Jan Ernst van der Pek 1865-1919

Architectuur als roeping

Jan Ernst van der Pek is niet de ideale kandidaat voor deze rubriek. Hij was namelijk geen eenvoudig opgeleide ambachtsman die op traditionele wijze onopvallende maar goede gebouwen maakte. Van der Pek had in Delft gestudeerd. Toch was het niet zijn ambitie om te schitteren als de ontwerper van spectaculaire architectuur.
Lindengracht 206-220

Rond 1900 diende zich een probleem aan in de bouwkunst dat in zijn ogen veel belangrijker was dan een glanzende carrière en prestigieuze opdrachten: de volkshuisvesting. Daarin viel voor een architect geen eer te behalen, dachten tijdgenoten, P.J. Hamer, B. de Greef en later H.P. Berlage waren uitzonderingen. Vóór de Woningwet van 1901 was het vrijwel onmogelijk om aanvaardbare en toch betaalbare volkswoningen te bouwen. De arbeidende klasse woonde in oude en uitgewoonde huizen, opgesplitst in minimale woningen. Ook na 1901, toen subsidies beschikbaar kwamen voor woningbouwverenigingen, beschouwden architecten de volkshuisvesting als een bijzonder ondankbare opgave, alleen idealisten hielden zich daarmee bezig. Het beschikbare budget bood immers geen enkele mogelijkheid voor het maken van goede sier. Pas later werd de massawoningbouw door schaalvergroting interessant voor het gemiddelde architectenbureau.

Van der Pek debuteerde in 1890 met een heel conventioneel woonwinkelhuis, gebouwd voor zijn vader, een succesvolle middenstander: Kalverstraat 28, in de toen gangbare stijl van de Hollandse neorenaissance. Weteringschans 231-233, ook in opdracht van zijn vader, was al minder conventioneel. Deze betrekkelijk deftige burgerhuizen uit 1892 zijn zorgvuldig gedetailleerd maar hebben toch een opvallend sober en zakelijk karakter. Daarna volgde zijn ware debuut, als ontwerper van een groot complex volkswoningen in opdracht van de filantropische Bouwonderneming Jordaan: Lindengracht 206-220 / Goudsbloemstraat 125-139, voltooid in 1896. Het was pionierswerk, woekeren met plattegronden, met als eindresultaat huren die toch nog veel te hoog waren voor eenvoudige werklui, laat staan echte armoedzaaiers. Slechts negen van de honderddrie weggesaneerde gezinnen keerden terug in de nieuwbouw.

‘Krotopruiming’ wordt altijd kritiekloos bejubeld door historici, maar juist Van der Pek dacht daar genuanceerder over. Hij had namelijk een scherp oog voor de schilderachtige schoonheid van de historische stad, ondanks alle veroudering en verwaarlozing. Daarom was de Woningwet met haar ruime onteigeningsmogelijkheden in zijn ogen niet alleen een zegen maar ook een gevaar. Voor het project van de Bouwonderneming Jordaan werd een groot deel van een bouwblok gesloopt, eigenlijk tot ongenoegen van de architect die de nieuwbouw ontwierp. Dit resulteerde in een zorgvuldige documentatie van de bestaande toestand, met foto’s en een reeks bijzonder aardige door Van der Pek gemaakte tekeningen. Zijn bedenkingen bij de Woningwet bleken al snel profetisch te zijn. Onder de bezielende leiding van de Woningdienst werd in de loop van de twintigste eeuw vrijwel de gehele oostelijke binnenstad weggevaagd.

Verenigingsbouw

Van der Pek zou nooit meer in de historische stad bouwen, maar realiseerde wel een reeks befaamde projecten voor de Coöperatieve Bouwvereeniging Rochdale en voor de Vereeniging Amsterdamsch Bouwfonds. Voor Rochdale realiseerde hij in 1909 de eerste Amsterdamse woningwetwoningen aan de Van Beuningenstraat. In 1911 werd een groot blok tussen de Eerste Atjehstraat en de Balistraat voltooid, voor dezelfde opdrachtgever. Wat opvalt bij al deze vroege woningbouw is dat de ontwerper zich vooral heeft toegelegd op het maken van goede en degelijke huurwoningen. Van een herkenbare architectuur voor de verenigingsbouw kan echter niet gesproken worden. Wat dit betreft was Van der Pek net zo stuurloos als vrijwel al zijn tijdgenoten. De gevels zijn vooral sober en hebben in wezen een traditioneel karakter. Het was de Amsterdamse School die de nieuwe opgave van de massawoningbouw tenslotte ook architectonisch expressie wist te geven.
Ook het enorme Amsterdams Tehuis voor Arbeiders aan de Marnixstraat, voltooid in 1918, getuigt van stilistische onzekerheid. Het is een stoer gebouw dat geen enkele dialoog voert met de toenmalige ontwikkelingen in de bouwkunst. Ook tijdgenoten merkten op dat Van der Pek hier het contact met zijn eigen tijd geheel was kwijtgeraakt. Dat was echter niet het geval bij het laatste woningbouwproject dat hij uitvoerde, in Amsterdam Noord. De Van der Pekbuurt werd door hem ontworpen, inclusief het stedenbouwkundig plan, in opdracht van de Woningdienst. Eind 1917 ging de bouw van start. Het stratenplan van de buurt borduurde voort op ideeën die afkomstig waren uit de Engelse tuinstadbeweging, met name het boek Town Planning in Practice van Raymond Unwin, dat in 1909 was verschenen. Voor de architectuur liet Van der Pek zich inspireren door recent werk van zijn goede vriend H.P. Berlage in de Transvaalbuurt en aan het Spreeuwenpark in Amsterdam Noord. Ondanks deze wat weerbarstige vormentaal is het een vriendelijk dorpje geworden, omdat twee bouwlagen met een kap nu eenmaal anders oogt dan woonkazernes met vier lagen.
De ironie van de geschiedenis wil nu dat de eigenaar, tegenwoordig IJmere, van plan is om de Van der Pekbuurt grondig te saneren, liefst met sloop/nieuwbouw. De bewoners zijn daar niet gelukkig mee en geven de voorkeur aan renovatie. Ook daarbij zal echter sprake zijn van ingrijpende wijzigingen en vernieuwingen. Ongetwijfeld zou Van der Pek zelf elke vorm van woningverbetering toejuichen, maar het is in dit geval goed om nog eens stil te staan bij zijn bedenkingen inzake de Woningwet. Het zou, achteraf beschouwd, veel verstandiger zijn geweest om die zogenaamde krotten aan de Lindengracht netjes te restaureren. De resulterende woningtypen waren dan flexibeler en ongetwijfeld populairder geweest. De lessen uit de stadsvernieuwing kunnen niet misverstaan worden. Sloop/nieuwbouw levert op korte termijn volkshuisvestelijke winst op, maar resulteert op langere termijn altijd in berouw. Bedenk dus: niet weer doen is het beste berouw.

Vincent van Rossem

Carol Schade, J.E. van der Pek (1865-1919). Pionier van de volkshuisvesting, Rotterdam (Stichting Bonas) 2010.

Vorige aflevering: Roelof Kuipers (1855-1922), Tjeerd Kuipers (1857-1942), Foeke Kuipers (1871-1954) (Binnenstad 253)
Volgende aflevering: Hendrik Leguyt (1840-1907) (Binnenstad 259)

[Amsterdam 1900]

(Uit: Binnenstad 254/255, november/december 2012)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.