Paleis op de Dam

Bouwkundig herstel van de gevels

De gevels van het Paleis op de Dam zijn weer in het zicht gekomen. Ze zien er een stuk schoner en vooral minder bont uit. De Rijksgebouwendienst heeft met behulp van droog microstralen de donkere stenen lichter en met krijt de lichtere stenen donkerder gemaakt. Vooral de restauratiesteen uit de twintigste eeuw was zeer storend aanwezig. Over deze cosmetische schoonmaakbeurt met het doel de gevels te ‘ontstoren’ is veel discussie geweest (zie: Paleisgevels bijkleuren?). Minder goed bekend is dat er ook bouwkundig herstel heeft plaatsgevonden aan de gevels; beschadigingen zijn hersteld en aangetast zandsteen is vervangen door nieuw materiaal.
De gravure van het composietkapiteel uit het architectuurtractaat van Vincenzo Scamozzi gelegd over een foto van een van de kapitelen van het paleis (foto en compilatie: Wim Ruigrok). Uit deze afbeelding blijkt dat men het voorbeeld van Scamozzi bij het hakken van de kapitelen nauwgezet heeft nagevolgd.

Het voormalige stadhuis van Amsterdam (1648-1655) werd gebouwd op het toppunt van de macht van de koopmansstad. Voor de bouw van dit destijds grootste burgerlijke gebouw ter wereld werden kosten noch moeiten gespaard. Het werd dan ook niet uit baksteen, maar geheel uit grote blokken zandsteen opgetrokken, afkomstig uit Duitse steengroeven. Hiervoor werd zowel Bentheimer als Obernkirchner zandsteen is toegepast; het gebouw bestaat voor zo’n driekwart uit Obernkirchner, voor een kwart uit Bentheimer zandsteen. Deze steensoorten werden door elkaar gebruikt, zonder enig systeem, al lijkt de Bentheimer wat meer te zijn toegepast aan de binnenplaatsen.
Obernkirchner wordt ook wel Bremer zandsteen genoemd, omdat deze steen in Bremen werd verhandeld. Hij is wat grijzer en donkerder dan Bentheimer zandsteen. De festoenen, consoles en kapitelen zijn voor het merendeel uit Obernkirchner gehakt omdat deze steensoort wat minder korrelig is dan Bentheimer zandsteen en daarom meer geschikt voor beeldhouwwerk. Dit verklaart ook de uitzonderlijke scherpte die de zeventiende-eeuwse ornamenten nog steeds hebben, al is deze fijne detaillering eigenlijk alleen op de steiger te zien, niet vanaf straatniveau. Al die eeuwen hebben de elementen er geen grip op gekregen. Wel waren vooral de festoenen erg zwart geworden, maar door de onlangs voltooide ‘cosmetische behandeling’ zijn ook deze ornamenten flink opgeknapt.

Festoen met granaatappels, zwart gekleurd door luchtverontreiniging (foto: Wim Ruigrok).
Hetzelfde festoen, na de behandeling met "microstralen" (foto: Wim Ruigrok).

De gevels hebben twee zware kroonlijsten, een halverwege de gevel en een helemaal bovenaan, direct onder de daken. Doordat deze lijsten wel 80 cm uitsteken, hebben ze het meest te lijden gehad van wind en regen. Sommige stukken waren zwaar aangetast door vocht; het zandsteen was verkruimeld en de ornamentiek minder goed zichtbaar. Die delen die bouwkundig niet te handhaven waren, zijn weggehakt en vervangen door nieuw gemaakte onderdelen. Hierbij zijn niet de gehele blokken vervangen, maar alleen de gedeelten die waren aangetast. Bij het bouwkundig herstel van de gevels is uitsluitend Obernkirchner zandsteen gebruikt. Eén gaaf gedeelte van de kroonlijst is uitgenomen en overgebracht naar het atelier van de zandsteengroeve in Obernkirchen, nabij de groeve in Bückeburg om als voorbeeld te dienen. Inmiddels is het originele blok weer teruggeplaatst. Deze groeve in Bückeburg is in zoverre interessant dat zij vanaf de zeventiende eeuw onafgebroken in gebruik is geweest. De geologische lagen zijn 80 cm dik en dat is niet toevallig ook de hoogte van de blokken in de paleisgevels. Ze worden met een shovel zo uit de heuvel gelicht.

