Grote hotels in Amsterdam

De reiziger die Amsterdam binnenkomt via het Centraal Station ziet rechts van het Damrak meteen een beknopte geschiedenis van de hotelbouw in Amsterdam. Op de hoek, om twee kleinere huisjes heen, staat het oudste deel van het Victoriahotel (nu Victoria Plaza Hotel), dat in 1890 zijn deuren opende. Architect van dit rijk uitgedoste paleis voor de reiziger was de Duitser Johann Friedrich Henkenhaf, die eerder al was betrokken bij de bouw van het Kurhaus in Scheveningen en van een hotel van Krasnapolsky. Dit hotel bouwde hij voor zichzelf. Dergelijke monumentale hotels uit het einde van de negentiende eeuw genieten in Amsterdam terecht bijna zonder uitzondering een monumentenstatus.
Het houtskelet van Prins Hendrikkade 35 (gesloopt voor de uitbreiding van het Victoriahotel).

Rechts daarvan tot aan de Hasselaerssteeg staat een veel eenvoudiger uitbreiding uit 1915 van architect G.A. van Arkel (met het woord Travelex boven het dak). In 1988 kwam de niet al te inspirerende blokkendoos gereed rechts van de Hasselaerssteeg (Prins Hendrikkade 34-38) als de zoveelste grootschalige hotelreus die sinds de jaren zeventig van de twintigste eeuw in Amsterdam uit de grond werd gestampt. Hoewel stadsdeel Centrum een stop afkondigde voor nieuwe hotelprojecten, zitten er nog een flink aantal in de pijplijn en komen er de komende jaren nog behoorlijk wat hotelbedden bij. Welke problemen leverden de grote hotels op voor het stadsbeeld in het verleden en wat waren hun zegeningen? Hier een aantal min of meer willekeurige voorbeelden.

De uitbreiding uit 1988 wekt door zijn grote omvang en weinig aansprekende vorm de indruk een steen des aanstoots te zijn geweest voor liefhebbers van het Amsterdamse stadsbeeld, maar dat valt mee. Ook de VVAB oordeelde doorgaans mild over de komst van grote hotels en zag aan hun komst ook geregeld positieve kanten. Zelfs bij de uitbreiding van het Victoriahotel vielen de protesten mee. In dit geval van deze uitbreiding uit 1988 betreurde de VVAB bij monde van Geurt Brinkgreve vooral het verdwijnen van een vroeg zestiende-eeuws achterhuis, dat uiteindelijk als houtskelet in het restaurant van het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen is terechtgekomen [Meer lezen]. Vaak gaven grote hotels als kapitaalkrachtige partij ook iets terug aan de stad.

Het Sonestahotel (nu Renaissancehotel)

Het Sonestahotel, gezien vanaf de Spuistraat, met de Ronde Lutherse Kerk op de achtergrond.

In 1975 verrees het enorme Sonestahotel (Kattengat 1) naar ontwerp van Gerard de Klerk, dat bijna de gehele noordelijke straatwand van het Kattengat beslaat en een flink stuk van de aansluitende straatwand aan de Spuistraat. Op het verrijzen van dit hotel reageerde Geurt Brinkgreve, de oprichter van de VVAB, in juni 1978 in De Lamp van Diogenes 50: "allerminst een ramp dat het gele geraamte van Het Vrije Volk plaats maakte voor het Sonestahotel dat beter in het stadsbeeld past, en dat de stimulans gaf voor de restauratie van de Ronde Lutherse en van de zwaar verkrotte huizen langs de Stroomarkt door Stadsherstel". Inderdaad gaf het hotel de leegstaande zeventiende-eeuwse koepelkerk na restauratie een nieuwe bestemming als congrescentrum. Sindsdien heeft het hotel dit belangrijke en gezichtsbepalende rijksmonument onder zijn hoede genomen. De komst van het hotel maakte een eind aan de verloedering in de directe omgeving, een invloed die tot op heden waar te nemen valt. Met de betere inpassing zal Brinkgreve niet hebben gedoeld op de omvang en hoogte van het gebouw, die geen verbetering betekenden vergeleken met de voorganger op die plaats, maar op het kleine formaat en de verticale vorm van de vele vensters, die binnen het enorme geveloppervlak nog enigszins aansluiten bij de oude bebouwing. Verder maakt de gevel echter een saaie en karakterloze indruk.

