De Zandhoek ligt aan de oostzijde van het Realeneiland, een van de drie Westelijke eilanden. Deze drie eilanden werden vanaf 1612 aangelegd en behoorden tot het eerste gedeelte van de grote uitleg van de Amsterdamse grachtengordel. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de Jordaan en Haarlemmerdijk kwam de bebouwing op de eilanden maar langzaam op gang. De oorzaak hiervan was onenigheid tussen de koopman/regent Reijnier Reaal, die hier met voorkennis grote stukken grond had gekocht, en het stadsbestuur. In 1625 stonden hier wat verspreide bedrijven en een paar scheepswerven. In 1634 kreeg de kade de bestemming als zandmarkt en vanaf die tijd werd zij Zandhoek genoemd. De eerste woonbebouwing op de Zandhoek verrees in 1637: Zandhoek 1 (met gevelsteen ‘De Fortuin’) tegelijkertijd met het hoekpand Realengracht. Op foto’s van Jacob Olie is dit pand duidelijk zichtbaar en een tekening van A. van Teijne uit 1926, die bewaard wordt in het Stadsarchief, toont het kort daarvoor gesloopte pandje. De gevelsteen met Fortuna is zoekgeraakt.
De zoons van Reijnier Reaal, Hendrick en Frans, verkochten in 1656 de erven Zandhoek 2 tot en met 7 (tot de Taanstraat) aan particulieren. In het jaar daarop verrezen hier zeven vrijwel gelijke woonhuizen met gezamenlijke bouwmuren, elk met een eenvoudige trapgevel zoals nog te zien is op nr. 6.
Het erf Zandhoek 3 werd op 12 juni 1656 aangekocht door Jan Teunisz., smalschipvoerder, voor een bedrag van fl. 625. Een smalschip was een beurtschip, speciaal gebouwd om de smalle sluis bij Gouda te kunnen passeren, de schepen hadden een breedte van 4,68 meter. Door diverse verervingen in de loop van de zeventiende en achttiende eeuw kwam het pand in bezit van Jan Arentsz. Gortsak en via hem van zijn dochter Adriana. Dat de eigenaar niet altijd de bewoner is, blijkt uit het Register van de Personele Quotisatie van 1742. Daar wordt E. Bootsman, slepersbaas, met een inkomen van fl. 2500, 1 koets, 1 paard en een dienstbode, als huurder genoemd. Hij betaalde een huur van fl. 300.
Op 12 november 1766 verkocht makelaar Gerrit Jarman, als gemachtigde van Adriana, het pand voor fl. 3450 aan Gerrit van Raalte. In de akte wordt het pand omschreven als ‘huis en erf op de Zandhoek, de Eendracht in de gevel, tussen Taanstraat en Zandhoekgracht’ – de oude naam voor Realengracht. Het is de eerste keer dat deze gevelsteen wordt genoemd. Het is niet duidelijk of de steen De Eendracht zich vanaf de bouw van het pand in 1656/57 in de gevel heeft bevonden of dat hij bij een latere verbouwing is aangebracht. Mij lijkt, gezien de bij een vergroting van de vensters van de eerste verdieping weggehakte bovenhoeken, dat de steen werd aangebracht in de oorspronkelijke bebouwing en diverse verbouwingen en aanpassingen heeft overleeft.
In de loop van de negentiende en twintigste eeuw ging de allure van de Zandhoek geleidelijk aan verloren. Omstreeks 1940 waren alle woningen onbewoonbaar verklaard en sommige tot ‘tijdelijk noodverblijf’ aangemerkt. Om dreigende sloop te voorkomen werden de panden tot gemeentelijk monument verklaard. Zandhoek 4 is in 1949 aangekocht door de Vereniging Hendrick de Keyser. Het was toen verdeeld in vijf woningen en werd in 1954 gerestaureerd. In de loop van de volgende jaren is het hele rijtje tot de Taanstraat gerestaureerd. In Het Parool van 22 april 1954 verscheen een artikel over de voltooide restauraties van o.a. Zandhoek nr. 2 en 6.
