meer mensen op een hectare wonen.

De titel van de structuurvisie drukt uit waar het B&W om gaat: Amsterdam 2040, Economisch Sterk en Duurzaam. Er ligt een zwaar accent op de regionale aspecten omdat niet de Europese steden met elkaar concurreren, maar de regio’s. De Amsterdamse stadsregio moet de concurrentie aankunnen met Madrid, Milaan, Kopenhagen, Berlijn en Barcelona en zal zich daarom (als kleinste) moeten ontwikkelen tot ‘metropoolregio’, met de kernstad Amsterdam in een metropolitaan landschap. Om de doelstellingen te halen wordt werkelijk alles uit de kast gehaald, zie het kader met de tien ‘pijlers’. Schiphol en de zeehaven worden versterkt, het centrum wordt ‘uitgerold’ en Amsterdam zal toeristen en expats gastvrij onthalen. Gelukkig zal het oppervlak van de haventerreinen de eerste tien jaar niet worden vergroot en worden nieuwe hotels buiten de Singelgracht gepland, wat de extra druk op de binnenstad hopelijk enigszins binnen redelijke grenzen zal houden. Gunstig is ook dat men het centrum voetgangersvriendelijker wil maken en zonder de bereikbaarheid te schaden toch ook autoluwer.

De hoogbouwplannen

Afb. 1: Unesco Werelderfgoed: kerngebied en bufferzone

Begin 2009 is bij de Unesco een aanvraag ingediend voor plaatsing van de grachtengordel op de Werelderfgoedlijst, met bijna de hele rest van de binnenstad als bufferzone (afb. 1). Om op die lijst te komen en te blijven moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan, waarbij de hoogbouwproblematiek een voorname rol speelt. Plaatsing op de lijst overstijgt het stadsdeelbelang, vandaar dat de centrale stad hier zelf de touwtjes in handen heeft genomen. ‘… de grachtengordel wordt voorgedragen voor de Werelderfgoedlijst van de UNESCO. Vanzelfsprekend is de visie op hoogbouw beschermend voor het gebied binnen de Singelgrachtzone.’ Maar dat wordt vervolgens niet waar gemaakt.

Uitgangspunt is dat hoogbouw buiten de Singelgracht geen visuele hinder mag opleveren in de binnenstad, maar dat principe wordt op aanvechtbare wijze uitgewerkt: ‘Vanaf de tien op de kaart aangegeven cruciale punten mag in zichtlijnen over een lengte van twee kilometer geen bebouwing hoger dan 35 meter worden geplaatst.’ Die tien uitzichtpunten blijken evenzoveel grachtenbruggen te zijn, waarmee tientallen andere zichtlijnen buiten beschouwing blijven. Alsof hoogbouw overal elders tussen Singelgracht en Ring wél acceptabel zou zijn. Maar dit is niet het enige bezwaar tegen deze aanpak. Voor de 35 meter hoge torens die wél zijn toegestaan is geen minimum afstand aangegeven, die zouden dus bij wijze van spreken nog acceptabel zijn als ze op dertig meter van de Singelgracht gebouwd zouden worden. Verder is de hoogbouwgrens opgerekt van 30 naar 35 meter en is de Hoogbouw Effect Rapportage blijkbaar afgeschaft, terwijl die nog zo’n belangrijke rol speelde in de hoogbouwnota van 2008, die met de aanvraagstukken naar de Unesco is gestuurd. Voor hoogbouw binnen de Singelgracht is niets geregeld.

Aan de toekomstige ontwikkeling van het historische stadscentrum is nog geen afzonderlijke alinea gewijd. Is daarvoor tot 2040 dan geen beleid nodig? Ook woorden als architectuur of woonomgeving zal men in de 138 pagina’s tellende tekst tevergeefs zoeken.

Afb. 2: Zoekgebieden voor hoogbouw

Daarentegen is aan de herontwikkeling van het waterfront een heel hoofdstuk gewijd, met als titel Het IJ centraal. Langs beide oevers wil men torens ‘boven 80 meter’, waarvan de impact voor de binnenstad vergelijkbaar zou zijn met die van de Rembrandttoren: ‘op circa twee kilometer afstand, en daarmee perspectivisch wegvallend’. In werkelijkheid komen die torens echter veel dichter bij het centrum (afb. 2). Bij ‘boven 80 meter’ wordt zelfs gedacht aan 135 meter, zoals bij navraag bleek. Deze torens zijn vooral bedoeld om landschappelijke ruimte te maken, alsof het IJ daaraan zijn aantrekkingkracht zou moeten ontlenen.

Voor de hoogbouwplannen langs de Ring wordt een uitzondering gemaakt voor ‘de A10 in Noord, pal tegenover Waterland, waarlangs hoogbouw in principe niet gewenst is’. Dit lijkt mooi, maar als men Waterland werkelijk visueel wil beschermen moet de toevoeging ‘in principe’ worden geschrapt.

Aanvechtbare argumentatie

Men redeneert vanuit het axioma dat verdichting hoogbouw impliceert, wat door deskundigen als architect Rudy Uytenhaak wordt bestreden. Hij heeft de resultaten van vier jaar onderzoek aan de TU Delft samengevat in zijn Steden vol ruimte. Hoge dichtheden zijn ook zonder hoogbouw mogelijk, als men bijvoorbeeld maar het juiste woningtype kiest. Hij toont aan dat een woningdiepte van zestien meter in plaats van de gebruikelijke tien meter al wonderen doet. De deugdelijkheid van dergelijke theorieën is in de praktijk afdoende bewezen. Borneo-Sporenburg telt per hectare meer dan twee keer zoveel woningen als de inmiddels gesloopte honingraten in Zuidoost.