De Rode Burcht die plaats maakte voor het hotel.

Met het verdwijnen van het ‘gele geraamte’ en de ‘betere inpassing’ zouden wij overigens veel minder tevreden zijn geweest. Voor de komst van het hotel stond er op dezelfde plaats vanaf 1931 inderdaad een ander groot gebouw, waarvoor de vele kleine huisjes in dit gedeelte van de stad het veld hadden moeten ruimen: het roemruchte gebouw van de Arbeiderspers, waarin ook Het Volk (na de Tweede Wereldoorlog voortgezet als Het Vrije Volk en gedurende enkele jaren de grootste krant van Nederland) werd uitgegeven. Dit socialistische bolwerk stond bekend als de Rode Burcht. Het omvatte een drukkerij, een uitgeverij, een boekwinkel voor de eigen uitgaven en dus een krantenredactie. De uiterst bescheiden, ‘progressieve’ architect Jan Willem Eduard Buijs ontwierp dit gebouw kort nadat hij een ander socialistisch bolwerk had voltooid, het gebouw van de coöperatie De Volharding in Den Haag. Dit gebouw prijkt als een zeer belangrijk voorbeeld van het modernisme in Nederland op de lijst van rijksmonumenten. Als de Rode Burcht, waarvan de gevels waren opgetrokken uit gele baksteen, wat langer was blijven staan, zou het om zowel historische als kunsthistorische redenen met gemak zijn aangewezen. In de jaren zeventig was het plaatsen van modernistische gebouwen van minder dan 50 jaar oud op de rijkslijst nog niet mogelijk. Brinkgreve, die vooral een lans brak voor de schilderachtige kwaliteiten, had doorgaans weinig op met het modernisme in de binnenstad. We zouden met de inzichten van nu, als we in dezelfde schoenen stonden, voor herbestemming van de Rode Burcht hebben gepleit.

Pulitzer

Het Pulitzer aan de Prinsengracht met de achter de rooilijn geplaatste ingang.

Het hotelcomplex van Pulitzer aan de Keizersgracht en de Prinsengracht (Prinsengracht 315-331) is door Geurt Brinkgreve en de VVAB diverse keren opgevoerd als een gelukkig voorbeeld van het onderbrengen van een groot hotel in de fijnmazige structuur van de oude binnenstad. Het complex, dat is ondergebracht in bestaande grachtenpanden, kwam in verschillende fasen tot stand. In de jaren zestig stonden veel grachtenpanden er vervallen bij en konden deze voor een relatief bescheiden bedrag worden aangeschaft. Peter Pulitzer kocht tien bijeen gelegen panden om ze uit te baten als hotel met het binnenterrein als verbindende schakel. Daarbij werden de gevels keurig opgeknapt. Voor deze eerste fase leverde Gerard de Klerk de plannen. In 1975 kwamen er nog twee grachtenpanden bij, in 1981 een huis aan de Reestraat en in 1988 vond een grote uitbreiding plaats door Bart van Kasteel, waarbij de gevel van Prinsengracht 323 met een nieuwe ingang iets naar achteren werd verplaatst, waardoor een klein voorplein ontstond. Er vond geen aantasting plaats van het stadsbeeld en de grachtenpanden werden allemaal opgeknapt en goed onderhouden, maar ze kregen wel een andere indeling. Aan de Prinsengracht, waar zich de ingang bevindt, zorgt het hotel voor aardig wat leven en komen en gaan er voortdurend gasten. De negen aansluitende panden aan de Keizersgracht wekken echter een wat doodse indruk. De ingangen in dit gedeelte van de gracht zijn er nog wel, maar worden niet meer gebruikt en achter de vensters woont niemand meer. Voor de herbestemming tot hotel is toch wel een prijs betaald.

Radisson SAS

De drie monumenten (Rusland 9-13) waar het Radisson SAS-hotel in 1988 omheen is gebouwd. Het papierpakhuis aan Rusland dat plaats maakte voor het hotel.