De gevelsteen
De gevelsteen stelt een op z’n achterpoten staande, naar links gewende leeuw voor, met in zijn opgeheven rechterklauw een zwaard, terwijl hij met de linkerklauw een pijlenbundel vasthoudt. Op de onderrand staat in hoofdletters DE EENDRACHT. Een leeuw, op deze wijze voorgesteld maar dan gekroond, staat (als veel gebruikt) symbool voor de Republiek de Zeven Verenigde Nederlanden, ook wel de Zeven Provinciën genoemd. De heraldische kleuren van dit wapen zijn: een goud gekroonde gouden leeuw op een rood veld met een blauwe tong en blauwe nagels. De zeven pijlen zijn van zilver met gouden punten. De leeuw op de gevelsteen van Zandhoek 4 draagt echter géén kroon en moet geïnterpreteerd worden als de Hollandse Leeuw. De heraldische kleuren van dit wapen zijn: een rode leeuw op een gouden achtergrond met blauwe tong en nagels.
Bij het kleuronderzoek, door Wil Abels begin maart uitgevoerd, kwam als oudste en meest originele kleur op de leeuw inderdaad rood tevoorschijn.
Op 27 januari 1634 verkoopt Neel Jans, weduwe van de boekdrukker Pieter de Cater, een perceel in de Boomstraat, dat in de akte wordt omschreven als een erf en getimmerte. Nog in hetzelfde jaar werd de koop overgedaan aan Isaacq Francen, van beroep schoenlapper. Uit de prijs die betaald werd, fl. 433, kunnen we opmaken dat het in de akte genoemde ‘getimmerte’ geen woonhuis was, maar eerder een loods of een schuur. Dit hoeft ons niet te verwonderen, want na de aanleg van het eerste gedeelte van de stadsuitleg, begonnen in 1613, bleven in de Jordaan nog veel erven onbebouwd of werden de opstallen die reeds langs de voormalige poldersloten en -paden stonden, (voorlopig) gehandhaafd.
In 1656 – schoenlapper Isaacq Fransz (Francen) was kennelijk overleden – werd het perceel in de Boomstraat, nu omschreven als ‘huis en erf’, door de erven verkocht aan Grietje Laurens, weduwe van de schoolmeester Evert Hendricksz. Gezien de prijs van fl. 950 was het ‘huis’ nog altijd niet veel bijzonders. Uit de ‘aanslagregisters’ (verpondingskohieren van nieuwe gebouwen) betreffende Wijk 49 over de jaren 1654-1669, waarin de aanslag voor Boomstraat 61 (oud nummer 63) met 13 ponden, 2 schellingen en 8 penningen werd verhoogd, blijkt echter dat Grietje Laurens een geheel nieuw pand heeft laten bouwen. In het nieuwe pand werd een gevelsteen met een gekroonde zespuntige ster en het bouwjaar ‘1663’ aangebracht. De achtergrond van deze voorstelling is niet duidelijk. Het is opmerkelijk dat in geen van de latere koop- of verkoopakten de gevelsteen als huisnaam wordt genoemd.
Het pand dat Grietje Laurens heeft laten bouwen zal de trapgevel zijn geweest die in de Voorlopige monumentenlijst (1928) op pagina 169 nog als fragment van een zeventiende-eeuwse trapgevel wordt omschreven. Waarschijnlijk was de steen dik overschilderd want het jaartal wordt niet genoemd. Ook Suasso (1875) en de Noord-Hollandsche oudheden (VIe stuk, 1903, pag. 15) geven geen jaartal. Alings heeft de steen over het hoofd gezien, hij noemt in de Boomstraat alleen de steen ‘In de Solderschuydt’ op nr. 26.
Het huidige pand is ook een trapgevel maar dan van het ‘Van Houten-type’ uit circa 1930, vlak gemetseld met drie even hoge verdiepingen. Tot de zomer 2011 zat de gevelsteen pal boven de puilijst en ontbrak een stuk aan de onderzijde. Bij een restauratie in dat jaar door Wil Abels in opdracht van Woonstichting De Key werd de gevelsteen op verzoek van de VVAG 45 cm hoger geplaatst en kon het ontbrekende deel worden aangeheeld.
Onno Boers
met dank aan Hans Brandenburg voor het huisonderzoek
(Uit: Binnenstad 254/255, nov./dec. 2012)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.