Onderzoek en Statistiek (O&S) voorspelt op demografische gronden dat Amsterdam in 2030 naar 827.000 inwoners zal groeien, de structuurvisie doet hier nog een schepje bovenop door te mikken op 850.000 à 900.000 in 2040. Het aantal woningen en bijbehorende voorzieningen zal dan navenant mee moeten groeien. De bestemmingsplannen zullen worden getoetst aan het nog te verschijnen deel 3 van de structuurvisie, dat echter slechts het tijdsbestek tot 2020 beslaat. Tot dan komt er ten westen van de Singelgracht tot aan de hoogbouw bij de ringweg geen huis bij en in de overige aangrenzende stadsdelen slechts op grote afstand van de Singelgracht. Waar er geen woningen bijkomen is er per definitie ook geen sprake van verdichting, laat staan van hoogbouw. Zelfs als men uitgaat van de cijfers van O&S voor 2030 blijft deze redenering houdbaar. De aannames van de structuurvisie voor 2040 zijn niet onderbouwd, wellicht is er over zoveel jaar sowieso geen sprake meer van groei.

De hoogbouw wordt voornamelijk bepleit vanuit kwantitatieve overwegingen en vanuit het ijle begrip ‘metropolitaan’. Maar is de ambiance tussen Amsterdamse hoogbouwkolossen wel vergelijkbaar met bijvoorbeeld die van Manhattan? Zou er tussen de hoogbouw langs de A10 werkelijk een prettige sfeer ontstaan? In Sloterdijk en bij de Arena is het alleen druk in het spitsuur, het is daar dikwijls winderig en na zessen doodstil. Kortom, geen bruisend stadsleven, wat juist de bedoeling was van de hele operatie. Aan dergelijke aspecten wordt geen woord besteed en er is blijkbaar geen onderzoek naar verricht, waardoor de verkeerde beslissingen dreigen te worden genomen.

Maar hoe moet het dan wél?

Een voorstel

Het succes van elk stedenbouwkundig ontwerp is afhankelijk van de vraag of de bebouwing publieke ruimte vormt waarin de stedeling zich thuis voelt. Dat lijkt een beter uitgangspunt voor de structuurvisie dan een abstract geformuleerd pleidooi voor hoogbouw.

Daarnaast moeten de nodige hoogtebepalingen scherper worden geformuleerd, wat volgens de hoogbouwnota van 2008, geschreven met het oog op de Unesco-aanvraag, ook de bedoeling was. Ligt het dan niet voor de hand de bestaande bestemmingsplannen als uitgangspunt te nemen? In het centrum zijn de toegestane hoogtes daarin bijna per pand vastgelegd, wat recht doet aan het fijnmazige karakter van de bebouwing aldaar. Aanscherping van die bestemmingsplanbepalingen lijkt niet nodig, een conserverende bepaling in de structuurvisie zou volstaan. Men zou kunnen vastleggen dat daar ook bij toekomstige planwijzigingen niet in de hoogte van mag worden afgeweken. Om de zaak niet helemaal op slot te zetten zou een vrijstellingsbevoegdheid voor B&W moeten worden opgenomen voor uitzonderingen, met als criterium dat het stadsbelang geschaad zou zijn bij het niet verlenen van de vrijstelling. Dit stelsel van bepalingen zou dan verfijnd moeten worden voor de diverse hoogtecategorieën. Voor het gebied tussen Singelgracht en de hoogbouwstroken langs de Ring zou ten zuiden van het IJ een soortgelijk regiem moeten gelden met grotere hoogtematen. Het IJ ligt echter zo dicht bij het centrum dat het als bufferzone behandeld moet worden, al hoort het daar officieel níet bij. Het Van Hasseltkanaal in Noord ligt op ongeveer anderhalve kilometer van de zuidelijke IJ-oever, daar kan hoogbouw minder kwaad. Langs het noordelijke deel van de A10 hoort helemaal geen hoogbouw.

Op die manier zou een gelaagde en hopelijk geslaagde hoogbouwzonering ontstaan. Er is niets tegen hoogbouw, mits met verstand en op de juiste plaats toegepast. Maar het centrum mag daar geen schade van ondervinden, anders zagen de metropoolbouwers de tak af waar zij op zitten. Zo bezien is het – ook voor hen – een geluk dat er tussen droom en daad soms wetten in de weg staan. En praktische bezwaren.

Hendrik Battjes

De tien Pijlers

De doeleinden waarvoor Amsterdam zich wil inspannen kort samengevat:

  1. een hoogstedelijke kern, qua omvang en kwaliteit passend bij een metropool
  2. een breed pakket aan woonmilieus in de metropoolregio
  3. een regionaal OV-systeem als drager van grootstedelijke ontwikkelingen
  4. samenhang tussen stedelijk leven en openbare ruimte, groen en water
  5. versteviging van de kenniseconomie en innovatie in de metropoolregio
  6. een goede toekomst voor de mainports Schiphol en zeehaven
  7. een duurzame, klimaatneutrale en waterbestendige stad
  8. een sociaal duurzame en ongedeelde stad
  9. groei en spreiding van het toerisme, gepaard met kwaliteitsverbetering
  10. voorbereiding en ruimtelijke maatregelen voor de Olympische spelen van 2028.
(‘De Pijlers’, DRO, april 2009)

(Uit: Binnenstad 237, december 2009)

Meer lezen:
[Brief aan het gemeentebestuur] inclusief nota (PDF-bestand)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.