Net als bij het Sonesta was de oude bebouwing op de plaats waar in 1988 de nieuwbouw van het Radisson SAS-hotel (Rusland 17) verrees, voordien al gesloopt. Een groot deel van de bebouwing aan de noordzijde van het Rusland maakte in 1955 plaats voor een modernistisch papierpakhuis van de firma Proost en Brandt, die in de zeventiende-eeuwse brouwerij Het Lam of ’t Wapen van Amsterdam aan de overkant van de straat was gevestigd. Tot de gesloopte gebouwen hoorde het katholieke kerkgebouw De Ster op nummer 7, dat in 1848 was verrezen op de plek van een vroegere schuilkerk. Van de kerk bleef alleen de achtergevel over. De firma moest de drie monumenten, de nummers 9-13, echter laten staan. Zij vormden een onderbreking in het enorme betonnen pakhuis. De papierhandel trok uiteindelijk weg uit de binnenstad, waarna het complex overging naar de hotelketen. De nog resterende achtergevel van De Ster en de voorgevels van de drie resterende pandjes werden opgenomen in het nieuwe hotel. In de oude brouwerij ’t Wapen van Amsterdam op de hoek van de Kloveniersburgwal kwamen 70 kamers met voorzieningen voor conferenties, en aan de noordzijde van het Rusland nog eens 190 kamers, restaurants, bars en winkeltjes. Een tunnel verbindt de beide onderdelen van het complex. "Kunnen wij daar als liefhebbers van onze binnenstad blij mee zijn?", vroeg Brinkgreve zich af in De Lamp van Diogenes in het nummer van juli 1988. Alles was in ieder geval beter dan leegstand met alle verloedering van dien, stelde hij. Liever had hij woningen gezien, maar hij betoonde zich realist genoeg om in te zien dat op elke plaats woningen laten verrijzen uiteindelijk economisch niet haalbaar zou zijn. Per saldo betoonde hij zich een realist: "Dat de ene bedrijfsbestemming door een andere wordt vervangen, is geen reden tot protest. Een hotel, ook een luxe hotel voor veel verterende zakenlieden, is geen slechtere bestemming dan een papiermagazijn. Het verschaft werkgelegenheid en omzet voor veel winkels. De bedrijvigheid van scheepvaart, handel en nijverheid van ruim een halve eeuw geleden is nu eenmaal in die vorm verdwenen, Amsterdam moet het nu grotendeels hebben van toerisme, of wij nu het prettig vinden of niet." Daar voegde hij aan toe dat de komst van een hotel van enige allure ook kansen bood: "Een verandering van bedrijfsbestemming, waarvoor 75 miljoen wordt geïnvesteerd, biedt de kans om een stukje binnenstad op te knappen en vergissingen uit het verleden te herstellen". Hij wees erop dat ook de monumenten Rusland 19 en 21 voortaan onderdeel vormden van het hotelcomplex en dat daardoor ook restauratie onderdeel vormde van het hotelproject. Hij betreurde wel dat het hotel de glazen dakopbouw op ’t Wapen van Amsterdam, toegevoegd door de papierhandelaar, niet verwijderde.

Barbizon Palace

Het Barbizon Palace uit 1993 naar ontwerp van Gerard de Klerk. De bouwpunt van het Barbizonhotel gezien vanuit de Oudezijds Kolk, met rechts het transept van de St-Nicolaaskerk. Van de panden aan de Prins Hendrikkade staan alleen de gevels nog overeind.

Door de komst van het Barbizon Palace-hotel in de late jaren tachtig kon een weinig florissante hoek van de oude binnenstad een forse opknapbeurt krijgen. De uit 1440 daterende en grotendeels in de zeventiende eeuw verbouwde en uitgebreide kerk, de Olofskapel, verkeerde voordien al jarenlang in een deplorabele staat. Een groot deel van de middeleeuwse en de zeventiende-eeuwse kappen ging bij een brand in 1966 verloren. Op last van Bouwtoezicht werden delen van de gevels vanwege instortingsgevaar verwijderd. De kapel had een nooddak en op de zerkenvloer lag een laag zand met daarover een betonnen vloer. De dichtgetimmerde kerk bood een treurige achtergrond voor een ook in sociaal opzicht totaal verloederd gebied. Deze kerk kon door de bouw van het hotel worden gerestaureerd en herbestemd tot congrescentrum van het hotel. Bij deze gelegenheid onderging tevens het houten huis Zeedijk 1, in bezit van de Vereniging Hendrick de Keyser, een restauratie, waarna het bij het hotel werd getrokken. De nieuwbouw en de restauratie van de kapel werden met succes ingezet als springplank voor de verdere rehabilitatie van de verloederde kop van de Zeedijk. De restauratie van de kapel kwam gereed in 1992 en het wat betreft de vormgeving verder weinig aantrekkelijke hotel van Gerard de Klerk in 1993. De kapel en het hotel zijn via een ondergrondse gang onder de Zeedijk met elkaar verbonden.