Een deel van de architraaf van de kroonlijst is uitgenomen om door nieuwe delen te worden vervangen (foto: Wim Ruigrok).
Alleen die delen van de kroonlijst die zijn "verkruimeld", worden vervangen (foto: Wim Ruigrok).

Behalve in het atelier van de groeve nabij Obernkirchen, zijn de nieuw gemaakte delen van de kroonlijst ook in twee andere ateliers, namelijk in Zottegem (België) en bij beeldhouwer Ton Mooy in Amersfoort, gehakt. In december 2008 hebben een monumentenadviseur van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en een waarnemer van het Amsterdamse Bureau Monumenten en Archeologie het atelier in Obernkirchen bezocht om de kwaliteit van het nieuw gemaakte werk te beoordelen. Dat bleek buitengewoon goed te zijn, met volledig begrip van het zeventiende-eeuwse steenhouwwerk. Het bleek zelfs iets te goed te zijn, want het handmatig uitgevoerde frijnwerk was te regelmatig. In de zeventiende eeuw werden de lijnen met een tandijzer gemaakt en waren ze daardoor wat minder gelijkvormig. Men kreeg het opmerkelijke advies bij wijze van spreken iets minder goed werk af te leveren.
Overigens is gebleken dat de delen van de kroonlijst die al in de jaren dertig en zestig van de twintigste eeuw zijn vervangen, minder scherp zijn gebeeldhouwd dan het originele zeventiende- eeuwse werk en dus ook van mindere kwaliteit zijn dan de nu nieuw gemaakte gedeelten. De bouwkundige kwaliteit was echter goed, dus er is niet voor gekozen dit mindere werk te vervangen. Dat zou in strijd zijn met het restauratieprincipe ‘behoud gaat voor vernieuwen’.

Het aanhelen van een composietkapiteel, waarvan de detaillering nauwelijks lijkt te zijn aangetast (foto: Wim Ruigrok).
Korintisch kapiteel waarvan de bovenzijde onlangs is vervangen (foto: Wim Ruigrok).

Behalve de vervanging van de aangetaste delen van de zandstenen gevels is er ook veel aandacht besteed aan het voegwerk. Bij de bouw had het gebouw nauwelijks voegen; de zandstenen blokken werden koud op elkaar geplaatst. Daardoor kreeg het gebouw het karakter van een monoliet. De voegen doorkruisen dit beeld. Vooral in de twintigste eeuw zijn de voegen uitgeslepen en gevuld met een te harde mortel. Deze mortel is uitgenomen en vervangen door een passende reparatiemortel waarbij het mogelijk was om het oorspronkelijke beeld van het verfijnde stelwerk van de zandsteenblokken te herstellen. Zo heeft men getracht de oorspronkelijke ‘nulvoeg’ terug te brengen. Deze ingreep is echter niet uitsluitend esthetisch. Het uitnemen van het te harde portlandcement is ook om bouwtechnische redenen van belang om de gevels een betere vochthuishouding te geven.

De restauratie van de paleisgevels heeft interessante feiten aan het licht gebracht. Zo weten we nu precies welke stenen origineel zijn en welke in de twintigste eeuw vervangen. Ook zijn we ons beter gaan realiseren hoe bijzonder dit gebouw is. De kwaliteit van het zeventiende-eeuwse beeldhouwwerk was ongeëvenaard, een van de redenen waarom het het ‘achtste wereldwonder’ werd genoemd. Het kan nu weer zeker een halve eeuw mee.

Walther Schoonenberg

Naschrift

De gevels van het Paleis op de Dam zijn nog niet helemaal in het zicht gekomen. De Rijksgebouwendienst heeft besloten daar mee te wachten totdat ook de timpanen zijn schoongemaakt.

(Uit: Binnenstad 241, augustus 2010)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.