Grand Hotel Amrâth Amsterdam

Het Scheepvaarthuis, herbestemd tot hotel.

Het Grand Hotel Amrâth zorgde in 2001 voor enig tumult door plannen te ontvouwen voor de uitbreiding van het beroemde Scheepvaarthuis, een van de belangrijkste monumenten van de Amsterdamse School naar ontwerp van J.M. van der Mey. Het hotel wilde een oud uitbreidingsplan van het al grote gebouw ten uitvoer brengen, wat slecht viel bij de bewoners van de aangrenzende Buiten Bantammerstraat, die tegenover zich in de smalle straat de komst van een hoge straatwand vreesden. De plannen gingen niet door, maar mede dankzij het kapitaal dat dit hotel met zich meebracht kon het Scheepvaarthuis vanaf 1998 eerst aan de buitenkant en daarna van binnen prachtig worden gerestaureerd, waarna in 2007 het hotel opende. Het gebouw met het grote trappenhuis met de glas-en-loodkap, de directievertrekken en de grote vergaderzaal verkeren sindsdien weer in een uitstekende staat.

Waldorf Astoria

De grachtengevels aan de Herengracht, waarachter op dit moment een nieuw hotel tot stand komt, het Waldorf Astoria. De grachtengevels aan de Keizersgracht van hetzelfde nieuwe hotel.

Op dit moment vinden bouwwerkzaamheden plaats in Herengracht 542-556 en Keizersgracht 679-689 voor de vestiging van een zeer luxe hotel, het Waldorf Astoria. Hoewel alle panden op een na op de lijst van rijksmonumenten staan, resteert daarvan weinig meer dan de voorgevels. In 1968 maakten de panden achter de voorgevels plaats voor een bankgebouw van Mees & Hope door architect J. Trapman. Uit die tijd stamt ook de historiserende gevel van Herengracht 550-552, waarvan de kroonlijst nog afkomstig is van de gesloopte gevel. Dit pand staat sinds 2011 op de gemeentelijke monumentenlijst vanwege de herplaatste stijlkamer [Meer lezen]. Op het binnenterrein beschikt het complex over een ondergrondse parkeergarage. De weinige nog historisch waardevolle onderdelen, naast de stijlkamer nog een trappenhuis en een theehuisje, worden door het hotel gekoesterd en lopen bij de verbouwing tot hotel geen enkel gevaar. Pikant is dat dit hotel in het hoogste segment zo dicht bij het Thorbeckeplein en het Rembrandtpleinen komt. De chic van het hotel kan hopelijk wat tegenwicht bieden tegen het luidruchtige vertier daar.

En verder?

Het vml. Paleis van Justitie, een rijksmonument, staat in de etalage voor een herbestemming als hotel.

Voor grote lege gebouwen in de binnenstad is een herbestemming tot hotel niet het slechtste dat een gebouw kan overkomen. Het vroegere gebouw van het Paleis van Justitie, dat onlangs verhuisde naar het IJ-dock, staat, ondanks de stop op de verdere komst van hotels, uitdrukkelijk nog in de etalage als toekomstig hotel. Het valt te voorspellen dat er in de nabije toekomst nog wel meer grote, monumentale gebouwen leeg komen te staan die zich lenen voor herbestemming tot hotel. De monumenten kunnen dat meestal wel aan. De vraag is misschien meer hoeveel hotels de binnenstad aan kan.

Gerrit Vermeer


(Uit: Binnenstad 262, januari/februari 2014)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.